Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2020
Zoals toegezegd tijdens het wetgevingsoverleg van 2 november 2020 over het pakket
Belastingplan 2020 treft u – mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid –
een brief aan over de afwikkeling van de levensloopregeling.
Aanleiding
De levensloopregeling is sinds 1 januari 2012 niet meer beschikbaar voor nieuwe deelnemers.
Voor bestaande deelnemers geldt overgangsrecht. Als de door hen opgebouwde aanspraken
in de levensloopregeling op 31 december 2011 een waarde in het economische verkeer
hadden van € 3.000 of meer, hadden zij de keuze om hun levensloopregeling voort te
zetten of daarmee te stoppen. De Belastingdienst heeft destijds via de reguliere communicatiekanalen
informatie gedeeld over het beëindigen van de levensloopregeling en het overgangsrecht.
Communicatie
Mevrouw Lodders heeft tijdens het wetgevingsoverleg van 2 november 2020 terecht aandacht
gevraagd voor goede communicatie richting de deelnemers over het eindigen van de levensloopregeling
in het jaar 2021. Wij onderschrijven het belang van goede communicatie. De Belastingdienst
zal over de aanpassingen in het overgangsrecht van de levensloopregeling tijdig communiceren
via de reguliere communicatiekanalen. De Belastingdienst zal hierin nogmaals expliciet
wijzen op mogelijke effecten op inkomensafhankelijke regelingen door een verandering
in verzamelinkomen. Voor financiële instellingen geldt dat zij een zorgplicht hebben
naar hun cliënten. De bij dit onderwerp betrokken spaarinstellingen hebben dan ook
aangegeven dat zij in lijn met deze zorgplicht reeds voornemens zijn om, uiterlijk
begin volgend jaar, de deelnemers van de levensloopregeling erop te wijzen dat het
eindigen van de levensloopregeling voor deelnemers van deze regeling gevolgen kan
hebben, bijvoorbeeld voor toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen. Wij
zullen ook met andere stakeholders in overleg treden hierover en hetzelfde verzoek
doen.
Verlofaanspraak
Hiernaast heb ik tijdens het wetgevingsoverleg toegezegd om terug te komen op de vragen
die tijdens het wetgevingsoverleg van 26 oktober 2020 zijn gesteld over het omzetten
van het levenslooptegoed in een verlofaanspraak. Hoewel ik het verzoek begrijp, zijn
er inhoudelijke en budgettaire bezwaren tegen het omzetten van het levenslooptegoed
in een verlofaanspraak. Allereerst is er een ruime overgangstermijn geboden van 10 jaar.
Hiernaast leidt de mogelijkheid tot omzetting van een deel van het nog uitstaande
levenslooptegoed van € 2 miljard, tot een lastenrelevante derving van € 460 miljoen
aan loon- en inkomstenbelasting in 2021. In latere jaren komt deze derving geleidelijk
weer binnen, op € 5 miljoen progressievoordeel na. Verder leidt deze mogelijkheid
tot een te dekken derving van in totaal € 21 miljoen aan box 3-inkomsten. Ook zullen
werkgevers, zoals ik in mijn brief van 29 oktober 20201 heb aangegeven, bij het creëren van een dergelijke omzetting geconfronteerd worden
met een toename van de werkgeverslasten. Ten slotte past het niet bij de doelstelling
voor de uitbreiding van verlofsparen, die gericht is op vervroegd uittreden, om het
mogelijk te maken het levenslooptegoed, wat een meer generiek karakter heeft, om te
zetten in een verlofaanspraak.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief