35 722 Voortduren van de werking van artikel 8, eerste en derde lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag (Voortduringswet artikel 8 Wbbbg)

C BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten Generaal

Den Haag 26 februari 2021

Door middel van deze brief informeer ik uw Kamer over de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2021 in het kort geding inzake het hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 16 februari 2021 betreffende de avondklok.

Het hof oordeelt dat de Staat bij de invoering van de avondklok gebruik heeft mogen maken van de separate noodbevoegdheid in de Wet bijzondere bevoegden burgerlijk gezag. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn daarbij door het kabinet niet uit het oog verloren. Volgend uit dit oordeel vernietigt het hof het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 16 februari 2021 en wijst het hof de vordering van Viruswaarheid af.

Sinds maandag 22 februari jl. vindt de avondklok zijn juridische grondslag in de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19, ook bekend als de Spoedwet avondklok. De uitspraak van het hof brengt geen verandering in deze juridische grondslag.

Bijgaand treft u ter informatie het arrest1.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Ter inzagen gelegd bij de Directie Inhoud.

Naar boven