35 732 Wijziging van de Wet publieke gezondheid in verband met een tijdelijke bevoegdheid om het vertoeven in de openlucht te beperken teneinde de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren (Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19)

Nr. 7 AMENDEMENT VAN DE LEDEN GROOTHUIZEN EN VAN DAM

Ontvangen 18 februari 2021

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel B, wordt aan het voorgestelde onderdeel F toegevoegd «, met dien verstande dat onder openlucht niet wordt begrepen openlucht behorende bij een woning of een gedeelte daarvan of bij het woongedeelte van een voertuig of vaartuig.»

Toelichting

Dit amendement regelt een nadere definiëring voor openlucht in het voorstel. Het gaat om openlucht niet zijnde onderdeel van een woning, erf, vaar- of voertuig. Dit om zo min mogelijk inperking van de persoonlijke levenssfeer te kunnen garanderen. Het primaat van de wetgever impliceert dat normen in de wet horen. Indiener is van mening dat, zeker wanneer het gaat om de inperking van vrijheden, deze niet in een ministeriële regeling horen, maar in de formele wet. Daarom moet de duiding van het begrip «openlucht» plaatsvinden in een formele wet in plaats van in lagere wetgeving.

Groothuizen Van Dam

Naar boven