Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2022
Op 29 maart jl. heeft uw Kamer bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet bevordering
integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur in verband met informatiedeling
tussen bestuursorganen en rechtspersonen met een overheidstaak en enige overige wijzigingen
(tweede tranche, Kamerstukken 35 764) drie moties aangenomen (Handelingen II 2021/22, nr. 65, item 14). Ik informeer u hierbij over de uitvoering van deze moties, zoals ik u heb toegezegd
in de brief aan uw Kamer van 21 juni jl. (Kamerbrief over Uitvoering moties bij wetsvoorstel
tweede tranche Wet Bibob (Kamerstuk 35 764, nr. 19)).
Kamerstuk 35 764, nr. 13
Met deze motie wordt de regering verzocht om in overleg met de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG) en het Landelijk Bureau Bibob tot een overzicht te komen van gemeenten
die de Wet Bibob niet toepassen ofwel het Landelijk Bureau Bibob niet informeren,
met als doel gemeenten aan te sporen de Wet Bibob actief toe te passen.
Ik heb met het Landelijk Bureau Bibob, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en
het Landelijk Informatie- en Expertisecentrum overleg gevoerd over de uitvoering van
deze motie. Omdat gemeenten bij het doen van een Bibob-onderzoek niet verplicht zijn
om advies aan te vragen bij het Landelijk Bureau Bibob, kan niet alleen door navraag
bij het Landelijk Bureau inzichtelijk worden gemaakt hoeveel gemeenten de Wet Bibob
niet toepassen. Ook zijn de gegevens van de gemeenten die in de afgelopen jaren een
Bibob-onderzoek hebben gedaan niet op één plek geregistreerd. Op dit moment wordt
daarom onderzocht welke informatie door wie kan worden geleverd om uitvoering te kunnen
geven aan de motie. Ik streef ernaar om uw Kamer voor aanvang van het zomerreces van
2023 te informeren over deze motie.
Kamerstuk 35 764, nr. 15 en 17 en wetsevaluatie Wet Bibob
Met de motie met Kamerstuk 35 764, nr. 15 wordt de regering verzocht te laten onderzoeken of betrokkenen die onderworpen worden
aan een Bibob-onderzoek voldoende en tijdig in staat worden gesteld om inzage te krijgen
in de door het bestuursorgaan gebruikte onderliggende informatie.
Met de motie met Kamerstuk 35 764, nr. 17 wordt de regering verder verzocht tweejaarlijks inzicht te geven in de knelpunten
waar bestuursorganen die een verminderd beroep doen op het LBB tegenaanlopen bij de
toepassing van de Wet Bibob en om oplossingsrichtingen te onderzoeken.
Zoals ook aangegeven tijdens de plenaire behandeling van de eerste tranche1 en tweede tranche2, worden de wetsevaluaties van beide wetswijzigingen gezamenlijk gedaan. Vanwege de
impact die de wetswijzigingen kunnen hebben op de aangehaalde onderwerpen in de moties,
wil ik de moties gecombineerd en (deels) tegelijkertijd met de evaluatie van de eerste
en tweede tranche uit laten voeren. Zo kan een volledig beeld worden verkregen, terwijl
op hetzelfde moment doelmatig en efficiënt onderzoek kan worden gedaan. Dit heb ik
ook aangegeven in mijn Kamerbrief van 21 juni jl.
In uw Kamer bestond de wens om de hiervoor genoemde moties binnen een termijn korter
dan vijf jaar uit te voeren. Ik kies er mede daardoor voor om niet – zoals eerder
toegezegd – pas na vijf jaar een evaluatie te doen, maar om het onderzoek te laten
aanvangen in het eerste kwartaal van 2024. Ik zal het WODC verzoeken om het onderzoek
uit te voeren. Afhankelijk van de precieze opzet van het onderzoek is de verwachting
dat het onderzoek in ieder geval voor aanvang van het zomerreces van 2025 is afgerond.
Na afronding van het onderzoek zal het onderzoek naar de knelpunten waar bestuursorganen
tegenaanlopen zich tweejaarlijks herhalen. In het onderzoek wil ik ten slotte aandacht
laten besteden aan de rechtsbescherming.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius