35 603 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen

Nr. 81 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2021

Op 10 februari (Handelingen II 2020/21, nr. 55, item 5) en 4 maart jl. (Kamerstuk 35 603, nr. 79) hebben de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik met uw Kamer gesproken over het voorstel tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen (Kamerstuk 35 603) in verband met de versterking van gebouwen in Groningen. Tijdens de behandeling hebben we uitvoerig met uw Kamer van gedachten gewisseld over het wetsvoorstel. Middels meerdere amendementen heeft uw Kamer de nodige wijzigingen aangebracht in ons voorstel.

Het wetsvoorstel is inmiddels naar de Eerste Kamer gezonden voor behandeling. De Eerste Kamer heeft over het wetsvoorstel schriftelijke vragen gesteld. De beantwoording van deze vragen is voor mij, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aanleiding om u ten aanzien van twee amendementen over het volgende op de hoogte te brengen.

Ter gelegenheid van de behandeling van dit voorstel in uw Kamer zijn twee amendementen van het lid Beckerman (Kamerstuk 35 603, nrs. 38 en 68) door foutieve stemming aangenomen.

Beide amendementen hebben vergaande gevolgen en hebben wij om die reden ontraden. Amendement met Kamerstuk 35 603, nr. 38 strekt ertoe dat bewoners juridische bijstand en financieel advies kunnen krijgen en kent geen financiële begrenzing waardoor het financieel onuitvoerbaar is. Ter uitvoering van de motie van het lid Dik-Faber c.s. over het toegang verschaffen tot onafhankelijk juridisch advies (Kamerstuk 35 603, nr. 62) zal bewoners overigens al toegang verschaft worden tot onafhankelijk juridisch advies.

Amendement met Kamerstuk 35 603, nr. 68 geeft de eigenaar de mogelijkheid om het hele versterkingsproces in eigen beheer uit te voeren. Dit biedt het wetsvoorstel al als mogelijkheid. Het amendement gaat echter verder door voor die gevallen de publieke verankering van de versterkingsopgave los te laten en brengt daarmee de uitvoering van de versterkingsopgave in gevaar. Voor een meer uitgebreide appreciatie van deze amendementen wordt verwezen naar de brieven die aan de Tweede Kamer zijn gestuurd met een waardering van de amendementen (Kamerstuk 35 603, nr. 72, Kamerstuk 35 603, nr. 77).

Daarbij hebben wij geconstateerd dat na de stemming de leden Van Meenen (voor Kamerstuk 35 603, nr. 38) en Agnes Mulder (voor Kamerstuk 35 603, nr. 68) te kennen hebben gegeven abusievelijk voor de amendementen te hebben gestemd en dat zij daarvan aantekening hebben laten maken in de Handelingen. Zie hiervoor het ongecorrigeerd stenogram1. Zie voorts ook het stemmingsoverzicht Tweede Kamer op pagina 1 respectievelijk 6, onder amendement met Kamerstuk 35 603, nrs. 68 en 38. Indien zij tegen hadden gestemd, waren de amendementen niet aangenomen. Hoewel deze amendementen thans onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel, zien wij ons hierdoor wel gesteund in onze bezwaren tegen de amendementen in deze vorm. Gelet daarop zijn wij voornemens, mede afhankelijk van de behandeling in de Eerste Kamer, deze onderdelen van het wetsvoorstel niet in werking te laten treden en deze later in een nieuw wetsvoorstel te wijzigen, waarover beide Kamers zich nogmaals kunnen uitspreken. Het gaat daarbij om de volgende onderdelen:

  • Artikel I, onderdeel B, subonderdeel 1, onder aa en ab, onderdeel F, ten aanzien van artikel 13a, tweede tot en met zesde lid (amendement met Kamerstuk 35 603, nr. 68, over het in eigen beheer uitvoeren van versterkingsmaatregelen);

  • Artikel I, onderdeel Fa (amendement met Kamerstuk 35 603, nr. 38, juridische bijstand en bouwkundig en financieel advies).

In antwoord op de schriftelijke vragen is de Eerste Kamer ook van dit gegeven op de hoogte gebracht.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout


X Noot
1

Handelingen II 2020/21, nr. 60, item 5

Naar boven