35 732 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19)

Nr. 9 AMENDEMENT VAN DE LEDEN VAN DAM EN GROOTHUIZEN

Ontvangen 18 februari 2021

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 58c wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Een krachtens artikel 58j, eerste lid, onderdeel f, vastgestelde ministeriële regeling vervalt uiterlijk drie weken na de inwerkingtreding ervan.

Toelichting

De avondklok is een maatregel die de vrijheid van een ieder inperkt om zich vrijelijk te bewegen. Andere maatregelen raken groepen burgers en zijn minder alomvattend. Inperking van grondrechten moet normaliter bij formele wet geregeld worden, ook de beperking of normering van die inperking. Met deze regeling komt er standaard – anders dan bij de andere ministeriële regelingen onder hoofdstuk Va van de Wet Publieke Gezondheid – een einde aan de regeling van de avondklok na drie weken. Uiteraard kan en moet dat korter dan drie weken zijn, zodra de ontwikkeling van de pandemiebestrijding dit mogelijk maakt.

Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheid van het kabinet om in anticipatie op het einde van een avondklok-regeling een nieuwe regeling aangaande de avondklok in te dienen.

Het in dit amendement bepaalde zal geen betrekking hebben op de bestaande, onder de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag tot stand gekomen, «om te hangen» ministeriële regeling waar de huidige avondklok op is gebaseerd, maar wel op een mogelijke opvolger van deze regeling.

Van Dam Groothuizen

Naar boven