35 590 Tijdelijke regels omtrent verkiezingen in verband met covid-19 (Tijdelijke wet verkiezingen covid-19)

C VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 29 oktober 2020

1. Inleiding

De leden van de fractie van GroenLinks hebben de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 met belangstelling gelezen en hebben nog enkele vragen over de uitvoering en uitvoerbaarheid van deze wet.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij ondersteunen de noodzaak voor het treffen van bijzondere regelingen in verband met het coronavirus om het stemproces zo soepel en veilig mogelijk te laten verlopen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel voor een Tijdelijke wet verkiezingen covid-19. Zij onderschrijven het doel van het veilig kunnen stemmen in coronatijd zonder dat het recht om te kunnen stemmen wordt aangetast, alsmede het streven om de effecten van hiervoor noodzakelijke bijzondere maatregelen op de opkomst zo klein mogelijk te doen zijn. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn blij met de inspanningen van de regering om veilige verkiezingen te organiseren. Iets wat gezien het geheel van de situatie geen sinecure is. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdD-fractie hebben van het wetsvoorstel kennisgenomen. Zij hebben een aantal vragen. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich bij deze vragen aan.

2. Vragen van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks vragen of het klopt dat de ontwerpregeling primair is opgesteld voor de herindelingsverkiezingen van 18 november 2020 en dat aan de hand van de ervaringen de nadere regels wordt uitgewerkt zoals bedoeld in de wet. Kan de regering het proces uiteenzetten van deze regeling met het oog op de aanstaande herindelingsverkiezingen in relatie tot de Tweede Kamerverkiezingen? Is de regering voornemens om regels aan te passen, te schrappen en toe te voegen op basis van de ervaringen?

Deze leden hebben kennisgenomen van het standpunt van de VNG dat een deel van de concrete maatregelen disproportioneel is dan wel verantwoordelijkheden bij de leden van het stembureau neerlegt die niet passen bij hun rol en functie. De regering heeft artikel 9 lid 2 aangepast, maar de situatie blijft bestaan dat de voorzitter kiezers de toegang tot de stemming moet ontzeggen. Acht de regering het niet meer opportuun een dergelijke bevoegdheid in samenspraak met gemeenten elders te beleggen, inclusief handhavingskader?

Is met het aannemen van het amendement waarbij in art 9 lid 2 duidelijker is gemaakt dat de verantwoordelijkheid voor de gezondheidscheck bij de kiezer ligt en niet bij het stembureau2 het bezwaar tegen art 9 lid 7 ook weggenomen, waar het gaat om het eventueel verwijderen van de kiezer?

Op welke wijze en wanneer gaat de regering met de VNG in gesprek om een routekaart op te stellen zodat de noodzakelijke maatregelen in gezamenlijke verantwoordelijkheid kunnen worden gerealiseerd? Worden hier ook praktische aspecten zoals het registreren van een ongeldige stempas in tweevoud en het verplicht stellen van het reinigen van de handen bij het verlaten van het stembureau bij betrokken? In hoeverre heeft de regering de overige communicatie in het stembureau getoetst met het oog op laaggeletterden en anderstaligen?

Welke positie neemt de regering in inzake briefstemmen? Eerder heeft de regering aangegeven een Kamerbrief hierover te sturen. Ligt de optie op tafel om de verkiezingen uit te stellen als de covid19-crisis dusdanig verslechtert, of meent de regering dat met deze wet de verkiezingen ongeacht het aantal besmettingen kunnen doorgaan?

Als laatste onderwerp hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele vragen aangaande het digitaal machtigen. In aanvulling op artikel L 2, eerste lid, van de Kieswet kan een aanvraag ook langs elektronische weg worden ingediend. Dient de regering dit digitale proces nog vorm te geven of is hier al bestaande infrastructuur voor ontwikkeld? Zo niet, hoe gaat de regering op zo’n korte termijn dit proces vormgeven? Hoe wordt de cyberveiligheid hierop ingericht? Vreest de regering op dit onderdeel de invloed van buitenlandse inmenging? Gaat de regering hier een onafhankelijke externe penetratietest op uitvoeren? Heeft zij zich gebaseerd op ervaringen in het buitenland? Door de keus om ook digitaal te laten machtigen zullen vele identiteitsgegevens op smartphones terecht gaan komen die van anderen zijn dan de bezitter van de smartphone. Hoe beoordeelt de regering dit risico? Ziet zij een groter risico op identiteitsfraude hierdoor?

3. Vragen van de D66-fractie

Met instemming hebben de leden van de D66-fractie geconstateerd dat de Tweede Kamer zich bij motie van het lid Sneller heeft uitgesproken voor een systeem van «early voting».3 De Minister heeft toegezegd daarvoor onderzoek te doen en afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek met een nieuw wetsvoorstel te komen om het «early voting»-systeem mogelijk te maken. De leden van de D66-fractie spreken de hoop uit dat zulks tijdig voor de Tweede Kamerverkiezingen van 17 maart 2021 geschiedt. Gaat dit lukken?

Kan de regering aangeven hoe de landelijke wervingscampagne voor stembureauleden en tellers eruit komt te zien?

Zullen de sneltesten voor de herindelingsverkiezingen van 18 november aanstaande al beschikbaar zijn voor die gemeenten waar gestemd gaat worden? Als dat te vroeg is, zijn ze dan in elk geval wel beschikbaar voor de Tweede Kamerverkiezingen van maart 2021?

Over de inhoud van het onderhavige coronagerelateerde wetsvoorstel hebben de leden van de D66-fractie nog enkele meer technische vragen. In artikel 3 wordt geregeld dat bijzondere stembureaus kunnen worden aangewezen. De toegang wordt beperkt tot «kiezers die wonen of verblijven op de locaties waar deze stembureaus zitting houden». Wie vallen er onder het begrip «verblijven»? Zijn dat ook degenen die er werken?

In artikel 4 wordt geregeld dat colleges van burgemeester en wethouders mobiele stembureaus kunnen aanwijzen. Is er voor deze colleges een richtlijn voor wanneer zij tot het aanwijzen van een mobiel stembureau kunnen overgaan? Of moet elk college naar bevind van zaken handelen?

In artikel 6 wordt geregeld dat naast een lokaal dat alleen geschikt is voor de stemming een locatie wordt aangewezen waar «de stemopneming wordt voortgezet». Wordt hiermee bedoeld een locatie waar de in het andere lokaal uitgebrachte stemmen worden geteld? Wie is, mede gelet op artikel 21 lid 2, artikel 22 lid 2 en artikel 23, verantwoordelijk voor een veilig vervoer van de ene naar de andere locatie? Is dat de burgemeester? Worden de stembussen tijdens het vervoer bewaakt? Zijn er bepaalde eisen aan degenen die het vervoer van de stembussen verzorgen?

Als een kiezer zich meldt bij een stemlocatie waar hij ingevolge artikel 7 niet naar binnen mag, wordt hij dan doorverwezen naar het voor hem/haar bestemde stemlokaal? Hoe wordt dit geregeld?

Artikel 8 regelt het minimale aantal leden van het stembureau voor diverse taken. Wat zijn de gevolgen indien dat minimumaantal onverwacht niet gehaald wordt, bijvoorbeeld omdat zij niet door de gezondheidscheck komen? Worden er van tevoren vervangers geregeld? Wie is daarvoor verantwoordelijk?

Volgt uit artikel 9 lid 7 dat ingehuurde beveiligers de betreffende aanwijzingen niet kunnen geven? Zo ja, wordt hun werk daardoor in de praktijk niet bemoeilijkt, zeker wanneer er onverhoopt lange rijen voor het stemlokaal ontstaan en kiezers zich niet houden aan de regel van 1,5 meter afstand?

Het aantal volmachten wordt uitgebreid naar drie. Meermalen is er op gewezen dat het stemmen met een volmacht fraudegevoelig is. Is de regeling van artikel 16 waterdicht?

Welke artikelen van het wetsvoorstel treden niet in werking voor de gemeentelijke herindelingsverkiezingen van 18 november 2020?

4. Vragen van de PvdA-fractie

In artikel 1 onder b en in artikel 9 lid 2 wordt gesproken over de «beantwoording» van vragen in het kader van de gezondheidscheck, zo lezen de leden van de PvdA-fractie. In art 9 lid 2 wordt verder gesteld dat de kiezer die weet dat hij niet aan de gezondheidscheck voldoet, het stemlokaal niet betreedt. Wanneer een kiezer niet zou weten of hij wel of niet aan de gezondheidscheck voldoet, bijvoorbeeld omdat hij oprecht niet zeker weet of een huisgenoot gezondheidsklachten heeft die verband houden met het coronavirus of omdat hij niet zeker weet dat bij een huisgenoot voorafgaand aan de dag van de stemming covid-19 is vastgesteld (artikel 1 onder b. i en ii), kan hij dan toch het stemlokaal betreden en stemmen? Geldt dit ook voor de kiezer die van het stembureau bijstand verlangt, zoals bedoeld in artikel 9 lid 6?

In het nader rapport bij het advies van de Raad van State schrijft de regering onder het hoofdje «6. Gefaseerde inwerkingtreding» (p. 10) dat zo snel mogelijk duidelijkheid moet worden geboden over de toepassing van de regels uit dit wetsvoorstel bij de komende verkiezingen. Met betrekking tot de herindelingsverkiezingen op 18 november 2020 schrijft de regering verder dat het «vereist» is dat gemeenten die bij deze verkiezingen betrokken zijn «ruim voor 1 november 2020 zicht moeten hebben op aanvaarding van deze wet». Kan, zo vragen deze leden, nog steeds aan deze eis worden voldaan, nu de behandeling van dit wetsvoorstel door de Eerste Kamer niet ruim voor 1 november zal zijn afgerond? Hebben deze gemeenten voldoende tijd om zich voor te bereiden op het implementeren van de wet, nu deze mogelijk pas tien dagen voor de herindelingsverkiezingen door het parlement zal zijn goedgekeurd? Is het organiseren van veilige herindelingsverkiezingen op 18 november 2020 op de klassieke wijze, dus zonder de in dit wetsvoorstel opgenomen maatregelen, überhaupt mogelijk? Wanneer dat niet het geval is en ook de maatregelen van voorliggend wetsvoorstel niet tijdig kunnen worden geïmplementeerd, worden zij dan uitgesteld?

Om kiezers die niet aan de gezondheidscheck voldoen toch te kunnen laten stemmen benadrukt de regering de mogelijkheid van stemmen bij volmacht. Het aantal volmachten dat een kiezer mag aannemen is daarom uitgebreid tot drie (artikel 15). De regering stelt echter tevens (in het nader rapport) dat die uitbreiding niet zal gelden voor de herindelingsverkiezingen. Ontstaat hierdoor niet het risico, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, dat sommige kiezers bij die verkiezingen door het gebrek aan volmachten niet kunnen stemmen? Zo nee, waarom is die uitbreiding dan wel noodzakelijk voor latere verkiezingen? Zo ja, welke maatregelen zijn dan mogelijk om te voorkomen dat kiezers bij de herindelingsverkiezingen om die reden niet kunnen stemmen?

In artikel 13 wordt geregeld dat het college van burgemeester en wethouders een of meer personen als onafhankelijke waarnemers benoemt bij stembureaus met beperkte toegang (artikelen 3 en 4). Dergelijke stembureaus staan op gespannen voet met het noodzakelijke openbare karakter van een stemming, zo menen de leden van de PvdA-fractie. Onafhankelijke waarnemers moeten die spanning grotendeels ondervangen. Vanwege hun onafhankelijkheid ontvangen zij geen instructies van het college over de wijze waarop zij inhoud dienen te geven aan hun functie (artikel 13 lid 1), maar in het nader rapport wordt opgemerkt dat «het college van burgemeester en wethouders wel gehouden is om verkiezingswaarnemers te trainen, opdat zij over voldoende kennis en vaardigheden beschikken om hun functie te vervullen». Mogen de leden van de PvdA-fractie ervan uitgaan dat die training niet door het college zelf wordt gegeven, maar door mensen die naast hun trainingsexpertise voldoen aan de vereisten die ook gelden voor leden van het stembureau?

Kunnen ook internationale waarnemers (artikel J 39 Kieswet) toegang krijgen tot de in de artikelen 3 en 4 genoemde stembureaus met beperkte toegang?

Het wetsvoorstel eist dat er per stembureau één lid meer aanwezig is dan in normale tijden. Het is echter niet uitgesloten dat het aantal vrijwilligers dat bereid is lid te worden van een stembureau in deze coronatijden afneemt. Op welke wijze, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, gaat de regering erop toezien dat er voldoende vrijwilligers beschikbaar zijn voor het bemensen van de stembureaus? Kan de regering nu al aangeven dat in de herindelingsgemeenten er voldoende stemlokalen en vrijwilligers zullen zijn?

5. Vragen van de ChristenUnie-fractie

Stemmen is een van de grondrechten van de burger. Vrije en eerlijke verkiezingen zijn essentieel voor het functioneren van onze democratie en rechtsstaat. Mede in het licht van het rapport van de commissie Remkes, Lage drempels, hoge dijken, staat een goede representatie in de belangstelling. De leden van de fractie van de ChristenUnie zien drie groepen wier grondrecht om te stemmen onder druk zou kunnen komen te staan:

Kwetsbare burgers;

  • 1. Burgers die niet aan de gezondheidscheck voldoen en

  • 2. Recalcitrante burgers.

Het is begrijpelijk dat kwetsbare burgers een zekere angst hebben om naar het stemlokaal te gaan. Voor hen is het risico om het virus op te lopen een drempel om te gaan stemmen. Een deel van hen zal toch gaan stemmen, een ander deel zal iemand machtigen, en weer een ander deel zal niet gaan stemmen. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af of de regering enig inzicht heeft in het te verwachten gedrag van kwetsbare burgers. Hoeveel zullen wel gaan stemmen, hoeveel zullen iemand anders machtigen en hoeveel zullen uiteindelijk niet gaan stemmen? In het verlengde hiervan de vraag: is de regering van plan of kan zij toezeggen dat bij de gemeenteraadsverkiezingen in de komende weken hiernaar onderzoek wordt gedaan? Ten slotte, is het mogelijk om voor kwetsbare burgers een super veilige optie te creëren? Je kunt denken aan een locatie met zeer goede ventilatie of zeer hoog plafond, een beperkter aantal kiezers dat daar gaat stemmen et cetera.

De belangrijkste optie voor burgers die niet aan de gezondheidscheck voldoen, is het machtigen van iemand anders. Zeker als iemand op de dag van de verkiezingen verkouden wordt of bepaalde verschijnselen vertoont die zouden kunnen duiden op het virus, zal het soms lastig zijn om iemand te vinden die bij machtiging voor hem of haar kan stemmen. Is het mogelijk om ook voor deze burgers een super veilige optie te creëren? Zie de uitwerking hierboven.

Wat betreft de laatste categorie – de recalcitrante burger – stelde de regering in het debat met de Tweede Kamer dat dit een heel kleine groep is. De leden van de fractie van de ChristenUnie gaan ervan uit dat deze groep inderdaad klein is. Maar, zo is hun vraag, betekent dit dat het risico klein is? De social media zijn krachtig om groepen mensen te activeren die mogelijk niet als eerste doel hebben om de democratie te leven en te verdedigen. Hoe ziet de regering dat risico? Zijn de instructies voor de leden van het stembureau helder genoeg om hier mee om te gaan?

In het debat in de Tweede Kamer over de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 heeft de regering aangegeven dat het een taak van de overheid is om desinformatie te bestrijden die zou kunnen leiden tot politieke, maatschappelijke of economische instabiliteit, of die een directe bedreiging vormt voor de vrijheid. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering of er redenen zijn te verwachten dat bepaalde groepen in onze samenleving bewust desinformatie gaan verspreiden om de verkiezingen te beïnvloeden. Indien het antwoord daarop bevestigend is, hoe denkt de regering hier mee om te kunnen gaan?

6. Vragen van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie stellen de volgende vragen. Essentieel is het bepaalde in artikel 9, tweede lid. Een kiezer die weet dat hij niet aan de gezondheidscheck voldoet, mag het stemlokaal niet betreden. Bepalend is wat in het model dat de Minister gaat vaststellen aan check-vragen wordt opgenomen. Welke vragen zijn dat? Komen die overeen met de gebruikelijke vragen? Betekent dit dat iemand die verkouden is of hoest volgens die check niet zal kunnen en mogen gaan stemmen terwijl nog in het geheel niet vaststaat dat hij met covid-19 besmet is? Zo ja, op grond van welke overwegingen acht de regering een zo vergaande inbreuk op het kiesrecht gerechtvaardigd? Kan de regering bij haar antwoord op die laatste vraag betrekken dat blijkt dat 5 van de 6 personen die zich laten testen (omdat zij verkouden zijn of hoesten) niet met covid-19 besmet zijn (RIVM: 15 tot 17% positieve testen)?

Uiterlijk op de vierde dag voor de stemming krijgt de kiezer het formulier met de gezondheidscheck. Op welk moment dient hij de daarin gestelde vragen te beantwoorden? Wat is de situatie wanneer de kiezer twee dagen voor de stemming geen klachten heeft en dus voor de check «geslaagd» is, maar op de ochtend van de stemming wel klachten heeft?

Mag een kiezer die op de dag van de stemming aan de gezondheidscheck voldoet (omdat hij geen klachten heeft), maar die op die dag een uitslag van een afgenomen test krijgt waaruit blijkt dat hij besmet is, nog gaan stemmen? Hoe groot is de betrouwbaarheid van de testen die worden afgenomen? Maakt het voor de belemmering van de uitoefening van zijn kiesrecht nog uit welke soort test is afgenomen?

Om het stemmen door kiezers die niet aan de gezondheidscheck voldoen en dus niet het stemlokaal mogen betreden, mogelijk te maken, is een regeling getroffen in de artikelen 15 en 16. Kan een kiezer van die mogelijkheid nog gebruikmaken indien hij de dag voor de stemming of op de dag zelf ziekteverschijnselen heeft die volgens de gezondheidscheck in de weg staan aan toegang tot het stemlokaal? Zo ja, hoe? Zo nee, impliceert dat dan dat de kiezer zijn stemrecht niet kan uitoefenen?

Is er een kans dat iemand die wil stemmen terwijl hij ziekteverschijnselen heeft die volgens de gezondheidscheck in de weg staan aan toegang tot het stemlokaal toch gaat stemmen en die situatie verzwijgt? Hoe groot acht de regering die kans? Is de betrokkene strafbaar als hij zo handelt?

Een digitale aanvraag van een volmacht kan snel gaan, maar niet iedereen beheerst het gebruik van digitale middelen. Is onderzocht hoe groot de groep ouderen en andere groepen die digitale vaardigheid missen, zijn? Wat wordt eraan gedaan om die kiezers te ondersteunen?

Kan de mogelijkheid worden geopend om op een datum gelegen in een periode voor de dag van de stemming reeds een stem uit te brengen, zodat – mocht de kiezer op die datum geen toegang krijgen tot het stemlokaal – hij de mogelijkheid heeft om op de officiële dag van de stemming alsnog – als hij niet meer besmettelijk is – zijn stem uit te brengen?

Kan de kiezer ook schriftelijk zijn stem uitbrengen? Zo nee, kan die mogelijkheid alsnog worden geopend?

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding van het verslag. Bij ontvangst van deze nota uiterlijk vrijdag 30 oktober 2020, 17:00 uur, acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire afhandeling op 3 november 2020.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling: Kox (SP), Koffeman (PvdD), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van der Burg (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Dittrich (D66), (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (FVD), Gerbrandy (OSF), Van der Linden (FvD), Meijer (VVD), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD), (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten) en Keunen (VVD).

X Noot
2

Kamerstukken II 2020/21, 35 590, nr. 21.

X Noot
3

Kamerstukken II 2020/21, 35 590, nr. 16.

Naar boven