35 732 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19)

Nr. 8 AMENDEMENT VAN HET LID VAN HAGA

Ontvangen 18 februari 2021

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

In artikel I wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Aan artikel 58c wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. Een krachtens artikel 58j, eerste lid, onderdeel f, vastgestelde ministeriële regeling vervalt uiterlijk twee weken na de inwerkingtreding ervan.

Toelichting

Op grond van het wetsvoorstel krijgt de Minister de bevoegdheid om bij ministeriële regeling regels te stellen over het vertoeven in de openlucht. Een zodanige regeling wordt op grond van het huidige artikel 58c van de Wet publieke gezondheid aan beide Kamers overgelegd en vervalt van rechtswege, indien de Tweede Kamer binnen een week na overlegging besluit niet in te stemmen.

Is een zodanige regeling eenmaal in werking getreden, dan kan die tot in lengte der dagen blijven gelden, zonder dat het parlement opnieuw betrokken hoeft te worden. Gelet op het zeer ingrijpende en vrijheidsbeperkende karakter van een avondklok is dat zeer ongewenst. Dit amendement beoogt dat een zodanige regeling ten hoogste twee weken geldt en daarna van rechtswege vervalt. Zodoende houdt het parlement controle over het voortduren van een avondklok.

Van Haga

Naar boven