35 604 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de tijdelijke verlenging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken

C HERDRUK1 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 5 februari 2021

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad over haar bevindingen inzake bovenvermeld wetsvoorstel. Ik dank de leden van de D66-fractie, de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie voor hun bijdragen. In de navolgende beantwoording zal ik de volgorde van het verslag aanhouden.

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het uitbrengen van verslag met daarin de volgende opmerkingen en vragen.

Inleiding

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn verontrust over het feit dat, ondanks dat er in de vorige evaluaties van de wet biometrische gegevens geen kwantitatief uitsluitsel is gegeven over het nut, de noodzaak en de effecten van de wet, toch is besloten het wetsvoorstel voor verlenging door te voeren. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat enkel de verklaringen van ketenpartners niet voldoende geacht zouden moeten worden om deze verlenging te onderbouwen, en dat deze gang van zaken in de toekomst absoluut vermeden moet worden. Het gaat hier immers om het beschikken over gegevens van een kwetsbare groep mensen. Deze leden hebben enkele vervolgvragen met betrekking tot de uitvoering van de wet en de waarborgen bij het omgaan met de gegevens.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel voor de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de tijdelijke verlenging van de bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen en te verwerken (WbvK). Deze leden onderkennen het belang van een betrouwbare identiteitsvaststelling voor de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000. Wel hechten zij aan zorgvuldige omgang met biometrische gegevens en de privacy van betrokken vreemdelingen.

Daarom hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over de voorliggende wetswijziging.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben hierover enkele vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

In het schriftelijk overleg met de leden van de GroenLinks-fractie over de evaluatie van de voorgaande wet2 en in het voorbereidend onderzoek van de Tweede Kamerfractie over dit wetsvoorstel kwam aan de orde dat er geen duidelijke wettelijke basis is voor het verwerken van biometrische gegevens voor de inhuis-registratie door het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA). De regering heeft aangegeven dat het wetsvoorstel om hier een expliciete wettelijke basis voor te creëren hopelijk binnenkort in consultatie zal gaan.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich in dit kader af of het COA ondertussen doorgaat met het verwerken van biometrische gegevens. Zo ja, op welke basis?

Nadat gebleken is dat het COA voor het verwerken van biometrische gegevens geen wettelijke grondslag heeft, heeft het COA besloten om te stoppen met het verwerken van biometrie totdat die grondslag is gecreëerd. Verificatie vindt nu weer plaats op basis van documenten.

Daarnaast hebben deze leden vernomen dat de Tweede Kamer meerdere wetsvoorstellen en onderwerpen controversieel heeft verklaard. Wat betekent dat voor het wetstraject van het wetsvoorstel dat een wettelijke basis dient te creëren voor het verwerken van biometrische gegevens door het COA? Is te verwachten dat dit wetsvoorstel op korte termijn behandeld kan worden? Zo nee, wat is dan de geschatte vertraging, en zal dit betekenen dat het COA in de tussenperiode het verwerken van biometrische gegevens zal staken?

De ambtelijke voorbereiding van het traject waarbij in de Wet COA een expliciete wettelijke basis wordt gecreëerd voor het verwerken van biometrische gegevens door het COA, is gestart. Het streven is om het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van dit jaar in consultatie te geven. Tijdens de consultatiefase zal in ieder geval de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (hierna: ACVZ) en de Autoriteit persoonsgegevens (hierna: AP) om advies worden gevraagd. Wanneer de consultatiefase is afgerond, zal het wetsvoorstel in de ministerraad worden behandeld met het oog op aanbieding voor advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Raad van State). Na ontvangst van het advies van de Raad van State, zal het wetsvoorstel samen met het nader rapport zo snel mogelijk bij de Tweede Kamer worden ingediend. Wanneer er op het moment van indiening nog geen nieuw kabinet is aangetreden en dit kabinet nog demissionair is, kan de Tweede Kamer besluiten het wetsvoorstel controversieel te verklaren. In dat geval zal de verdere behandeling van het wetsvoorstel moeten wachten op het aantreden van een nieuw kabinet. Of en wanneer dat gaat gebeuren alsook wat de geschatte vertraging in het wetgevingsproces in dat geval zal zijn, is op dit moment niet zeker. Uiteraard blijft mijn inzet erop gericht de procedure van dit wetsvoorstel zo voortvarend mogelijk voort te zetten.

Zoals hierboven is aangegeven, is het COA gestopt met het verwerken van biometrische gegevens totdat er daarvoor een wettelijke grondslag is.

Het COA is ook recentelijk weer in de negatieve belangstelling gekomen voor het onrechtmatig delen van persoonsgegevens van asielzoekers met de politie.3 Al zijn de leden van de GroenLinks-fractie zich ervan bewust dat dit om andere data ging dan de biometrische gegevens waar dit wetsvoorstel op ziet, zijn deze leden wel van mening dat dit wijst op het belang van een wettelijke basis en volledige transparantie met betrekking tot alle acties waarin persoonlijke informatie van vreemdelingen opgenomen, gebruikt, en gedeeld wordt. Hoe ziet de regering dit?

De regering onderschrijft het standpunt van de aan het woord zijnde leden volledig. Voor de verwerking en het delen van persoonsgegevens door overheidsinstanties is een wettelijke basis noodzakelijk. Bij brief van 26 oktober 2020 heb ik uw Kamer gemeld dat een wetstraject wordt opgestart om in de Wet COA een duidelijke wettelijke basis op te nemen voor het verwerken van biometrische gegevens door het COA.4 Zoals hiervoor aangegeven, is de ambtelijke voorbereiding reeds gestart en is het streven het wetsvoorstel in het eerste kwartaal van dit jaar in consultatie te geven.

Voor het verwerken van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen ter uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000), stelt onderhavig wetsvoorstel veilig dat de wettelijke basis daarvoor blijft bestaan; daarom is dit wetsvoorstel ook van groot belang. Voor de verwerking van persoonsgegevens in de vreemdelingenketen gelden naast de regels uit de Vw 2000 ook de regels uit de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: UAVG). In de AVG en UAVG is transparantie het uitgangspunt bij de verwerking van persoonsgegevens. Zo verplichten de artikelen 13 en 14 van de AVG overheidsinstanties die verwerkingsverantwoordelijken zijn, om betrokkene te informeren over onder andere het feit dat gegevens over hem worden verwerkt en voor welke doeleinden. Verder kan een betrokkene een beroep doen op de rechten die de AVG hem geeft, zoals het recht op inzage, het recht op rectificatie, het recht op gegevenswissing en het recht op beperking van de verwerking (artikelen 15 tot en met 18 AVG). Zo kan betrokkene desgewenst grip houden op de verwerking van de hem betreffende persoonsgegevens. Uitzonderingen op de transparantieplicht zijn mogelijk, bijvoorbeeld wanneer dat in het belang is van de opsporing van strafbare feiten en het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving (artikel 41 van de UAVG).

Ook bij continuering van de wettelijke basis voor de verwerking van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen, zullen de partners in de vreemdelingenketen daarbij de regels omtrent transparantie in acht moeten nemen. De AVG en de UAVG verplichten daartoe.

Hoe kan het zijn dat het COA op deze manier is omgegaan met de gegevens van asielzoekers? En waarom komt dit nu pas naar boven? Kan de regering dit verder duiden?

Als gevolg van de toegekomen aandacht voor het belang van bescherming van persoonsgegevens (zoals ook bijvoorbeeld uit de AVG blijkt), komen er helaas situaties naar boven die abusievelijk niet eerder zijn onderkend. Wanneer dit gebeurt, wordt zo spoedig mogelijk actie ondernomen om de onrechtmatige situatie te beëindigen en ervoor te zorgen dat gegevensuitwisseling wordt hervat met een correcte juridische basis.

De verstrekking van dagelijkse bezettingsgegevens van alle asielzoekers aan het Nationaal Vreemdelingen Informatieknooppunt (hierna: NVIK) is hier helaas een voorbeeld van.

Er mag geen twijfel zijn over de rechtmatigheid van het delen van persoonsgegevens. Toen die twijfels ontstonden heeft het COA de gegevensuitwisseling gestopt en een extern onderzoek laten uitvoeren naar de rechtmatigheid van de gegevensuitwisseling. Uit dat onderzoek bleek dat de verstrekking van herleidbare bijzondere persoonsgegevens van alle asielzoekers niet in overeenstemming is met de AVG.

De Tweede Kamer is hierover op 29 januari jl. geïnformeerd.5 Uit deze casus zijn belangrijke lessen getrokken.

  • Er zal een expliciete grondslag binnen de Wet COA worden gecreëerd voor het verwerken van bijzondere en strafrechtelijke persoonsgegevens. Dit zal worden meegenomen in het wetstraject waarin een expliciete wettelijke basis voor het verwerken van biometrische gegevens door het COA wordt gecreëerd. Van het laatstgenoemde traject is reeds melding gemaakt in de brief van 26 oktober jl. aan de Eerste Kamer.6

  • Ook met een expliciete wettelijke grondslag blijft het conform de AVG noodzakelijk om per geval goed onderbouwd aan te kunnen tonen waarom het gebruik van bepaalde bijzondere persoonsgegevens rechtmatig is.

  • Het COA heeft de gemaakte afspraken over het verstrekken van persoonsgegevens aan het NVIK extern laten toetsen door Privacy Management Partners (PMP).

Het hiervoor genoemde onrechtmatig delen van persoonsgegevens door het COA roept bij de leden van de GroenLinks-fractie vragen op over de cultuur rondom het omgaan met persoonsgegevens van asielzoekers en vluchtelingen. Is de regering met deze leden van mening dat hierin altijd zo zorgvuldig mogelijk gehandeld moet worden? Hoe wordt er toezicht gehouden op de betrokken partijen om te verzekeren dat ze binnen de grenzen van hun bevoegdheden handelen?

Ook dit standpunt van de aan het woord zijnde leden onderschrijft de regering volledig. Er moet altijd zo zorgvuldig mogelijk met persoonsgegevens worden omgegaan. De AVG (artikelen 5 en 6) schrijft dat ook voor: persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is. Persoonsgegevens mogen uitsluitend voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens in beginsel niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt. Wanneer de overheid persoonsgegevens verwerkt, moet daar een wettelijke basis voor zijn en moet de verwerking noodzakelijk zijn om te voldoen aan een wettelijke verplichting, de vervulling van een taak van algemeen belang of een taak in het kader van de uitoefening van openbaar gezag.

In het wetsvoorstel dat beoogt te voorzien in een wettelijke basis in de Wet COA voor de verwerking van persoonsgegevens door het COA, zullen deze eisen uit de AVG uiteraard in acht worden genomen. Deze wettelijke basis zal daarom een zorgvuldige omgang van persoonsgegevens door het COA waarborgen.

Met betrekking tot onderhavig wetsvoorstel dat erin voorziet de Wet biometrie vreemdelingenketen (hierna: Wbvk) te verlengen met vijf jaar, merkt de regering op dat de Wbvk een zorgvuldige omgang met biometrische gegevens waarborgt. De Wbvk betreft de artikelen 106a tot en met 107a van de Vw 2000, welke artikelen nader zijn uitgewerkt in de artikelen 8.27 tot en met 8.36 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000). Deze bepalingen vormen het wettelijk kader dat een zorgvuldige omgang met biometrische gegevens in de vreemdelingenketen waarborgt. Dit wettelijk kader bepaalt met welk doel biometrische gegevens mogen worden verwerkt, namelijk uitsluitend voor het vaststellen van de identiteit of de verificatie van documenten of de identiteit van een betrokkene ter uitvoering van de Vw 2000. De Wbvk mag dus alleen worden ingezet bij de uitoefening van de bevoegdheden bij of krachtens de Vw 2000. Het wettelijk kader bepaalt ook welke groepen ambtenaren bevoegd zijn biometrische gegevens te verwerken, de wijze van opslag in de vreemdelingenadministratie, welke bewaartermijnen er gelden, wanneer de biometrische gegevens moeten worden vernietigd en onder welke voorwaarden en aan wie de biometrische gegevens beschikbaar mogen worden gesteld. Het wettelijk kader stelt ook regels over het bewaken van de kwaliteit, de juistheid en volledigheid van de af te nemen en opgeslagen biometrische gegevens. De functionaris voor gegevensbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid ziet toe op de naleving van de AVG en andere gegevensbeschermingsregels, zoals het voornoemde wettelijke kader van de Wbvk voor het afnemen en verwerken van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen. De AP is bevoegd op te treden in onrechtmatige situaties.

En hoe kan verklaard worden dat die zorgvuldigheid en dat toezicht blijkbaar op bepaalde momenten faalt?

Zoals hierboven al is aangegeven betreft het hier een casus die abusievelijk niet eerder is onderkend. Zodra evenwel duidelijk was dat de desbetreffende gegevensuitwisseling niet rechtmatig was, is deze beëindigd.

De Wet bevoegdheid om biometrische gegevens van vreemdelingen af te nemen heeft de toegang die ketenpartners hebben tot persoonlijke data van vreemdelingen vergroot, en de verlenging hiervan zal die ruime toegang in stand houden. Dit geeft ruimte voor fouten en onrechtmatig gebruik, zoals hierboven ook beschreven is. Zeker in combinatie met de gebrekkige kwantitatieve onderbouwing van de effectiviteit, het nut, en de noodzaak van de huidige wet, is dit volgens de leden van de GroenLinks-fractie een zorgelijk punt. Kan de regering de waarborg geven dat de gegevens die met dit wetsvoorstel opgenomen worden enkel worden gebruikt waarvoor ze bedoeld zijn, en zo ja, hoe kan de regering dit onderbouwen?

De regering onderkent dat nut en noodzaak van onderhavig wetsvoorstel op dit moment enkel gebaseerd kunnen worden op kwalitatieve overwegingen en dat een empirische motivering op basis van kwantitatieve gegevens op dit moment ontbreekt. Er zijn al stappen gezet om ervoor te zorgen dat een empirische onderbouwing wel beschikbaar zal zijn bij de volgende evaluatie van de Wbvk. Dat nu geen empirische onderbouwing kan worden gegeven voor nut en noodzaak van verlenging van de Wbvk, betekent echter niet dat onderhavig wetsvoorstel tot verlenging van de Wbvk de ruimte voor fouten en onrechtmatig gebruik vergroot. Het wettelijk kader van de Wbvk zoals dat hiervoor is omschreven, biedt namelijk heldere en vrijwel uitputtende regels voor welke biometrische gegevens (een gezichtsopname en tien vingerafdrukken), door wie en op welke wijze mogen worden verwerkt. Het wettelijk kader stelt duidelijke begrenzingen aan de mogelijkheden voor doorverstrekking van biometrische gegevens en geeft heldere regels die de kwaliteit van de afgenomen en opgeslagen biometrische gegevens borgen.

Biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon kwalificeren als een bijzondere categorie van persoonsgegevens in de zin van artikel 9, eerste lid, van de AVG. De verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens is verboden, tenzij de verwerking noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang en daartoe een Unierechtelijke of nationaalrechtelijke grondslag is getroffen die voldoet aan de eisen van de AVG (artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG). De Wbvk biedt zo’n nationaalrechtelijke grondslag ter aanvulling op Unierechtelijke grondslagen. Artikel 6, vierde lid, van de AVG, staat verdere verwerking (beschikbaarstelling of doorverstrekking) van biometrische gegevens toe, maar alleen als daar een wettelijke grondslag voor is en de verdere verwerking van biometrische gegevens noodzakelijk is ter behartiging van een zwaarwegend algemeen belang als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de AVG. Artikel 107 van de Vw 2000 vormt de grondslag voor beschikbaarstelling of doorverstrekking.

Beschikbaarstelling of doorverstrekking van biometrische gegevens is op grond van artikel 107, vijfde en zesde lid, van de Vw 2000 uitsluitend mogelijk voor de daarin limitatief opgesomde doelen van zwaarwegend algemeen belang, namelijk: a) het verstrekken van een reisdocument door een diplomatieke vertegenwoordiging ten behoeve van terugkeer, b) de identificatie van slachtoffers van rampen en ongevallen, c) de opsporing en vervolging van strafbare feiten, d) de toepassing van artikel 55c van het Wetboek van Strafvordering, en e) de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017. De verstrekking van gegevens betreffende de vingerafdrukken van de vreemdeling uit de vreemdelingenadministratie in de gevallen, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten vindt slechts plaats in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie: a) indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een vreemdeling is, of b) in het belang van het onderzoek en het opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de opheldering van het misdrijf.

Artikel 107, achtste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat voornoemde doorverstrekking niet plaatsvindt indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor onevenredig wordt geschaad. In het geval van beschikbaarstelling van biometrische gegevens aan derden met het oog op voornoemde doelen, wordt een aantekening gemaakt van de datum waarop en de organisatie waaraan de gegevens zijn verstrekt. Deze aantekening wordt vijf jaar bewaard (artikel 8.34, tweede lid, van het Vb 2000).

Ten behoeve van de borging van de kwaliteit van de biometrische gegevens en het minimaliseren van de kans op fouten bij het gebruik daarvan, kent het Vb 2000 diverse bepalingen. Zo kunnen biometrische gegevens opnieuw worden afgenomen indien eerder afgenomen gegevens van onvoldoende kwaliteit blijken te zijn (artikel 8.31), wordt bepaald hoe om te gaan met situaties waarin van niet alle tien vingers een afdruk van goede kwaliteit kan worden gemaakt (artikel 8.32, tweede en derde lid) en kan een dactyloscopisch deskundige worden geraadpleegd bij onduidelijkheid over de juistheid van vingerafdrukken (artikel 8.33).

De functionaris voor gegevensbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid ziet toe op de naleving van de AVG en andere gegevensbeschermingsregels, onder andere de regels over doorverstrekking en kwaliteitsborging. De AP is bevoegd op te treden in onrechtmatige situaties. De regering hecht eraan op te merken dat niet is gebleken dat bij het gebruik van biometrische gegevens op basis van de Wbvk sprake is geweest van fouten of onrechtmatig gebruik.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

Effectiviteit, nut en noodzaak

De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering onderkent dat een empirische motivering op basis van kwantitatieve gegevens over de effectiviteit, het nut en de noodzaak van de nationale bevoegdheid vooralsnog ontbreekt. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontbreken van een uniforme registratie van onregelmatigheden, goede kwaliteitssystemen en monitoring. De regering geeft aan dat er daarom is gekozen voor een verlenging van 5 jaar.7 De leden van de D66-fractie zijn het eens met het aanpassen van de horizonbepaling en onderstrepen het belang van een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing. Kan de regering aangeven hoe zij ervoor zorgt dat de ontbrekende gegevens op het moment van evaluatie compleet zijn? En kan de regering aangeven welke stappen zij zal ondernemen indien uit de evaluatie blijkt dat de empirische onderbouwing onvoldoende is? Welke organisatie zal dit onderzoek uitvoeren?

In navolging van de adviezen van de ACVZ en de Raad van State ben ik van mening dat een empirische motivering op basis van kwantitatieve gegevens straks onmisbaar is bij een beslissing over de definitieve voortzetting van de Wbvk. Daartoe worden uniforme definities van onregelmatigheden binnen de vreemdelingenketen afgesproken en wordt er een uniforme rubricering van opzettelijke en niet-opzettelijke onregelmatigheden in de vreemdelingenketen ingevoerd. In de beantwoording van de desbetreffende vragen van de leden van de fractie van de PvdA ga ik daar verder op in. Indien uit de nieuwe evaluatie zou blijken dat de empirische onderbouwing onvoldoende is om de doelmatigheid van de wet vast te stellen, dan is dat reden om de Wbvk na 1 maart 2026 niet voort te zetten.

Het is nog niet bekend welke organisatie het onderzoek zal uitvoeren. Vanzelfsprekend zal het een onafhankelijk onderzoeksbureau zijn.

Europese regelingen

De leden van de D66-fractie lezen ook in de memorie van toelichting dat er binnen EU-regelgeving ontwikkelingen zijn in relatie tot de noodzaak van de Wbvk.8 Kan de regering schetsen wat het Europese asiel- en migratiepact betekent voor het voorliggend wetsvoorstel? Wat is hier het tijdschema?

Er zijn momenteel inderdaad belangrijke ontwikkelingen gaande in EU-wetgeving en onderliggende informatiesystemen op het terrein van het gebruik van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen. Het gaat dan met name om diverse EU-informatiesystemen waarin biometrie van vreemdelingen thans al wordt verwerkt of zal worden verwerkt. Ten tijde van de inwerkingtreding van de Wbvk ging het om Eurodac, het Schengeninformatiesysteem (hierna: SIS) en het Visuminformatiesysteem (hierna: VIS). Inmiddels zijn in Europa ook regels in verordeningen afgesproken over twee nieuwe EU-informatiesystemen, te weten het Entry Exit systeem (hierna: EES) en het ETIAS-reisautorisatiesysteem (hierna: ETIAS). Genoemde bestaande en nieuwe systemen worden interoperabel. Dit betekent dat deze systemen beter met elkaar kunnen samenwerken en bijvoorbeeld in één keer doorzoekbaar worden. De materiële of personele reikwijdte van de bestaande systemen is of wordt bovendien uitgebreid. Zo zullen in het SIS voortaan ook terugkeerbesluiten worden opgenomen en onderhandelt men in Brussel over het opnemen van visa voor lang verblijf en verblijfsvergunningen in het VIS.

Het Europese asiel- en migratiepact heeft voor zover dat nu is in te schatten geen betekenis voor het onderhavige wetsvoorstel. Daarin lijken namelijk geen voorstellen te worden opgenomen die tot de conclusie moeten leiden dat de nationale grondslag voor de verwerking van biometrische gegevens in de vreemdelingenketen die de Wbvk biedt, overbodig zou zijn.

Privacy en communicatie

De leden van de D66-fractie vinden het van belang dat er zeer zorgvuldig wordt omgegaan met de verzamelde biometrische gegevens van vreemdelingen. De Autoriteit Persoonsgegevens vindt dat uit de twee evaluaties blijkt dat de huidige werkwijze onvoldoende de privacy van vreemdelingen beschermt.9 Kan de regering reageren op de bezwaren van de Autoriteit Persoonsgegevens?

De AP heeft op 24 juni 2020 advies uitgebracht bij het wetsvoorstel zoals dat in consultatie is gegaan. Het advies van de AP heeft derhalve geen betrekking op het wetsvoorstel in huidige vorm dat op het belangrijkste punt dat de AP opwierp – namelijk de horizonbepaling – ingrijpend is gewijzigd. De AP heeft in zijn advies een aantal bezwaren tegen het oorspronkelijke wetsvoorstel opgeworpen, onder andere met betrekking tot de onderbouwing van nut en noodzaak alsmede de gegevensdeling door het COA, de grondslag voor het ter beschikking stellen van gezichtsopnames uit de vreemdelingenadministratie en bewaartermijnen. De regering heeft de Raad van State bij brief van 16 juli 2020 een appreciatie doen toekomen van het advies.10

De regering onderkent dat nut en noodzaak van onderhavig wetsvoorstel enkel gebaseerd kunnen worden op kwalitatieve overwegingen en dat een empirische motivering op basis van kwantitatieve gegevens op dit moment ontbreekt. Desalniettemin acht de regering het van groot belang dat de ervaringen van de partners in de vreemdelingenketen ondubbelzinnig laten zien dat de Wbvk in belangrijke mate bijdraagt aan een goede uitvoering van de Vw 2000. De evaluatie van de Wbvk geeft dit duidelijk aan. Om die reden acht de regering voortzetting van de Wbvk wenselijk.

Het advies van de ACVZ is in de consultatiefase van het wetsvoorstel mede aanleiding geweest om, anders dan aanvankelijk was beoogd, niet de horizonbepaling te laten vervallen, maar om deze te verlengen met vijf jaar. De periode van verlenging van de nationale bevoegdheid van vijf jaar die het onderhavige wetsvoorstel bewerkstelligt, zal worden gebruikt om alsnog een duidelijk kwantitatief beeld te verkrijgen van de te bestrijden problematiek op het gebied van onregelmatigheden met betrekking tot identiteit en de mate waarin de Wbvk hierin ondersteuning kan bieden. Zoals in het nader rapport is aangegeven, zal de regering daartoe in de processen in de vreemdelingenketen een registratiefaciliteit invoeren voor onregelmatigheden en potentiële fraudegevallen. Gelet op het feit dat na de consultatiefase het wetsvoorstel op dit punt is aangepast, gaat de regering ervan uit dat het bezwaar van de AP ter zake voldoende is ondervangen in het voorliggende wetsvoorstel.

Met betrekking tot de bezwaren van de AP over de verwerking van persoonsgegevens door het COA, is belangrijk dat ik uw Kamer bij eerdergenoemde brief van 26 oktober 2020 en de Tweede Kamer bij eerdergenoemde brief van 29 januari 2021 en de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel heb aangegeven ernaar te streven in het eerste kwartaal van dit jaar een wetsvoorstel in consultatie te brengen. In de beantwoording van de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie heb ik voorts een uiteenzetting gegeven van het wettelijk kader voor het ter beschikking stellen van biometrische gegevens uit de vreemdelingenadministratie aan derden alsmede voor bewaartermijnen en de vernietiging van biometrische gegevens. Ook op deze punten meent de regering eventuele onduidelijkheid hierover te hebben weggenomen.

Op 18 januari 2021 bracht de NRC een artikel uit over de onrechtmatige gegevensuitwisseling van de politie met het COA.11 Zeven jaar lang deelde het COA persoonlijke gegevens van asielzoekers met de politie. Slechts een deel van de verkregen informatie bleek van waarde voor de politie. Daarnaast kregen de asielzoekers bij aankomst een toestemmingsformulier. Hiermee gaven zij toestemming om hun gegevens te delen met de politie. Op het formulier kon men alleen «ja» invullen. De leden van de D66-fractie zijn geschrokken van de onrechtmatige uitwisseling van persoonlijke gegevens. Kan de regering hierop reageren? En kan de regering aangeven welke stappen zij onderneemt om te zorgen er vertrouwelijk wordt omgegaan met persoonlijke informatie?

Er mag geen twijfel zijn over de rechtmatigheid van het delen van persoonsgegevens. Toen die twijfels ontstonden heeft het COA de gegevensuitwisseling gestopt en actie ondernomen. Ik wil daarvoor verwijzen naar de hierboven gegeven antwoorden op de desbetreffende vragen van de fractie van GroenLinks.

In het licht van het voorliggend wetsvoorstel vragen de leden van de D66-fractie zich af hoe het afnemen van biometrische gegevens wordt gecommuniceerd aan vreemdelingen. Hoe weten vreemdelingen dat dit in lijn is met het internationaal recht en het Europees recht? En wat als zij weigeren om mee te werken? Welke gevolgen heeft dat voor de vreemdeling?

De Wbvk bevat een bevoegdheid om van een vreemdeling biometrie af te nemen en te verwerken voor het vaststellen van de identiteit met het oog op de uitvoering van de Vw 2000. Artikel 54, eerste lid, onderdeel c, van de Vw 2000 en artikel 4.45, aanhef, onderdeel b, van het Vb 2000 behelzen een verplichting voor de vreemdeling tot het verlenen van medewerking aan het vastleggen van gegevens met het oog op identificatie door het zich laten fotograferen en het laten afnemen van vingerafdrukken. Handelen in strijd met deze verplichting kan op grond van artikel 108 van de Vw 2000 worden bestraft.

Omdat het gaat om het uitoefenen van een bestaande bevoegdheid en een verplichting tot medewerking vindt daarover in het algemeen geen communicatie plaats met de desbetreffende vreemdeling. Mocht een vreemdeling daarover vragen hebben, dan wordt gewezen op de wettelijke verplichting tot medewerking. Overigens worden vreemdelingen wel via de websites van de desbetreffende ketenpartners geïnformeerd over de afname van biometrie in verband met bijvoorbeeld het afleggen van het basisexamen inburgering buitenland, het aanvragen van een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) en het afhalen van een verblijfsdocument.

Vreemdelingen die een reguliere verblijfsvergunning aanvragen, zouden kunnen weigeren om biometrie af te staan. Dit heeft echter gevolgen voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De vreemdeling zou bezwaar en beroep kunnen aantekenen tegen de weigering van de verblijfsvergunning vanwege het ontbreken van biometrie.

Het weigeren van het afstaan van biometrische gegevens komt wel voor bij onrechtmatig verblijvende vreemdelingen. Er zijn dan ook dwangmaatregelen mogelijk wanneer een vreemdeling niet meewerkt. Zo is de politie bevoegd tot het gebruiken van gepaste dwang om vingerafdrukken af te nemen en de foto te maken wanneer de vreemdeling niet meewerkt.

Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie hoe de regering erop toeziet dat de biometrische gegevens van vreemdelingen niet onrechtmatig worden uitgewisseld met instanties. Tot slot vernemen de leden van de D66-fractie graag van de regering wie en welke instanties er toestemming hebben, of zullen krijgen, tot de biometrische gegevens van vreemdelingen en welke waarborgen er zijn om misbruik of verkoop van deze gegevens te voorkomen.

Op deze vragen van de leden van de D66-fractie kan de regering aangeven dat het wettelijk kader van de Wbvk, zoals dat hiervoor is uiteengezet, heldere en vrijwel uitputtende regels biedt voor welke gegevens, door wie en op welke wijze mogen worden verwerkt. Het wettelijk kader stelt daarnaast duidelijke begrenzingen aan de mogelijkheden voor doorverstrekking van biometrische gegevens, welke mogelijkheden in overeenstemming zijn met de AVG.

Op grond van artikel 106a, eerste tot en met derde lid, van de Vw 2000 zijn tot het afnemen en verwerken van biometrische gegevens ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van een betrokkene met het oog op de uitvoering van deze wet en voor het verifiëren van de authenticiteit van documenten of de verificatie van de identiteit van een vreemdeling, uitsluitend bevoegd de Minister van Justitie en Veiligheid, de ambtenaren belast met de grensbewaking, de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen en de Minister van Buitenlandse Zaken voor zover het gaat om het vaststellen of het verifiëren van de identiteit.

In reactie op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie is het wettelijk kader voor de beschikbaarstelling of doorverstrekking hiervoor reeds toegelicht. Om de vragen van de leden van de D66-fractie zo volledig mogelijk te beantwoorden, wordt die toelichting hier herhaald. Biometrische gegevens met het oog op de unieke identificatie van een persoon zijn te kwalificeren als een bijzondere categorie van persoonsgegevens in de zin van artikel 9, eerste lid, van de AVG. De verwerking van bijzondere categorieën van persoonsgegevens is verboden, tenzij de verwerking noodzakelijk is om redenen van zwaarwegend algemeen belang en daartoe een Unierechtelijke of nationaalrechtelijke grondslag is getroffen die voldoet aan de eisen van de AVG (artikel 9, tweede lid, onderdeel g, van de AVG). De Wbvk biedt zo’n nationaalrechtelijke grondslag ter aanvulling op Unierechtelijke grondslagen. Artikel 6, vierde lid, van de AVG, staat verdere verwerking (beschikbaarstelling of doorverstrekking) van biometrische gegevens toe, maar alleen als daar een wettelijke grondslag voor is en de verdere verwerking noodzakelijk is ter behartiging van een zwaarwegend algemeen belang als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de AVG. Artikel 107 van de Vw 2000 vormt de grondslag voor beschikbaarstelling of doorverstrekking van biometrische gegevens.

Beschikbaarstelling of doorverstrekking van biometrische gegevens is op grond van artikel 107, vijfde en zesde lid, van de Vw 2000 uitsluitend mogelijk voor de daarin limitatief opgesomde doelen van zwaarwegend algemeen belang, namelijk: a) het verstrekken van een reisdocument door een diplomatieke vertegenwoordiging ten behoeve van terugkeer, b) de identificatie van slachtoffers van rampen en ongevallen, c) de opsporing en vervolging van strafbare feiten, d) de toepassing van artikel 55c van het Wetboek van Strafvordering, en e) de uitvoering van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017. De verstrekking van gegevens betreffende de vingerafdrukken van de vreemdeling uit de vreemdelingenadministratie in de gevallen bedoeld in het vijfde lid, onderdeel c, ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten vindt slechts plaats in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie: a) indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een vreemdeling is, of b) in het belang van het onderzoek en het opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de opheldering van het misdrijf.

Artikel 107, achtste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat voornoemde doorverstrekking niet plaatsvindt indien de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene daardoor onevenredig wordt geschaad. In het geval van beschikbaarstelling van biometrische gegevens aan derden met het oog op voornoemde doelen, wordt een aantekening gemaakt van de datum waarop en de organisatie waaraan de gegevens zijn verstrekt. Deze aantekening wordt vijf jaar bewaard (artikel 8.34, tweede lid, van het Vb 2000).

Uitsluitend de voornoemde bewindspersonen en ambtenaren zijn gerechtigd tot afname en verwerking van biometrische gegevens in het kader van de uitvoering van de Vw 2000. Doorverstrekking mag alleen geschieden in in de wet genoemde gevallen aan de bevoegde overheidsinstanties, zoals de opsporings- en vervolgingsautoriteiten. Ander gebruik of verkoop van biometrische gegevens is niet toegestaan. De functionaris voor gegevensbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid ziet toe op de naleving van de AVG en andere gegevensbeschermingsregels, onder andere de regels over doorverstrekking van biometrische gegevens. De AP is bevoegd op te treden in onrechtmatige situaties. De regering hecht eraan op te merken dat niet is gebleken dat bij het gebruik van biometrische gegevens op basis van de Wbvk sprake is geweest van verkoop of ander onrechtmatig gebruik van biometrische gegevens.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van PvdA

De leden van de PvdA-fractie constateren dat door het ontbreken van kwantitatieve gegevens over de aard en omvang van identiteitsfraude, er nu over de verlenging van een wet een oordeel gevormd moet worden zonder voldoende kennis over nut en noodzaak van de wet. Deze leden vragen zich derhalve af of er gevallen van identiteitsfraude bekend zijn, en zo ja, om wat voor soort identiteitsfraude het gaat. Kan de regering een nadere duiding geven van de manier waarop identiteitsgegevens worden misbruikt? Worden al bestaande gegevens op het identiteitsdocument aangepast? Worden de gegevens van iemand anders misbruikt? Worden er nieuwe, valse identiteiten gecreëerd? Kan de regering precies aangeven hoe biometrische gegevens worden gebruikt om fraude te voorkomen?

Sinds de invoering van de Wbvk is niet bijgehouden hoe vaak onregelmatigheden via het gebruik van biometrie zijn ontdekt. Dat maakt het helaas niet mogelijk om de door de leden van de fractie van de PvdA gevraagde informatie specifiek te leveren.

Identiteits- en documentfraude wordt in het ACVZ-advies «Het topje van de ijsberg» omschreven als: «het door een vreemdeling plegen van valsheid, bedrog, met (bestaande of gefingeerde) identificerende gegevens of met een document, met als doel het verkrijgen van een voordeel of het verminderen van nadeel, meer in het bijzonder: het verkrijgen van toegang tot rechten en voorzieningen in de vreemdelingenketen». Het plegen van identiteitsfraude vindt bijna altijd plaats met gebruik van valse of vervalste identificatiemiddelen, zoals een paspoort, ID-kaart, rijbewijs, creditcard of Burger Service Nummer.

Identiteitsfraude komt in een groot aantal vormen voor: het gebruik van valse (afgegeven door een corrupte overheid) of vervalste brondocumenten of ID-documenten, het gebruik van goede documenten door look-a-likes, het gebruik van authentieke ID-documenten die een onjuiste identiteit bevatten die gecreëerd is aan de hand van valse brondocumenten, het aannemen van meerdere identiteiten aan de hand van meerdere ID-bewijzen, het gebruik van een ID-bewijs (al dan niet gestolen) van een ander. Soms zijn ID-documenten te koop. Daarnaast is er een categorie vreemdelingen die in het geheel geen ID-bewijs heeft en bij wie de overheid moet afgaan op de eigen verklaring van de vreemdeling.

Het voordeel van identificatie en verificatie op basis van biometrie is dat biometrie uniek te koppelen is aan één persoon en dat biometrie nauwelijks te wijzigen is. Wanneer een vreemdeling in het kader van de Vw 2000 voor het eerst met een ketenpartner in aanraking komt wordt biometrie afgenomen. De biometrie wordt opgeslagen in de Basisvoorziening Vreemdelingen (hierna: BVV) en via een Vreemdelingennummer (V-nummer) gekoppeld aan de identiteit van de desbetreffende vreemdeling. Alle ketenpartners kunnen met het oog op de uitvoering van hun taken en bevoegdheden uit de Vw 2000 deze biometrische gegevens raadplegen en de identiteit van de vreemdeling aan de hand van de biometrische gegevens in het centrale bestand verifiëren.

Zo kan bijvoorbeeld eenduidig worden vastgesteld dat degene die het basisexamen inburgering buitenland heeft afgelegd dezelfde persoon is die een mvv aanvraagt bij de Nederlandse ambassade en dezelfde persoon is die het verblijfsdocument bij de IND afhaalt. Biometrie kan ook aantonen dat één persoon onder verschillende namen bij verschillende ketenpartners bekend is.

Wanneer uit de afgenomen biometrie blijkt dat de identiteit van de vreemdeling niet overeenstemt met de identiteit die in de BVV staat geregistreerd, wordt nader onderzoek gedaan. Daarbij is de biometrie leidend. Dit betekent echter niet dat biometrie automatisch doorslaggevend is bij dit onderzoek. Wanneer er twijfel is over de juistheid van biometrische gegevens, vindt nader identiteitsonderzoek plaats waarbij de biometrische gegevens nader worden onderzocht en ook alle relevante documenten en verklaringen worden meegenomen.

Daarnaast laat de regering weten dat uiterlijk na zes maanden na de inwerkingtreding van de wet, aan de Staten-Generaal zal worden medegedeeld hoe de registratiefaciliteit in de vreemdelingenketen precies is geregeld.12 De leden van de PvdA-fractie vragen de regering wat er precies in de tussentijd gebeurt.

In de periode tot zes maanden na inwerkingtreding wordt de registratiefaciliteit vormgegeven, zowel centraal als decentraal. Daarbij wordt zoveel mogelijk uitgegaan van de aanbevelingen die daartoe zijn gedaan in beide evaluaties van de Wbvk. In de eerste plaats zullen definities worden afgesproken die ketenbreed worden gehanteerd voor de registratie van onregelmatigheden ten aanzien van identiteit, en de categorieën die daarin te onderscheiden zijn. In opvolging van de desbetreffende aanbeveling in de evaluatie van 2017 zullen alle ketenpartners die biometrische gegevens afnemen en verwerken met het oog op identiteitsvaststelling (de politie, de Koninklijke Marechaussee, de IND, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Dienst Terugkeer en Vertrek), onregelmatigheden op uniforme wijze gaan registreren. In ieder geval zal, zoals hiervoor al is aangegeven, de registratie betrekking hebben op:

  • a. onregelmatigheden die wijzen op potentiële identiteitsfraude (identiteitsfraude wordt pas definitief vastgesteld na een strafrechtelijke veroordeling);

  • b. onregelmatigheden die verband houden met openbare orde of nationale veiligheid;

  • c. overige onregelmatigheden, zoals dubbelingen in de BVV en/of de systemen van ketenpartners, wijziging van naam, nationaliteit of geboortedatum.

In de tweede plaats wordt de uniforme rubricering van opzettelijke en niet-opzettelijke onregelmatigheden in de vreemdelingenketen ingevoerd. Deze rubricering is opgesteld door een ketenbrede projectgroep en is in juni 2019 aan de ketenpartners ter beschikking gesteld. In de derde plaats worden afspraken gemaakt over hoe de onregelmatigheden geregistreerd moeten worden en hoe deze registraties centraal worden samengepakt en kunnen worden gemonitord. In de vierde plaats worden afspraken gemaakt over technische aanpassingen die nodig zijn voor het realiseren van een uniforme registratie door alle partijen in de vreemdelingenketen. In de vijfde plaats moet het registeren ingebed worden in de werkprocessen van de ketenpartners en moeten de medewerkers hiervoor geïnstrueerd worden.

Waarom is er een uiterlijke periode van zes maanden nodig om de Kamer hiervan op de hoogte te brengen?

Deze periode is nodig om de registratie te realiseren volgens de stappen die hieronder worden genoemd.

Welke stappen moeten er gezet worden om deze registratiefaciliteit te realiseren?

Er worden aanpassingen doorgevoerd aan de BVV en in de systemen van de ketenpartners. Hierbij zal extra aandacht besteed worden aan gerichte maatregelen op het gebied van privacy en security, omdat voor het kunnen controleren van geconstateerde afwijkingen tenminste de betrokken persoonsgegevens moeten worden bewaard. Deze aanpassingen dienen te worden getest en geïmplementeerd. Medewerkers van de ketenpartners worden geïnformeerd over en opgeleid in het werken met de te realiseren aanpassingen. Vervolgens worden de verzamelde gegevens geanalyseerd en gewaardeerd ten opzichte van de opgestelde criteria voor onregelmatigheden. Dit om fouten eruit te filteren en een goede verantwoordingsrapportage te kunnen maken.

Wat zijn de consequenties voor deze wet en voor de ketenpartners indien deze registratiefaciliteit niet binnen zes maanden na inwerkingtreding gereed is?

De registratiefaciliteit is bedoeld om de onregelmatigheden die als gevolg van de Wbvk naar boven komen, te registreren. Deze registratie vormt de basis voor de evaluatie die drie jaar na inwerkingtreding van deze wet zal plaatsvinden. Daarom acht ik het van groot belang dat de registratiefaciliteit op zo kort mogelijke termijn gerealiseerd is. Alleen dan kunnen voldoende empirische gegevens worden opgeleverd die noodzakelijk zijn voor een goede evaluatie van de wet, die weer noodzakelijk is voor voortzetting van de wet, vijf jaar na inwerkingtreding. De inrichting van de registratiefaciliteit is voortvarend opgepakt en er is nu geen aanleiding om aan te nemen dat deze niet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet gereed zal zijn. Indien de registratiefaciliteit niet voldoende kwantitatieve gegevens oplevert voor een empirische onderbouwing van de doelmatigheid van de wet, dan is dat reden om de Wbvk na 1 maart 2026 niet voort te zetten.

Hoe wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang van de registratiefaciliteit en uiterlijk wanneer verneemt de Kamer een eventuele vertraging van de oplevering?

Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van de wet zal aan zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer worden medegedeeld hoe deze registratiefaciliteit in de vreemdelingenketen is ingeregeld. Daarna zal de regering beide Kamers vervolgens jaarlijks een overzicht zenden van de registratie van de voornoemde kwantitatieve gegevens. Op deze wijze wordt beide Kamers geregeld inzicht geboden in de voortgang en werking van de registratiefaciliteit.

De leden van de PvdA-fractie benadrukken het recht van iedereen in Nederland op een zorgvuldige behandeling van haar of zijn data. Uit de berichtgeving over het datalek bij de GGD bleek dat onbevoegden bij data van konden. De Autoriteit Persoonsgegevens geeft aan dat uit de praktijk is gebleken dat er voor ketenpartners in de Vreemdelingenketen onvoldoende duidelijkheid bestaat over wanneer zij wel of niet gegevens uit de vreemdelingenadministratie mogen verwerken.13 Hoe gaat ervoor gezorgd worden dat medewerkers van ketenpartners hierover beter worden geïnformeerd en worden geautoriseerd?

Toegang tot de verwerking is geregeld in de Vreemdelingencirculaire 2000 door middel van het protocol identificatie en labeling (PIL). De ketenpartners hebben uitsluitend toegang tot de centrale voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van hun taken in het kader van de Vw 2000. Het identificeren en registreren van vreemdelingen is voorbehouden aan de identificerende ketenpartners, de Nationale Politie, KMar, IND en Buitenlandse Zaken.

Kan de regering garanderen dat alleen bevoegden bij deze gegevens kunnen?

Toegang tot de biometrische gegevens, zoals opgenomen in de BVV, is uitsluitend mogelijk door middel van gespecificeerde functionaliteiten, waarvan de autorisatie geregeld is op systeemniveau per ketenpartner. De vingerafdrukken van vreemdelingen in de BVV worden opgeslagen in een apart register. Daarbij is veel aandacht voor informatiebeveiligingsaspecten. Ketenpartners zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen gebruikersbeheer.

Daarbij hebben ketenpartners hun eigen waarborgen, bijvoorbeeld in de vorm van een protocol of beleid, waarin is vastgelegd welke medewerkers zijn geautoriseerd voor het raadplegen van gegevens van vreemdelingen. Daarbij wordt veel aandacht besteed aan privacyaspecten en het naleven van de wettelijke bepalingen ter zake.

Naast toezicht op juiste uitvoering van de privacywetgeving door Functionarissen Gegevensbeheer, is er ook een Keten Privacy Officers Overleg waarin op het niveau van de vreemdelingenketen privacyaspecten worden besproken. Daarnaast is er op hetzelfde niveau een informatiebeveiligingsoverleg voor onderwerpen op het gebied van de veiligheid van gegevens en gegevensuitwisseling.

Kunnen onbevoegden worden gewaarschuwd wanneer bepaalde informatie niet voor hen bestemd is of kan deze data voor hen ontoegankelijk worden gemaakt?

Ketenpartners zijn op systeemniveau geautoriseerd voor het bevragen van biometrische gegevens. Indien ketenpartners informatie willen opvragen waarvoor ze niet geautoriseerd zijn dan wordt er een foutmelding getoond.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol


X Noot
1

In verband met een weggevallen stuk tekst.

X Noot
2

Zie bijvoorbeeld: Kamerstukken I, 2020–2021, 33 192, O.

X Noot
3

Zie bijvoorbeeld dit nieuwsbericht: Martin Kuiper en Romy van der Poel, «Grapperhaus erkent: delen van gegevens asielzoekers met politie was onrechtmatig» NRC, 18 januari 2021, https://www.nrc.nl/nieuws/2021/01/18/gegevens-asielzoekers-vele-jaren-gedeeld-met-politie-a4028089.

X Noot
4

Kamerstukken I 2020/21, 33 192, nr. O.

X Noot
5

Kamerstukken II, 2020/21, 19 637, nr. 2695.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2020/21, 33 192, O, p. 5.

X Noot
7

Kamerstukken II, 2020–2021, 35 604, nr. 3, blz. 4.

X Noot
8

Idem, blz. 6.

X Noot
9

Autoriteit Persoonsgegevens, Advies over het concept voor Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van verwerking biometrie, 24 juni 2020, blz. 2. Bijlage bij: Kamerstukken II, 2020–2021, 35 604, nr. 3.

X Noot
10

Het advies van de AP van 24 juni 2020 en de appreciatie van de regering van het advies van 16 juli 2020 zijn als bijlagen opgenomen bij de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2020/21, 35 604, nr. 3).

X Noot
11

Martin Kuiper en Romy van der Poel, «Grapperhaus erkent: delen van gegevens asielzoekers met politie was onrechtmatig» NRC, 18 januari 2021, https://www.nrc.nl/nieuws/2021/01/18/gegevens-asielzoekers-vele-jaren-gedeeld-met-politie-a4028089.

X Noot
12

Kamerstukken II, 2020–2021, 35 604, nr. 7, blz 3.

X Noot
13

Autoriteit Persoonsgegevens, Advies over het concept voor Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter bestendiging van verwerking biometrie, 24 juni 2020, blz. 2. Bijlage bij: Kamerstukken II, 2020–2021, 35 604, nr. 3.

Naar boven