Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2020
Namens het kabinet meld ik u graag het volgende over de behandeling van het wetsvoorstel
tot wijziging van de Verzamelwet Brexit en enkele andere wetten.
Zoals aangekondigd in de brief van het kabinet van 21 augustus jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 385) vormt dit wetsvoorstel, dat op dit moment nog aanhangig is bij de Tweede Kamer,
onderdeel van de voorbereidingen op het aflopen van de Brexit overgangsperiode. In
deze brief licht ik toe waarom het kabinet hecht aan inwerkingtreding van de wijzigingen
op 1 januari 2021 en verzoekt het kabinet uw Kamer met het belang van tijdige inwerkingtreding
van het wetsvoorstel rekening te houden bij de agendering van de behandeling.
Het wetsvoorstel bevat een wijziging van de toepassingsperiode van artikel X, opdat
het onder de strikte voorwaarden van dat artikel mogelijk zal zijn om gedurende een
beperkte periode na het aflopen van de overgangsperiode bij algemene maatregel van
bestuur of ministeriële regeling maatregelen te kunnen nemen en daarbij zo nodig af
te kunnen wijken van de wet. Het voorstel bevat tevens enkele technische bepalingen
op het gebied van belastingen om uitvoering te kunnen geven aan het terugtrekkingsakkoord.
Voorts bevat het voorstel enkele technische bepalingen om op het gebied van de zorgverzekeringen
uitvoering te kunnen geven aan het terugtrekkingsakkoord en om, in het geval van geen
akkoord over het toekomstig partnerschap met het VK, dezelfde mogelijkheden te hebben
tot het treffen van maatregelen als op het gebied van de sociale zekerheid.
De belangrijkste reden voor eerstgenoemde wijziging is dat de juridische situatie
ten gevolge van de Brexit pas na het aflopen van de in het terugtrekkingsakkoord overeengekomen
overgangsperiode op 1 januari 2021 wezenlijke veranderingen zal meebrengen voor burgers
en bedrijven. Het EU-acquis zal vanaf dat moment niet meer van toepassing zijn op
het VK zoals nu nog wel het geval is. Het was tijdens de behandeling van de Verzamelwet
Brexit begin 2019 nog onzeker of er een akkoord met overgangsperiode tot stand zou
komen, dan wel wat de uitkomst van de onderhandelingen na afloop van deze overgangsperiode
zou zijn. Daarom is destijds niet reeds voorzien in de mogelijkheid om ook na afloop
van een eventuele overgangsperiode op basis van artikel X tijdelijke maatregelen te
treffen.
Hoewel het wetsvoorstel het mogelijk maakt om de wet terug te laten werken tot en
met 1 januari indien deze pas na die datum in werking zou kunnen treden, biedt tijdige
inwerkingtreding van het wetsvoorstel alle actoren meer duidelijkheid en juridische
zekerheid indien in voorkomend geval artikel X zou moeten worden ingeroepen. De omvang
en de complexiteit – de Brexit kan alle domeinen van regelgeving raken, zoals ook
is gebleken uit de interdepartementale inventarisatie van de thans voorziene voorbereidingen
op het aflopen van de overgangsperiode – leiden ertoe dat niet op voorhand kan worden
uitgesloten dat in een laat stadium alsnog blijkt dat op een bepaald terrein acuut
ingrijpen nodig is. Uiteraard heeft het kabinet zich tot het uiterste ingespannen
om zo goed mogelijk op alle scenario’s voorbereid te zijn en zijn beide Kamers hier
regelmatig over geïnformeerd.
Het kabinet hecht aan een nauwkeurige beraadslaging over het wetsvoorstel door beide
kamers. In dat verband wijs ik uw Kamer op de aard van het wetsvoorstel. Door het
voorgestelde gewijzigde eerste lid wijzigt enkel het tijdvak waarin artikel X kan
worden toegepast van zes maanden volgend op datum Brexit naar de periode van zes maanden
volgend op het einde van de overgangsperiode. De overige negen leden van artikel X
blijven in het wetsvoorstel ongewijzigd. Bij de behandeling van de Verzamelwet Brexit
in 2019 is artikel X uitvoerig behandeld door beide Kamers.
Het kabinet zal een brief van dezelfde strekking aan de Tweede Kamer doen toekomen.
Indien de Tweede Kamer instemt met het wetsvoorstel verzoekt het kabinet uw Kamer
met het belang van tijdige inwerkingtreding van het wetsvoorstel rekening te houden
bij de agendering van de behandeling.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok