35 633 Wijziging van de Wet verbod pelsdierhouderij in verband met een vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 november 2020

Op 28 augustus kondigde het kabinet aan wetgeving te zullen voorbereiden op basis waarvan het verbod op het houden van nertsen in Nederland wordt vervroegd. Op 16 november heeft uw Kamer de voorgestelde wetswijziging ter vervroeging van het verbod op de pelsdierhouderij ontvangen (Kamerstuk 35 633). De wetswijziging regelt het vervroegde verbod op het houden van nertsen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het advies van het OMT-Z van 24 augustus en het vervolgadvies van 9 november, waarover uw Kamer op 10 november geïnformeerd werd (Kamerstuk 28 286, nr. 1133). Het OMT-Z ziet de verplichte beëindiging van de pelsdierhouderij na afloop van de pelsperiode als de beste optie om het volksgezondheidsrisico op de lange termijn (reservoirvorming en daaruit volgende infecties) te couperen.

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 28 augustus 2020 (Kamerstuk 28 286, nr. 1124) beoogt de wetswijziging een vervroeging van het verbod op de pelsdierhouderij.1 Het huidige verbod op de pelsdierhouderij gaat in op 1 januari 2024. De wetswijziging vervroegt dit verbod: vanaf 13 dagen na de inwerkingtreding is het verboden om nertsen te houden op pelsdierbedrijven in Nederland. Streven is dat de wetswijziging zo spoedig mogelijk, in elk geval voor het nieuwe fokseizoen, in werking kan treden. Bij een spoedige behandeling door beide Kamers van het wetsvoorstel zou dit naar verwachting begin 2021 kunnen zijn.

In de wetswijziging is bepaald dat aan pelsdierhouders nadeelcompensatie wordt verstrekt in verband met de vervroegde beëindiging. Nadere regels over de nadeelcompensatie zijn uitgewerkt in een beleidsregel, die u in de bijlage bij deze brief aantreft2.

Nadeelcompensatie

Met de vervroegde beëindiging wordt de eerder gegunde overgangstermijn van 11 jaar, waarin pelsdierhouders de gelegenheid zouden hebben gehad om de investeringen terug te verdienen, met drie jaar ingekort. Het vervroegen van het verbod is immers geen tijdelijke maatregel, maar een permanente maatregel om de pelsdierhouderij zo spoedig mogelijk volledig te beëindigen. Dit terwijl pelsdierhouders oorspronkelijk tot 1 januari 2024 in bedrijf zouden mogen blijven. Zoals in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is uitgelegd, brengt onder andere de zeer korte en abrupte termijn waarbinnen de pelsdierhouders hun bedrijf permanent moeten staken, met zich dat de schade niet volledig voor hun rekening hoort te blijven. In het licht van het eigendomsrecht hebben de pelsdierhouders dan ook recht op compensatie. Zonder compensatie kan niet de vereiste «fair balance» worden bereikt, zoals dat is voorgeschreven in het Eerste Protocol bij het Europese verdrag voor de Rechten van de Mens.

In de beleidsregel wordt nader ingevuld welke schade onder welke voorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt. Het moet dan in elk geval gaan om schade als rechtstreeks gevolg van de omstandigheid dat de pelsdierhouder drie jaar eerder moet stoppen (het causaliteitsvereiste). Maar ook niet alle «causale» schade wordt vergoed; een deel van de schade valt onder het normaal maatschappelijk risico (ondernemersrisico). Deze kosten horen voor eigen rekening van de pelsdierhouder te komen. Het normaal maatschappelijk risico bedraagt 15% van het totaalbedrag aan compensatie. De uitwerking in de beleidsregel is zodanig dat het een eerlijke compensatie is voor de geleden schade, terwijl tegelijkertijd ook niet meer wordt vergoed dan redelijkerwijs aan de vervroegde beëindiging als schadepost kan worden toegerekend.

In de bijgevoegde beleidsregel en bijbehorende toelichting (bijlage 1)3 wordt uitgewerkt welke posten voor vergoeding in aanmerking komen. Samenvattend gaat het om de volgende vier componenten:

  • 1. Vergoeding inkomensschade, gebaseerd op het aantal fokteven dat mag worden gehouden op de betreffende locatie;

  • 2. Vergoeding ter overbrugging van de benodigde periode voor het vinden van vervangende arbeid, voor de ondernemer(s) en ondernemende gezinsleden;

  • 3. Vergoeding hogere afvloeiingskosten personeel, gebaseerd op de transitievergoeding die de ondernemer aan zijn werknemer dient uit te keren;

  • 4. Vergoeding waardeverlies fokteven in verband met het geldende vervoersverbod.

Op het totaalbedrag op basis van bovenstaande componenten is de korting van 15% vanwege het normaal maatschappelijk risico van toepassing. Bij de bepaling van dit percentage is onder meer in acht genomen dat pelsdierhouders redelijkerwijs niet hadden kunnen voorzien dat de wettelijk verankerde overgangstermijn van 11 jaar zou worden ingekort. Hierover vindt u meer informatie in de toelichting op de beleidsregel in bijlage 14.

Bij de berekening van de nadeelcompensatie wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven die op dit moment nog in productie zijn en bedrijven die geruimd zijn (en daarvoor een ruimingsvergoeding ontvangen) zodat de ene categorie bedrijven geen voordeel of nadeel ondervindt ten opzichte van de andere. Daarnaast bestaat een derde categorie van bedrijven, die in 2020 niet in productie waren. Als deze bedrijven aannemelijk maken dat zij wel van plan waren om in de periode 2021–2023 opnieuw te gaan produceren, dan kunnen zij nadeelcompensatie aanvragen voor deze drie gemiste productiejaren.

Bijlage 2 bij deze brief bevat een voorbeeldberekening voor een middelgroot bedrijf met 4.000 fokteven voor de situaties van een bedrijf dat op dit moment nog in productie is, is geruimd of geheel 2020 geen dieren hield5. De nadeelcompensatie wordt per bedrijf berekend en zal per nertsenhouder verschillen. Voor de regeling reserveert het kabinet een bedrag van maximaal € 150 miljoen (inclusief maximaal € 20 miljoen uitvoeringskosten).

Ten behoeve van de inschatting van de economische gevolgen voor de sector is onderzoek gedaan door Wageningen Economic Research (WEcR). Dit rapport vindt u in bijlage 36. Van Ameyde Waarderingen, expert op het gebied van de bedrijfseconomische aspecten van nadeelcompensatie, heeft onderzoek gedaan naar de verschillende schadeposten. Dit rapport, waarin advies wordt uitgebracht over de schade die als rechtstreeks gevolg van de vervroegde beëindiging is geleden en welke kostenposten dit betreft, vindt u in bijlage 47. Deze adviezen zijn bij de opstelling van de beleidsregel betrokken. Ter voorbereiding van de beleidsregel is voorts overleg gevoerd met de sector om inzicht te krijgen in de gevolgen die de vervroegde beëindiging van de pelsdierhouderij met zich brengt. De beleidsregel is vastgesteld op basis van objectieve maatstaven. Met de pelsdiersector wordt niet onderhandeld over de nadeelcompensatie.

De pelsdiersector heeft aangegeven dat, zodra er duidelijkheid is over de nadeelcompensatie, de verwachting is dat alle dieren voor het eind van het jaar gepelsd zijn. Hoe dan ook is het vanaf 13 dagen na de datum waarop de gewijzigde wet in werking treedt, verboden voor de bedrijven om nog dieren te houden. Het kabinet handhaaft het vervoersverbod voor nertsen totdat alle dieren inclusief fokteven op de bedrijven gedood zijn. Pelsdierhouders worden deze week geïnformeerd over de nadeelcompensatieregeling, en zullen begin 2021 verder geïnformeerd worden over het doen van de aanvraag.

Sloop- en ombouwregeling

De bestaande sloop- en ombouwsubsidieregeling voor pelsdierhouders moet naar aanleiding van de voorgestelde wetswijziging worden aangepast. Op grond van de bestaande regeling kan enkel sloopsubsidie worden toegekend indien sprake is van vrijwillige beëindiging door de pelsdierhouder, waarvan geen sprake meer kan zijn gezien het aangekondigde vervroegde verbod.

Het kabinet wil het slopen en ombouwen van stallen of gebouwen blijven subsidiëren, vanuit dezelfde doelen als oorspronkelijk beoogd, waaronder het stimuleren van het maken van een doorstart en het tegengaan van verrommeling van het landschap. Hiertoe zal de huidige sloop- en ombouwsubsidieregeling worden gewijzigd, welke u op termijn zult ontvangen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

In het kader van de Rijksbrede Operatie Inzicht in Kwaliteit vindt tot het einde van 2020 een pilot plaats waarbij Kamerbrieven die ingaan op een nieuw beleidsvoorstel worden voorzien van een aparte bijlage die puntsgewijs ingaat op de vereisten van Artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet. Deze is als bijlage 5 bij deze brief bijgevoegd. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven