35 769 Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verkorten van de wettelijke betaaltermijn tot 30 dagen

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 7 september 2021

Inleidende opmerkingen

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, D66, het CDA, de SP en de SGP. Ik dank de leden voor hun inbreng. Hieronder ga ik, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming, graag in op de vragen en opmerkingen van de leden van deze fracties. Ik ga daarbij uit van de volgorde van de vragen in het verslag, waarbij in een aantal gevallen naar antwoorden op samenhangende vragen wordt verwezen.

I. ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden vinden het positief dat dit wetsvoorstel erop is gericht om de wettelijke betaaltermijn te verkorten tot 30 dagen, zodat het ondernemers tijdig betaald worden. Zij hebben echter nog een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen die zij aan de regering wil voorleggen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel dat erop gericht is de positie van midden- en kleinbedrijf (mkb) te versterken in relatie tot grote ondernemingen. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij delen de wens om de regelgeving met betrekking tot betaaltermijnen aan te scherpen. De praktijk leert dat mkb-ondernemingen nog regelmatig geconfronteerd worden met lange betaaltermijnen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

1. Voorgeschiedenis en probleemschets

1.1 Voorgeschiedenis

1.

De leden van de CDA-fractie merken op dat verwezen wordt naar de economische crisis van voor 2011, die onder andere werd gekenmerkt door de behoefte bij leveranciers uit het mkb om contant of op korte termijn te worden betaald, de behoefte bij afnemers aan langere betaaltermijnen of overschrijding van de overeengekomen termijn, een krimpend/stagnerend aanbod aan mkb-financiering door banken, en de noodzaak om de kasstroom richting mkb in stand te houden om ondernemingen door de crisis te helpen. Welke overeenkomsten met de huidige economische crisis ten gevolge van COVID-19 ziet de regering?

Zowel in 2009 als in 2020 raakte de Nederlandse economie in een recessie, waarin de consumptie, investeringen en internationale handel daalden en de staatsschuld opliep. De economie kromp vorig jaar met 3,8%, vergelijkbaar met de kredietcrisis in 2009. Er zijn echter ook wezenlijke verschillen tussen de crises. Zo is de oorsprong van de twee economische crises verschillend. De economische crisis die begon in 2007 is een financiële crisis en vond zijn oorsprong bij financiële instellingen. De huidige crisis vindt zijn oorsprong in een gezondheidscrisis, die niet is ontstaan vanuit een financiële oorzaak. De economische effecten van de financiële crisis waren, mede door de directe overheidssteun, anders dan die van de coronacrisis. Bij de financiële crisis werd het proces van financiële intermediatie verstoord wat vooral leidde tot hogere kapitaalkosten en verminderde investeringen. In tegenstelling tot de financiële crisis is tijdens de coronacrisis geen sprake van een groot negatief prijseffect op de financiële markten en de prijzen van de woningmarkt zijn juist tijdens de coronacrisis gestegen. In deze crisis zijn voornamelijk ondernemingen getroffen die vanwege contactbeperkende maatregelen hun (normale) bedrijfsvoering niet konden voortzetten. Bovendien is tijdens deze crisis een forse stijging van de werkloosheid en het aantal faillissementen vooralsnog uitgebleven als gevolg van de directe overheidssteun voor bedrijven en werkenden. Dit heeft er hoogstwaarschijnlijk voor gezorgd dat de effecten niet zijn overgeslagen op de financiële sector, waardoor een mogelijke verslechtering van de bankbalansen kon worden voorkomen. Daarbij staat het financiële systeem en met name de bankensector er tegenwoordig sterker voor dan tijdens de financiële crisis. Dankzij strengere kapitaal- en liquiditeitseisen zijn de Nederlandse banken nu aanzienlijk beter gekapitaliseerd en daarmee beter in staat om klappen op te vangen. Deze factoren maken naar verwachting dan ook een veel sneller herstel mogelijk dan na de financiële crisis en zorgen ervoor dat de crises moeilijk met elkaar te vergelijken zijn.

In het begin van de coronacrisis was er sprake van een hoge onzekerheid. Volgens cijfers van Graydon en Exact liepen de betaaltermijnen in het tweede kwartaal van 2020 dan ook iets op. Daarnaast ontving het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK) signalen dat tientallen grote ondernemingen tijdens de coronacrisis eenzijdig de afgesproken betaaltermijn oprekten. Mijn ministerie heeft daarop geïntervenieerd.

Voor de volledigheid vermeld ik nog het volgende. Sinds het uitbreken van de coronacrisis is de zakelijke kredietverlening redelijk op peil gebleven, gesteund door het monetaire beleid en binnenlandse maatregelen, zoals garantieregelingen door de overheid en de tijdelijke verlaging van de systeembuffer voor banken door DNB. Het volume van nieuwe leningen aan Nederlandse niet-financiële bedrijven zakte sinds het najaar van 2020 onder het niveau van voor de crisis, maar is in maart 2021 sterk hersteld.1 Het lijkt erop dat de daling komt door zowel verminderd aanbod als verminderde vraag. Uit de Survey on the access to finance of enterprises (SAFE-enquête) blijkt dat het Nederlandse mkb meer belemmeringen ervaart in het verkrijgen van krediet dan het mkb in andere landen. Daarnaast is ook de vraag van het mkb naar bankfinanciering in Nederland gedaald. Nederlandse banken gaven in de Bank Lending Survey (BLS) van de ECB aan dat de intern gehanteerde criteria voor de kredietverlening aan het mkb sinds het tweede kwartaal van 2020 zijn aangescherpt en dat de vraag achterbleef. De banken gaven in de BLS aan dat ze verwachten dat de zakelijke kredietverlening in 2021 weer zal stijgen, doordat de acceptatiecriteria gelijk blijven en de vraag naar kredietverlening zal groeien. Dit is ook de verwachting van DNB.2

2.

De leden van de CDA-fractie constateren dat met de aanpassing van de Algemene voorwaarden inkoop rijksoverheid (ARIV) in 2008 is geregeld dat overheden facturen van ondernemingen binnen maximaal 30 dagen moeten voldoen. Deze leden vragen wat de (on)mogelijkheden zijn om deze betalingstermijn te verkorten naar bijvoorbeeld vijftien dagen, vanuit de voorbeeldrol die de overheid vervult. Kan de regering de voor- en nadelen hiervan schetsen?

Ik vind een spoedige betaling door overheden van groot belang. In dat kader verwijs ik uw Kamer graag naar de jaarlijkse Monitor Betaaltermijnen Overheid. Ik zie dat overheden zo snel mogelijk proberen te betalen en in ieder geval binnen de wettelijke termijn van 30 dagen. Daarbij speelt dat het financieel beheer bij overheden budget-gestuurd is, in tegenstelling tot bedrijven waarbij winststreven en liquiditeitsbeheer belangrijke factoren zijn. Daarom geldt in het algemeen dat overheden betalen zodra zij de nodige informatie en interne akkoorden hebben ontvangen. Zij wachten dan niet tot de uiterste contractuele betaaldatum. In het document «Sneller betalen: zó doen we dat» gepubliceerd door het Ministerie van EZK in 2019 staan voorbeelden van overheden met korte betaaltermijnen van minder dan vijftien dagen. Aan de andere kant is bij overheden een rechtmatige betaling van groot belang. Processen om de rechtmatigheid van betaling te borgen, zorgen ervoor dat betaling in minder dan 30 dagen niet altijd realiseerbaar is.

Een manier om snellere betaling te realiseren is via e-facturatie, waarbij ook het belang van rechtmatigheid is geborgd. Vanaf 18 april 2019 dienen alle overheidsorganisaties en aanbestedende diensten in staat te zijn om e-facturen te ontvangen en te verwerken.

De rijksoverheid heeft e-facturatie via haar inkoopvoorwaarden verplicht gesteld aan haar leveranciers. Dit geldt echter niet voor alle overheden. De eerste uitdaging ligt momenteel bij het actief gebruikmaken van dit kanaal door overheidsorganisaties. Om consistent in minder dan 15 dagen te kunnen uitbetalen is een verdere digitaliseringsslag nodig door overheden en (met name kleine) bedrijven. Zij dienen dan naast e-facturen ook gebruik te maken van andere elektronische berichten zoals e-orders en e-prestatieverklaringen.

Samenvattend, in antwoord op uw vraag, streven overheden naar spoedige betaling en betalen zij indien mogelijk sneller dan de wettelijke betaaltermijn van 30 dagen. Processen om de rechtmatigheid van betaling te borgen, zorgen ervoor dat betaling van álle facturen in minder dan 30 dagen moeilijk is te realiseren. Een manier om snelle betaling te realiseren is via e-facturatie. Om dit echter volledig effectief te laten zijn, dient de bedrijfsvoering bij overheden en bedrijven beter op elkaar aan te sluiten.

3.

De leden van de SP-fractie lezen dat in de praktijk vaak langere betaaltermijnen dan 30 dagen worden gehanteerd. Zij vragen of dit een direct gevolg is geweest van het initiatiefwetsvoorstel waarin werd geregeld dat een maximale termijn van 60 dagen kon worden afgesproken, en hiermee de gevreesde aanzuigende werking werkelijkheid werd.

In het onderzoekrapport van Sira Consulting geven de onderzoekers aan dat zij op basis van de cijfermatige onderzoeken geen onderbouwde uitspraak kunnen doen over het effect van de wet. Daarnaast merken zij op dat de door hen geïnterviewde partijen verschillende inzichten hebben hierover. Aan de ene kant geven partijen aan dat de wet geen of zelfs een contraproductief effect heeft gehad. Aan de andere kant wordt benoemd dat door de wettelijke regeling in ieder geval de meest excessieve betaaltermijnen zijn voorkomen.

4.

Voorts vragen de SP leden waarom slechts 63 van de 3300 grote ondernemingen in Nederland is aangesloten bij het initiatief Betaalme.nu, als het niet aan gebrek aan bekendheid ligt.

Bij de oprichting in 2014 heeft Betaalme.nu de doelstelling geformuleerd dat het in Nederland de norm moet worden dat het mkb binnen 30 dagen vanaf factuurdatum over liquiditeit kan beschikken. Om die doelstelling te bereiken, probeerde Betaalme.nu de grote ondernemingen via een manifest te verbinden aan betaling van hun leveranciers binnen 30 dagen. Daarbij heeft Betaalme.nu de 500 grootste bedrijven van Nederland actief benaderd en niet alle 3300 grote ondernemingen. Door de stapsgewijze aanscherping van wetgeving over betaaltermijnen aan het mkb is de ruimte voor zelfregulering verminderd en is de belangstelling van grote ondernemingen om deel te nemen aan Betaalme.nu afgenomen. Daarom heeft Betaalme.nu zich vanaf 2020 in overleg met mij niet verder ingezet om meer grote bedrijven aan het manifest te verbinden.

5.

Kan worden aangegeven welke redenen bedrijven hebben voor het uitonderhandelen van een langere betaaltermijn (SP)?

Een lange betaaltermijn biedt voordeel voor de debiteur. Hoe langer hij mag wachten met het betalen voor zijn grondstoffen en andere productiemiddelen, des te minder geld hoeft hij voor te schieten voor het produceren van de goederen of diensten die hij verkoopt. De opbrengst van zijn eigen producten ontvangt hij immers pas wanneer deze zijn verkocht en betaald. Dit voorschieten brengt kosten met zich doordat hiervoor financiering moet worden gevonden, bijvoorbeeld in de vorm van een lening waarvoor rente moet worden betaald, of uit eigen middelen waarbij een ondernemer het geld niet kan gebruiken voor investeringen in zijn bedrijf. Daarom willen bedrijven deze financiële behoefte zo klein mogelijk houden.

6.

Op welke manier heeft de coronacrisis geleid tot het benutten van de onderhandelingsmacht om betaaltermijnen te verlengen (SP)?

Mkb-ondernemingen hebben vaak een afhankelijke relatie tot grote ondernemingen, er is dan ook sprake van een ongelijkwaardige onderhandelingspositie. Hierdoor stemmen mkb-ondernemingen vaak in met langere betaaltermijnen. De economische situatie als gevolg van de coronacrisis heeft deze afhankelijke positie meer zichtbaar gemaakt. Een aantal grote ondernemingen paste tijdens de coronacrisis eenzijdig de afgesproken betaaltermijn aan. Voor veel mkb-ondernemingen verergerde dit de financiële problemen. Door meer handelskrediet aan te bieden tijdens de coronacrisis hopen grootbedrijven hun concurrentievermogen te vergroten en de verkoop te stimuleren. Om liquiditeitsproblemen te voorkomen stellen grootbedrijven betalingen aan eigen leveranciers uit.

Graag verwijs ik u tevens naar het antwoord op vraag 1.

1.2 Probleemschets

7.

De leden van de D66-fractie constateren dat de aangenomen motie-Wörsdörfer/Amhaouch de regering oproept tot het instellen van een wettelijke norm om de betalingstermijn voor grotere bedrijven aan kleinere leveranciers in te perken tot 30 dagen en dat ook de rijksoverheid onder de grote opdrachtgevers wordt geschaard (Kamerstuk 32 637, nr. 363). Deze leden vragen wat de gemiddelde betaaltermijn vanuit de rijksoverheid aan mkb-bedrijven is. Deze leden vragen voorts hoe zich deze termijn in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.

Overheden zijn sinds 2013 wettelijk verplicht hun rekeningen binnen 30 dagen te betalen. De overheid heeft niet alleen een wettelijke verplichting om tijdig te betalen, maar vervult hierin ook een voorbeeldfunctie. Jaarlijks informeer ik uw Kamer met de Monitor Betaaltermijnen Overheid over het betaalgedrag van de rijksoverheid, provincies en gemeenten. In boekjaar 2020 betaalde de rijksoverheid haar facturen in 96% van de gevallen binnen 30 dagen. In boekjaar 2019 was dit respectievelijk 95,8%, in boekjaar 2018: 95,1% en in boekjaar 2017: 95,8%.

De betaaltermijnen van de rijksoverheid worden in totaliteit gemonitord waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar leverancier. Daarom zijn er geen aparte cijfers van betaaltermijnen van de rijksoverheid aan mkb-bedrijven en is het niet mogelijk om aan te geven hoe deze betaaltermijnen zich hebben ontwikkeld in de afgelopen jaren. De verwachting is dat de betaaltermijnen aan het mkb in lijn zullen liggen met de hierboven genoemde gemiddelde betaaltermijnen.

8.

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de gemiddelde betaaltermijn het volgende verloop ziet: 45 dagen in 2011, 41 dagen in 2015, 39,5 dagen in 2019 en 39,8 dagen in de eerste helft van 2020. Het betaalgedrag van grote bedrijven aan mkb-ondernemingen ligt boven de 41 dagen. Het woord «gemiddeld» impliceert dat er bedrijven zijn die wel binnen 30 dagen betalen en bedrijven die niet binnen 30 dagen betalen. Kan de regering inzoomen op beide groepen? Wie zijn die bedrijven? Wat kenmerkt hen? Betreft het homogene of juist heterogene groepen?

Er is geen informatie op bedrijfsniveau beschikbaar over het betaalgedrag van bedrijven onderling. De gemiddeld gerealiseerde betaaltermijn tussen bedrijven en specifiek van grote bedrijven naar mkb is in de tabel hieronder weergegeven (gemiddelde duur van betaaltermijn in dagen, deze gegevens zijn afkomstig van Graydon).

 

Q1 2020

Q2 2020

Q3 2020

Q4 2020

Q1 2021

B2B

39,8

39,8

39,3

38,4

38,3

Groot naar mkb

42,7

41,2

37,9

37,5

41,1

Om meer zicht te krijgen op late betalingen aan mkb-leveranciers, is een meldpunt ingericht bij de Autoriteit Consument & Markt (hierna: ACM).

9.

De leden van de CDA-fractie zijn voorts benieuwd in welke (mkb-)sectoren de problemen als gevolg van lange contractuele betaaltermijnen momenteel het grootste zijn. Wat kan de regering hierover melden? Is de regering daarnaast nog nieuwe, actuele cijfers over betaaltermijnen bekend? Wat weet de regering over de wettelijke betaaltermijnen in de ons omringende landen, bijvoorbeeld België en Duitsland?

De actuele cijfers over betaaltermijnen tussen bedrijven en specifiek van grote bedrijven naar mkb zijn opgenomen in het antwoord op vraag 8.

Ik heb bij Graydon de meest recente cijfers over betaaltermijnen per sector opgevraagd. Deze staan in onderstaande tabel weergegeven over het afgelopen jaar. Het is lastig om aan te geven welke sectoren de grootste problemen ervaren door lange betaaltermijnen. In het algemeen geldt dat lange betaaltermijnen kunnen leiden tot liquiditeitsproblemen bij een onderneming. Ondernemingen die door hun verdienmodel over minder liquiditeit beschikken, hebben meer last van lange betaaltermijnen

Sector

2020

Q1

2020

Q2

2020

Q3

2020

Q4

2021

Q1

Winning van delfstoffen

44

42

42

47

43

Industrie

42

43

43

42

43

Productie en distributie van en handel in electriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht

42

40

41

38

42

Winning en distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering

40

39

39

39

38

Bouwnijverheid

39

37

40

48

39

Groot-en detailhandel, reparaties van auto's

43

60

33

31

31

Vervoer en opslag

36

38

40

38

38

Logies –, maaltijd – en drankverstrekking

32

32

33

32

31

Informatie en communicatie

37

39

38

39

38

Financiële instellingen

40

39

42

38

39

Verhuur en handel in onroerend goed

47

48

49

47

30

Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening

39

42

44

46

38

Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening

40

42

41

42

40

Wettelijke betaaltermijnen in omringende landen

Net zoals in Nederland zijn in België en Duitsland de regels over betaaltermijnen gebaseerd op de Europese Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU 2011 L 48). Het uitgangspunt van deze richtlijn is dat facturen in beginsel binnen 30 dagen betaald dienen te worden. Richtlijn 2011/7/EU laat hierop enkele uitzonderingen toe. In de eerste plaats zijn afspraken tussen ondernemingen over een betaaltermijn van langer dan 30 dagen mogelijk, met een maximum van 60 dagen. Een contractuele betaaltermijn van langer dan 60 dagen kan alleen rechtsgeldig worden overeengekomen indien dit uitdrukkelijk in de overeenkomst is opgenomen (dus niet in de algemene voorwaarden) en daarbij geen sprake is van kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser.

Daarnaast gelden in Duitsland en België de volgende specifieke regels. Als partijen in Duitsland onderling geen afspraken hebben gemaakt over de betaaltermijnen, dan is volgens Duits recht betaling verschuldigd onmiddellijk na de opleveringsdatum. Volgens Duits recht is de debiteur in dit geval in gebreke nadat hij een betalingsherinnering heeft ontvangen van de crediteur of 30 dagen na de opleveringsdatum. Duitsland kent strengere regels voor «standaard» betaaltermijnen in algemene voorwaarden. Indien een standaardtermijn is opgenomen in de algemene voorwaarden wordt deze als onredelijk en daarmee ongeldig beschouwd indien die langer is dan 30 dagen. In bijzondere omstandigheden kan zelfs een betaaltermijn korter dan 30 dagen onredelijk zijn. België kent ten opzichte van de Europese richtlijn dezelfde aanscherping als tot op heden in Nederland geldt; grote ondernemingen dienen mkb-ondernemingen binnen 60 dagen te betalen.

Voor meer informatie over regels over betaaltermijnen in de lidstaten van de EU verwijs ik u graag naar een publicatie van de Europese Commissie hierover uit 2018.3

De leden van de CDA-fractie lezen dat bij het mkb sprake is van een financieringsgat van meer dan 55 miljard euro dat in belangrijke mate kan worden gedempt door «gewoon» op tijd te betalen. Deze leden zien hierin een belangrijk argument om voor een spoedige inwerkingtreding van het wetsvoorstel te pleiten.

10.

De leden van de CDA-fractie lezen dat een aantal keer de financiële dienstverlener Graydon wordt aangehaald als verstrekker van informatie over betaalgedrag/betaaltermijnen. Is dit in Nederland de enige partij die dergelijke gegevens verzamelt of doet bijvoorbeeld het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat ook?

In Nederland zijn meerdere (commerciële) partijen die betaalgegevens verzamelen en publiceren, denk aan Graydon, Betaalme.nu, Dun & Bradstreet, Intrum Justitia, Exact en Atradius. Het Centraal Bureau voor de Statistiek verzamelt geen informatie over betaalgedrag/betaaltermijnen. De rijksoverheid maakt relatief vaak gebruik van de cijfers van Graydon omdat Graydon beschikt over de meest omvangrijke kredietinformatie. De rijksoverheid maakt ook in minder mate gebruik van Betaalme.nu, Dun and Bradstreet en Intrum Justitia.

11.

De leden van de SP-fractie lezen dat de gemiddelde betaaltermijn thans ruim boven de 41 dagen ligt. Wat is het gewenste doel voor een gemiddelde betaaltermijn die de regering als gevolg van deze wetswijziging probeert te bewerkstelligen?

Het wetsvoorstel bepaalt dat grote ondernemingen in hun handelsrelatie met mkb-ondernemingen geen betaaltermijn van meer dan 30 dagen kunnen afspreken. Daarmee wordt beoogd te komen tot een kortere gemiddelde betaaltermijn van grote ondernemingen aan mkb-ondernemingen dan thans het geval is.

12.

Voorts vragen deze SP leden welke redenen grote afnemers hebben voor het eenzijdig verlengen van een betaaltermijn? Deze leden vinden de afhankelijke positie die mkb-bedrijven hebben ten opzichte van grote afnemers zorgelijk en delen dat het van belang is dat mkb-bedrijven beter worden beschermd.

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5.

13.

Heeft de regering naast het verkorten van de wettelijke betaaltermijn nog andere ideeën over hoe mkb-bedrijven beter kunnen worden beschermd? Zo ja, welke zijn dit (SP)?

In het kader van de evaluatie van de wet op het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen is onderzocht welke andere alternatieve of flankerende maatregelen mogelijk zijn om een gerealiseerde betaaltermijn van 30 dagen te realiseren zonder de wet aan te scherpen. In de kamerbrief van 8 juni 2020 over de evaluatie is dit toegelicht.4 In dit evaluatierapport van Sira Consulting worden zeven verschillende alternatieve en flankerende maatregelen voorgesteld die op hoofdlijnen zijn uitgewerkt. Twee maatregelen heb ik overgenomen, namelijk i) het onder de aandacht brengen van en adviseren over betaaltermijnen, en ii) het openen van het Meldpunt Achterstallige Betalingen om de mogelijkheid van publiek toezicht te verkennen. Een aantal maatregelen kent teveel nadelen en is daarom niet betrokken bij het verdere traject. Daarnaast is een aantal maatregelen onvoldoende effectief geacht om het probleem op te lossen. Dit is toegelicht in de kamerbrief van 8 juni 2020 over de evaluatie en in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel.

14.

De leden van de SGP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat lange betaaltermijnen te maken hebben met gemaakte afspraken die ruimte bieden voor lange betaaltermijn dan wel met het niet nakomen van afspraken over betaaltermijnen. Kan de regering aangeven of het vooral gaat om afspraken die ruimte laten voor lange betaaltermijnen of vooral om het niet nakomen van gemaakte afspraken?

Onderzoeken van Intrum Justitia en Betaalme.nu wijzen uit dat lange betaaltermijnen en het niet nakomen van afspraken beide ongeveer evenveel bijdragen aan late betaling. In het European Payment Report Intrum Justitia 2020 staat dat 38% van de ondervraagde ondernemers de afspraken die ruimte laten voor lange betaaltermijnen ziet als de oorzaak van late betaling tegenover 36% die aangeeft dat het gaat om het niet nakomen van gemaakte afspraken. Onderzoek van Betaalme.nu uit 2021 laat zien dat het percentage mkb-ondernemers dat ontevreden is over de afgesproken betaaltermijnen gelijk is aan het percentage mkb-ondernemers dat aangeeft dat afnemers niet binnen de afgesproken termijn facturen betalen.5

Het bij wet reguleren van toelaatbare contractuele betaaltermijnen draagt er in ieder geval aan bij dat benadeelde ondernemers toegang krijgen tot privaatrechtelijke remedies waarmee ze naleving van deze termijn kunnen afdwingen.

15.

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat er inmiddels meer recente cijfers van financieel dienstverlener Graydon beschikbaar zijn. Kan de regering de Kamer hierover informeren?

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 9.

16.

De leden van de SGP-fractie constateren dat sommige grote ondernemingen ondanks de huidige wet betaaltermijnen eenzijdig verlengden naar meer dan 60 dagen. In een aantal gevallen is overleg geweest met Betaalme.nu en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat om de betaaltermijn in te korten. Wat zegt dit over de effectiviteit van de onderhavige wetgeving? Hoe wordt voor voldoende handhaving gezorgd? Waarom geeft de regering in dit verband geen gevolg aan het advies van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) om een evaluatiebepaling op te nemen? Is de regering hier alsnog toe bereid?

Volgens de huidige wet kunnen grote ondernemingen die mkb-ondernemingen als schuldeiser hebben, een betaaltermijn afspreken van maximaal 60 dagen (artikel 6:119a lid 6 BW). Het feit dat sommige grote ondernemingen, ondanks de huidige wet, betaaltermijnen (in relatie tot mkb-ondernemers) eenzijdig verlengden naar meer dan 60 dagen, laat zien dat het bestaan van een wettelijke regeling niet automatisch leidt tot naleving. Bij de genoemde interventies van EZK bleek meermaals dat de t.b.v. het mkb aangescherpte regeling niet bij iedereen bekend was. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 14 worden (te) lange contractuele termijnen en niet nakoming van contracten in vrijwel gelijke mate gezien als oorzaken van late betaling. Met dit wetsvoorstel wordt de ruimte die de wet biedt om lange betaaltermijnen af te spreken verder beperkt. Bij het niet naleven van de betaaltermijn is de grote onderneming wettelijke rente verschuldigd aan de mkb-onderneming. Dit betekent dat, bij gelijkblijvende gerealiseerde betaaltermijnen, grote ondernemingen meer wettelijke rente verschuldigd zijn aan mkb-ondernemingen. Dit zal grote ondernemingen ertoe aanzetten de gerealiseerde betaaltermijn te bekorten, ook omdat te verwachten is dat het verkorten van de wettelijke betaaltermijnen bijdraagt aan het privaatrechtelijk handhaven van overeengekomen betaaltermijnen. Het zal voor mkb-ondernemingen – doordat zij bij gelijkblijvende gerealiseerde betaaltermijnen aanspraak kunnen maken op meer wettelijke rente – immers aantrekkelijker worden de wettelijke rente daadwerkelijk te gaan vorderen. Onderzocht zal worden of in aanvulling op dit wetsvoorstel publiek toezicht opportuun is. Hiertoe heeft de ACM op mijn verzoek het Meldpunt Achterstallige Betalingen opgericht.

Verder ben ik groot voorstander van het evalueren van de desbetreffende wet. Echter is ervoor gekozen om in het voorliggende wetsvoorstel geen wettelijke evaluatiebepaling op te nemen, zodat het moment van evalueren niet vastligt en afhankelijk van de economische situatie kan worden bezien wat het juiste moment is voor het uitvoeren van een evaluatie. De economische situatie als gevolg van de coronacrisis heeft bijvoorbeeld invloed gehad op het betaalgedrag van grootbedrijven en dit zou de resultaten van een evaluatie van de wet kunnen beïnvloeden. Ik ben voornemens om de wet te evalueren op een geschikt tijdstip.

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

2.1 Reikwijdte

De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel alleen ziet op handelsrelaties tussen de grote ondernemingen in de rol van afnemer en het mkb in de rol van leverancier of dienstverlener, en niet op bijvoorbeeld handelsrelaties tussen mkb-ondernemingen onderling. Als redenen worden genoemd dat uitbreiding van de werkingssfeer naar alle handelsrelaties ertoe zou kunnen leiden dat de problemen voor het mkb nog groter worden, omdat het eigen betaalritme niet langer kan worden afgestemd op binnenkomende betalingen van afnemers in combinatie met de moeilijkheid om financiering te krijgen om vertragingen in de kasstroom te overbruggen. Deze leden vinden dit plausibel.

17.

De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat in het evaluatierapport van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen werd geconcludeerd dat een zzp’er of micro-ondernemer ook last kan hebben van lange contractuele betaaltermijnen bij een overeenkomst met een grotere mkb-onderneming. Deze leden vinden dat ook de positie van zzp’ers en micro-ondernemingen versterkt moet worden. Waarom wordt er niet voor gekozen hier eveneens maatregelen te nemen? Deze leden zouden dit wel graag zien, aangezien ook hier sprake is van asymmetrische onderhandelingsposities.

In het evaluatierapport van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen stellen de onderzoekers dat een zzp’er of micro-ondernemer ook last kan hebben van lange contractuele betaaltermijnen bij een overeenkomst met een grotere mkb-onderneming. Ofschoon dit niet uitgesloten is, lijkt dit toch relatief uitzonderlijk. VNO-NCW, ONL, Platform Zelfstandige Ondernemers (PZO), Intermediairs voor Zelfstandig Ondernemers Nederland (I.ZO Nederland) en MKB-Nederland krijgen geen signalen uit het veld dat hier sprake is van een grootschalig probleem.

Naast de contractuele betaaltermijn speelt ook bij mkb-ondernemingen onderling de naleving van de overeengekomen termijn een rol. Er zijn veel signalen dat overschrijding van de overeengekomen betaaltermijn vaak voortkomt uit financieel onvermogen en niet uit berekening of laksheid. Veelal is te laat betalen een gevolg van zelf te laat betaald worden. Indien de kortere betaaltermijn ook voor grotere mkb-ondernemers zou gaan gelden ten opzicht van zzp’ers en micro-ondernemingen, zou dat kunnen leiden tot problemen voor de grotere mkb-onderneming, omdat het eigen betaalritme niet langer kan worden afgestemd op binnenkomende betalingen van afnemers.

Om onnodige wet- en regelgeving te voorkomen en om het mkb te beschermen tegen onbedoelde inperking van de eigen speelruimte, is specifiek gekozen voor het handhaven van de werkingssfeer zoals die voortvloeit uit de in 2017 aangenomen initiatiefwet. De voorgestelde maximale contractuele betaaltermijn zal alleen van toepassing zijn op handelsrelaties tussen de grote ondernemingen in de rol van afnemer en het mkb in de rol van leverancier of dienstverlener. Er is daarmee gekozen om aan te sluiten bij de reikwijdte van de huidige wet, wat ook bijdraagt aan het minimaliseren van administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

2.2 Overgangsrecht

18.

De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel onmiddellijke werking heeft voor overeenkomsten die worden gesloten na inwerkingtreding van de wet. Het wetsvoorstel voorziet in een overgangstermijn van een jaar voor overeenkomsten die ten tijde van de inwerkingtreding reeds bestaan. Na dat jaar zal de nieuwe regeling van toepassing zijn op alle op dat moment bestaande overeenkomsten die onder de reikwijdte van het artikel vallen. Kan de regering aangeven hoe het wetsvoorstel na te zijn aangenomen onder de aandacht van het bedrijfsleven gaat worden gebracht, bijvoorbeeld met een voorlichtingscampagne in samenwerking met ondernemersorganisaties?

Nadat het wetsvoorstel is aangenomen door de Eerste en Tweede Kamer, zal over de wet breed worden gecommuniceerd vanuit de rijksoverheid, Kamer van Koophandel, Ondernemersplein, Betaalme.nu, maar ook vanuit diverse belangorganisaties zoals MKB-Nederland en ONL en diverse nieuwskanalen. Ik zal bezien of er verder een voorlichtingscampagne nodig is met de ondernemersorganisaties.

19.

De leden van de CDA-fractie vinden het, gelet op de gevolgen van de coronacrisis voor het mkb van groot belang dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk na de parlementaire behandeling in werking treedt. Wanneer verwacht de regering dat dit het geval is?

Ik beoog de wet zo spoedig mogelijk in werking te laten treden en hoop dan ook op spoedige aanvaarding door beide Kamers der Staten-Generaal. Na aanvaarding van het wetsvoorstel zal de wet op het eerstvolgende vaste verandermoment (1 januari of 1 juli) in werking kunnen treden.

3. Uitvoering en handhaving

20.

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een meldpunt bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM) zal worden opgericht waar midden- en kleinbedrijven gedurende één jaar anoniem meldingen kunnen doen over grote ondernemingen die de wettelijke dan wel de afgesproken betaaltermijn niet naleven of nakomen. Hoe zal dit meldpunt eruit gaan zien? Is dit meldpunt direct beschikbaar zodra de wet ingaat? Op welke wijze worden de eerdere lessen, geleerd naar aanleiding van het beperkte gebruik van Betaalme.nu ingezet om het meldpunt bij de ACM wel voldoende reikwijdte te geven?

Op 26 januari jl. is het Meldpunt Achterstallige Betalingen geopend bij de ACM. Mkb'ers kunnen op de website van de ACM anoniem een melding doen door het invullen van een online formulier.6 In dit formulier kan de mkb-onderneming aangeven welk groot bedrijf te laat betaalt, om welk factuurbedrag het gaat en hoe lang de daadwerkelijke betaling duurt. Mkb'ers krijgen tevens de mogelijkheid om hun gegevens achter te laten, zodat zij door de ACM kunnen worden teruggebeld indien een extra toelichting op hun melding noodzakelijk wordt geacht.

Om te zorgen dat het mkb binnen 30 dagen vanaf factuurdatum over liquiditeit kan beschikken, heeft Betaalme.nu verschillende programma’s ingesteld. Onderdeel daarvan is het MKB-loket dat Betaalme.nu heeft opgericht waarbij mkb-ondernemers gratis terecht kunnen voor tips, klachtenbehandeling en bemiddeling om sneller facturen te innen. Bij het MKB-loket werd zichtbaar dat mkb’ers terughoudend zijn met het indienen van een klacht indien bekend wordt bij hun afnemer dat zij een klacht hebben ingediend. Dit heeft bijgedragen aan de keuze om mkb’ers de mogelijkheid te geven om anoniem een melding te doen bij het Meldpunt Achterstallige Betalingen van de ACM. In het antwoord van vraag 22 licht ik verder toe hoe ik heb gecommuniceerd rondom de opening van het Meldpunt Achterstallige Betalingen.

21.

De leden van de D66-fractie constateren dat met het voorliggende wetsvoorstel een wettelijke norm om de betalingstermijn voor grotere bedrijven aan kleinere leveranciers in te perken tot 30 dagen wordt ingesteld. Deze leden vragen op welke wijze «grote bedrijven» in dit voorstel worden gedefinieerd?

Voor de definitie van «grote onderneming» is aangesloten bij criteria uit het jaarrekeningenrecht (zie de artikelen 395a t/m 398 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek).

In het algemeen geldt dat een onderneming wordt gekwalificeerd als een groot bedrijf als een onderneming aan minimaal twee van de volgende kenmerken voldoet. De onderneming heeft i) activa van meer dan € 20 miljoen, ii) een netto-omzet van meer dan € 40 miljoen, of iii) meer dan 250 werknemers.

22.

De leden van de D66-fractie constateren dat het voornemen is een meldpunt in te richten bij de ACM, waar ondernemers een jaar lang meldingen kunnen doen van het niet-naleven van betalingstermijnen. Deze leden vragen wanneer dit meldpunt naar verwachting gereed is en op welke wijze kleine ondernemers van het bestaan van deze regeling op de hoogte worden gesteld. Deze leden vragen daarnaast bij welke uitkomst de regering het meldpunt als een succes beschouwd en wat op dat moment de mogelijkheden zijn om het meldpunt langer dan een jaar in te richten?

Op 26 januari jl. is het Meldpunt Achterstallige Betalingen geopend bij de ACM. De opening van het meldpunt heeft op verschillende nieuwskanalen aandacht gekregen nadat het Ministerie van EZK hieraan een nieuwsbericht heeft gewijd. Daarnaast is gevraagd aan MKB-NL, O-NL en het Instituut voor het Midden- en Klein bedrijf (IMK) om de opening van het meldpunt met hun achterban te delen. Bovendien verwijst het Ondernemersplein naar het meldpunt van de ACM. De opening van het meldpunt viel samen met de tweede uitbraak van de coronapandemie. Door mij is om deze reden terughoudend gecommuniceerd over het meldpunt gezien de onzekere situatie waarin ondernemingen zich als gevolg van de coronacrisis bevinden. Er wordt bezien of verdere communicatie over de opening van het meldpunt nodig is later dit jaar.

Op basis van de meldingen bij het meldpunt kan inzicht worden verkregen in de omvang van de problematiek. Op 27 juli 2021 hebben 39 mkb’ers melding gedaan bij het meldpunt. Het is de bedoeling dat het meldpunt informatie oplevert op basis waarvan kan worden besloten of het instellen van publiek toezicht opportuun is. Factoren die onder meer van belang zijn bij het besluit om publiek toezicht in te stellen, zijn de omvang van het probleem van late betalingen, de mate waarin de afgesproken of wettelijke betaaltermijn wordt overschreden en de mate waarin mkb-ers bij overschrijding van de termijn wettelijke rente vorderen van grote bedrijven. Hierover verwacht ik meer informatie te krijgen via het meldpunt. Daarnaast spelen bijvoorbeeld de gevolgen van publiek toezicht op het Nederlandse vestigingsklimaat een rol. Bij de nadere besluitvorming over eventueel publiek toezicht zal ik mij niet alleen op de resultaten van het meldpunt baseren, maar ook andere onderzoeksmethoden inzetten, om een vollediger beeld te krijgen.

Het meldpunt is op dit moment geopend voor één jaar, maar in overleg met de ACM zal worden bezien of het wenselijk is deze termijn te verlengen.

23.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het wettelijk regelen van publiek toezicht op het naleven van regels omtrent privaatrechtelijke verhoudingen, in casu betaaltermijnen, een ingrijpend middel is en dat de regering eerst in kaart wil brengen hoe groot de meldingsbereidheid van benadeelde mkb-ondernemers en wat de aard en omvang van de ontvangen signalen is. Hiertoe wordt bij de ACM een meldpunt opgericht waar mkb-ondernemingen gedurende één jaar anoniem meldingen kunnen doen over grote ondernemingen die de wettelijke dan wel de afgesproken betaaltermijn niet naleven of nakomen. Eén jaar voor een meldpunt dat nog aan bekendheid moet winnen, lijkt deze leden nogal kort. Zij vragen of twee jaar geen geschiktere termijn is.

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 22.

24.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering wanneer het meldpunt operationeel dient te zijn en hoe mkb-ondernemers hiervan op de hoogte worden gebracht. Wordt het anonieme melders ook mogelijk gemaakt bewijslast mee te sturen om meer inzicht te krijgen in de problematiek.

Wat betreft uw vraag over wanneer het meldpunt operationeel is en hoe mkb-ondernemers hiervan op de hoogte zijn gesteld, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 22.

Mkb'ers kunnen op de website van de ACM anoniem een melding doen door middel van het invullen van een online formulier. In dit formulier kan de mkb-onderneming aangeven welk groot bedrijf te laat betaalt, om welk factuurbedrag het gaat en hoe lang de daadwerkelijke betaling op zich heeft laten wachten. Mkb'ers krijgen tevens de mogelijkheid om hun gegevens achter te laten indien zij dit zelf op prijs stellen, zodat zij door de ACM kunnen worden teruggebeld indien een extra toelichting op hun melding noodzakelijk wordt geacht. Op deze manier kan zo nodig meer inzicht worden geboden in de problematiek. Bewijsmateriaal, zoals facturen of afschriften, wordt daarvoor niet nodig geacht.

25.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de regering vindt van het naast monitoren ook periodiek rapporteren door de ACM over bedrijven die zich niet houden aan de wettelijke betaaltermijnen. Zou dit kunnen bijdragen aan het doel van het wetsvoorstel? Wat vindt de regering van een meldplicht voor accountants van grote bedrijven om jaarlijks te rapporteren over het aantal keren dat een bedrijf te laat heeft betaald? Wil de regering toezeggen hier serieus naar te kijken?

ACM beperkt zich op basis van de nu geldende afspraken tot het verzamelen en registreren van meldingen en rapporteert periodiek aan mij over deze meldingen. Het wetsvoorstel beoogt de gemiddelde betaaltermijn van grote ondernemingen aan mkb-ondernemingen te verkorten. Monitoring en rapportage door ACM op zich dragen daar niet direct aan bij, maar kan wel informatie opleveren over de problematiek. Op basis van onder meer deze informatie zal ik besluiten of het wettelijk regelen van publiek toezicht opportuun is.

In het kader van de evaluatie van de wet op het tegengaan van onredelijk lange betaaltermijnen is onderzocht welke andere alternatieve of flankerende maatregelen mogelijk zijn om een gerealiseerde betaaltermijn van 30 dagen te realiseren zonder de wet aan te scherpen. In de kamerbrief van 8 juni 2020 over de evaluatie is dit toegelicht.7 In het evaluatierapport van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen van Sira Consulting worden zeven verschillende alternatieve en flankerende maatregelen voorgesteld die op hoofdlijnen zijn uitgewerkt. Eén van de voorgestelde maatregelen is een rapportageplicht over betaaltermijnen voor grote ondernemingen. In het antwoord op vraag 13 geef ik aan dat deze maatregel te veel nadelen kent en ik daarom deze maatregel niet heb overgenomen. Met deze optie komt de controle te liggen bij de accountant, terwijl accountants aangeven dat het onmogelijk is om alles te controleren. Als accountant kijkt men naar de getrouwheid van de jaarrekeningen.

De kosten die het niet-naleven van een contractuele betaaltermijn oplevert zijn momenteel te laag om te signaleren voor een accountant. Voor de NOCLAR8 moet er sprake zijn van een materiële invloed op de financiële verantwoording. Indien er sprake is van een niet-materiële invloed kan een accountant van een groot bedrijf daar niets over zeggen. Specifiek voor grote ondernemingen wordt een extra kostenpost door de betaling van wettelijke rente niet gezien als een materiële invloed op de cijfers. Ik ben dan ook van mening dat dit voorstel te veel nadelen kent, waardoor ik hier verder geen gevolg aan geef.

26.

De leden van de SGP-fractie vragen of bij de anonieme meldingen ook de gelegenheid wordt gegeven om facturen of afschriften als bewijsmateriaal mee te sturen. Zij vragen tevens of de mogelijkheid om te lange betaaltermijnen bij de ACM te melden breed wordt gecommuniceerd.

Wat betreft uw vraag over de mogelijkheid voor melders om bewijsmateriaal mee te sturen, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 24.

Voor uw vraag hoe is gecommuniceerd over het meldpunt, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 22.

27.

De leden van de SGP-fractie hebben gelezen dat het ATR adviseert om het meldpunt ook open te stellen voor ondernemingen in andere handelsrelaties dan de ondernemingen die vallen onder het voorliggende wetsvoorstel. Gaat de regering hier gevolg aan geven?

Graag verwijs ik u naar de eerste twee alinea’s van mijn antwoord op vraag 17. Op basis daarvan geef ik geen gevolg aan het ATR advies om het meldpunt ook open te stellen voor ondernemingen in andere handelsrelaties dan de ondernemingen die vallen onder het voorliggende wetsvoorstel.

Regeldruk

28.

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de optie Betaalme.nu wordt overgenomen. Wordt hiermee bedoeld dat betaalme.nu naast de mogelijke nieuwe wetgeving zal blijven bestaan? Op welke wijze verwacht de regering dat Betaalme.nu naast de wet een verdere bijdrage gaat leveren aan het verbeteren van betaaltermijnen, nadat is gebleken dat dit instrument niet voldoende was om voldoende verbetering te realiseren?

Betaalme.nu heeft op dit moment onder andere een informatieve functie om actief te communiceren over het wetsvoorstel en de gevolgen hiervan voor zowel mkb-ondernemingen als grote bedrijven. De onderzoekers hebben in het evaluatierapport van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen onderzocht welke andere alternatieve of flankerende maatregelen mogelijk zijn om een betaaltermijn van 30 dagen te realiseren zonder de wet aan te scherpen. Eén van de maatregelen is het onder de aandacht brengen van en adviseren over betaaltermijnen. In de memorie van toelichting is aangegeven dat deze optie wordt overgenomen. Op dit moment wordt in samenwerking met de Kamer van Koophandel, het Ondernemersplein en Betaalme.nu de informatievoorziening over betaaltermijnen verbeterd.

Gezien het huidige wetsvoorstel verwacht ik niet dat na 2021 opnieuw aan Betaalme.nu subsidie zal worden verleend door het Ministerie van EZK. Bij de oprichting in 2014 heeft Betaalme.nu namelijk de doelstelling geformuleerd dat het in Nederland de norm moet worden dat het mkb binnen 30 dagen vanaf factuurdatum over liquiditeit kan beschikken. Zodra het wetsvoorstel inwerking treedt, is de doelstelling van Betaalme.nu tot wettelijke norm verheven.

29.

De leden van de VVD-fractie lezen verder dat er wordt gesproken over een mogelijke publieke toezichthouder naar aanleiding van het meldpunt bij de ACM. Hoe zou zo een toezichthouder er volgens de regering uit moeten zien? Bij welke uitslag van het meldpunt bij de ACM zou de regering van mening zijn dat er behoefte is aan een toezichthouder?

Graag verwijs ik u naar de tweede alinea van mijn antwoord op vraag 22.

30.

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de bedrijfseffecten die de wet voor grote ondernemingen heeft zijn onderzocht door Betaalme.nu. Hoeveel bedrijven hebben hieraan meegewerkt? Was Betaalme.nu hier wel de juiste instantie voor nu is gebleken dat ze niet voldoende in staat zijn geweest om genoeg verbetering te realiseren?

Betaalme.nu heeft in juli 2020 op mijn verzoek een twaalftal deelnemers benaderd met de vraag wat de bedrijfseffecten zijn die de wet voor grote ondernemingen met zich meebrengt. De meeste deelnemers waren ten tijde van het onderzoek lid van Betaalme.nu, waardoor zij bekend zijn met de problematiek rondom betaaltermijnen. Daarnaast heb ik het onderzoeksbureau Sira Consulting gevraagd om onderzoek te doen naar de effecten van de huidige wetgeving en de verwachte effecten van de voorgestelde aanscherping. De informatie over de verwachte bedrijfseffecten van het wetsvoorstel is tot uiting gebracht in de memorie van toelichting.

31.

De leden van de D66-fractie constateren dat het ATR adviseert om een evaluatie in het voorstel op te nemen, om zo de effectiviteit van het handhavingsinstrumentarium te kunnen toetsen. Deze leden vragen waarom er, in tegenstelling tot het advies van de ATR, in het voorstel niet voor is gekozen een evaluatiebepaling op te nemen.

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 16.

32.

De leden van de CDA-fractie constateren dat een verwacht effect van het wetsvoorstel, behalve een betere liquiditeitspositie voor mkb-ondernemingen, is dat grote bedrijven hun werkkapitaal minder kunnen financieren via leveranciers en dit meer via banken moeten doen. Hoe kijkt in dit kader de bankensector naar dit wetsvoorstel?

De bankensector geeft aan dat grotere bedrijven vanwege hun bedrijfseconomische uitgangspositie en organisatiestructuur in beginsel makkelijker geld kunnen lenen dan de kleine bedrijven die hun toeleverancier zijn. Grotere ondernemingen kunnen derhalve indien gewenst makkelijker het werkkapitaal door middel van bankleningen financieren, waarvan de rente op dit moment laag is. Uit de financieringsmonitor komt ook naar voren dat het aantrekken van externe financiering eenvoudiger wordt naar gelang het bedrijf groter is. Grote ondernemingen kunnen als gevolg van hun organisatiestructuur ook vaker gebruik maken van het financieringsaanbod van andere financiers, zij zijn daarmee minder aangewezen op bankleningen.

33.

De leden van de SP-fractie vragen of het verkorten van de wettelijke betaaltermijn voldoende is en daadwerkelijk de positie van mkb-bedrijven zal versterken en of er niet meer nodig is. Kan specifiek worden in gegaan op het instellen van een periodieke rapportage van de Autoriteit Consument en Markt en een meldplicht voor accountants bij bedrijven die regelmatig betaaltermijnen overschrijden?

Met dit wetsvoorstel wordt de ruimte die de wet biedt om lange betaaltermijnen af te spreken verder beperkt. Daarnaast zorgt het wetsvoorstel ervoor dat benadeelde ondernemers toegang krijgen tot privaatrechtelijke remedies waarmee ze naleving van deze termijn kunnen afdwingen. In mijn antwoord op vraag 16 leg ik uit hoe dat werkt. Ook zal worden onderzocht of in aanvulling op dit wetsvoorstel publiek toezicht opportuun is. Hiertoe heeft de ACM op mijn verzoek het Meldpunt Achterstallige Betalingen opgericht. Daarmee verwacht ik dat het verkorten van de wettelijke betaaltermijn en het openen van het Meldpunt Achterstallige betalingen voldoende is om de positie van mkb-bedrijven te versterken.

Inzake uw vragen omtrent het instellen van een periodieke rapportage door de ACM en de meldplicht voor accountants bij bedrijven die regelmatig betaaltermijnen overschrijden, verwijs ik u naar het antwoord op vraag 25.

Consultatie

34.

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het risico bestaat dat buitenlandse ondernemers die in Nederland handeldrijven het Nederlandse recht vanwege de kortere betaaltermijnen proberen te omzeilen. De regering schat in dat het effect beperkt is. Waarop is deze inschatting gebaseerd? Is in het kader van het internationaal gelijk speelveld rekening gehouden met de gevolgen voor de mkb-bedrijven, die wettelijk verplicht worden om met een sterk ingeperkte betaaltermijn zaken te moeten doen? In hoeverre zet dat deze mkb-bedrijven op achterstand ten opzichte van in het buitenland gevestigde mkb-collega’s die wel een ruimere termijn kunnen hanteren?

In de keuze voor een bepaalde afnemer of leverancier spelen veel verschillende factoren een rol. Factoren die onder meer van belang kunnen zijn, zijn de prijs en kwaliteit van het product of de dienst, de afstand tussen leverancier en afnemer, de persoonlijke relatie tussen afnemer en leverancier en de service rond de levering van het product of de dienst. In deze, niet uitputtende, lijst van concurrentie parameters kunnen betaaltermijnen ook van belang zijn. In het evaluatierapport van de Wet tegengaan onredelijk lange betaaltermijnen van Sira Consulting staat dat mkb-ondernemingen met een sterke marktpositie niet verwachten meer concurrentie te zullen krijgen vanuit het buitenland. Ook ik acht het onwaarschijnlijk dat de wetswijziging een bepalende factor zou zijn in de afweging van buitenlandse afnemers om al dan niet zaken te willen doen met Nederlandse bedrijven. Dit omdat bij die afweging veel andere factoren, zoals hiervoor genoemd, een rol spelen en omdat in alle EU lidstaten als gevolg van Richtlijn 2011/7/EU reeds het uitgangspunt van betaling binnen 30 dagen geldt.

35.

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de verwachting bestaat dat Europa op korte termijn gaat meebewegen in de richting die Nederland met dit wetsvoorstel inslaat. Wanneer verwacht de regering hier meer over te kunnen zeggen? Aan welke termijn moet gedacht worden?

Er ligt op dit moment nog geen concreet voorstel om de Richtlijn 2011/7/EU (de tweede richtlijn betaaltermijnen) te herzien. In 2019 heeft het Europees Parlement echter een resolutie uitgevaardigd, waarin verschillende tekortkomingen van de huidige richtlijn worden vastgesteld.9

Met name bij transacties tussen bedrijven was het Europees Parlement van mening dat het ontbreken van een maximale betalingstermijn een kritieke lacune is in de doeltreffendheid van de desbetreffende richtlijn. Het Europees Parlement verklaarde dat er gestreefd moet worden naar een betaaltermijn van 30 dagen en dat een betaaltermijn van 60 dagen, zoals toegestaan door de Richtlijn 2011/7/EU nadelig kan zijn voor bedrijven, vooral voor mkb-ondernemers.

Gezien het bovenstaande is de ervaring van Nederland (en van andere lidstaten, zoals België, Polen en Italië) voor Europa zeer waardevol. De impact van deze maatregelen zullen worden gemonitord om mogelijk toekomstige voorstellen te evalueren.

36.

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de informatievoorziening over betaaltermijnen zal worden verbeterd. Wat is de strategie om dit te realiseren?

Op dit moment wordt in samenwerking met de Kamer van Koophandel, het Ondernemersplein en Betaalme.nu de informatievoorziening over betaaltermijnen verbeterd.

Ik verwacht in het najaar deze verbeterslag te kunnen afronden, waardoor ondernemers op een toegankelijke wijze kennis kunnen nemen van alle informatie omtrent betaaltermijnen die van belang is bij ondernemen.

37.

De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat het ATR in zijn advies erop wijst dat de vraag is of en in hoeverre mkb-ondernemers de kortere betaaltermijn daadwerkelijk zullen gaan afdwingen met een gang naar de rechter, of toch hun handelsrelatie niet op het spel durven zetten. Hierom acht het ATR een evaluatie wenselijk. Is de regering daartoe bereid?

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 16.

38.

De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering erkent dat het risico bestaat dat buitenlandse ondernemers die in Nederland handeldrijven het Nederlandse recht vanwege de kortere betaaltermijnen proberen te omzeilen. De regering geeft aan dat haar inschatting is dat dit effect beperkt is. Kan zij deze inschatting nader toelichten?

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 34.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

DNB, Overzicht Financiële Stabiliteit (voorjaar 2021), <https://www.dnb.nl/media/hgcpgpsx/ofs-voorjaar-2021.pdf>.

X Noot
2

DNB, Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten (Juni 2021), <https://www.dnb.nl/media/34wlehtq/eov_voorjaar_2021.pdf>.

X Noot
3

Business-to-business transactions: a comparative analysis of legal measures vs. soft-law instruments for improving payment behaviour [te raadplegen via https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/c8b7391b-9b80-11e8-a408-01aa75ed71a1].

X Noot
4

Kamerstukken II, 2019–2020, 32 637, nr. 421.

X Noot
5

Rapportage Betaalme.nu, Peiling onder mkb’ers 2021, 7 mei 2021 (uitgevoerd door Direct Research), p. 8.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2019–2020, 32 637, nr. 421.

X Noot
8

NOCLAR staat voor Non Compliance with Law and Regulations ofwel het niet naleven van wet- en regelgeving. NOCLAR betreft nieuwe nadere voorschriften die aangeven wat er van alle accountants verwacht wordt en hoe zij moeten handelen als regels niet worden nageleefd door de eigen organisatie of door een cliënt. NOCLAR is voor de accountant bedoeld om (grote) problemen of overtredingen die maatschappelijke impact hebben aan te kaarten. Het gaat er bijvoorbeeld om als er sprake is van dumping van gevaarlijke stoffen of grootschalige belastingfraude.

X Noot
9

Resolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2019 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2011/7/EU betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, <https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-8-2019-0042_NL.html>.

Naar boven