35 570 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2021

C BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2020

Uit een inventarisatie binnen SZW is gebleken dat onderstaande wetsvoorstellen spoedige behandeling behoeven om tijdig in werking te kunnen treden. Graag vragen wij hierin uw medewerking, door onderstaande voorstellen zo spoedig mogelijk te behandelen. In het overzicht vindt u een korte omschrijving van de inhoud van het wetsvoorstel, de stand van zaken en een motivatie waarom spoedige behandeling naar onze mening gewenst is. Wij hopen op uw begrip.

Wetsvoorstel verandering koppeling AOW-leeftijd

Het voorstel verandert de één-op-één koppeling van stijging van de AOW-leeftijd aan de ontwikkeling van de levensverwachting in een tweederde koppeling, waardoor de AOW-leeftijd in de toekomst minder snel stijgt bij een stijgende levensverwachting. Als gevolg van dit wetsvoorstel zal een stijging van de levensverwachting met twaalf maanden resulteren in een stijging van de AOW-leeftijd met nog maar acht maanden.

Het wetsvoorstel verandering koppeling AOW-leeftijd vloeit voort uit het Pensioenakkoord. Het wetsvoorstel is voor het zomerreces ingediend bij de Tweede Kamer in de verwachting dat daarmee nog voldoende tijd beschikbaar zou zijn voor het parlementaire traject. Het zal behandeld worden tijdens een WGO op 5 november 2020.

Het wetsvoorstel gaat uit van inwerkingtreding per 1 januari 2021. Inwerkingtreding per 1 januari 2021 is gewenst met het oog op een correcte en tijdige vaststelling van de AOW-leeftijd voor de jaren 2025 en 2026. Indien het wetsvoorstel onverhoopt niet voor 1 januari 2021 kan worden behandeld, dan moet de AOW-leeftijd voor 2025 en 2026 vastgesteld worden conform de huidige wet in plaats van conform het Pensioenakkoord. Dit is niet alleen verwarrend voor mensen, maar kan er ook toe leiden dat mensen beslissingen nemen over hun pensionering die achteraf gezien nadelig zijn. Voor de overheid zou dit betekenen dat niet voldaan kan worden aan de voorwaarde in de AOW, dat de AOW-leeftijd vijf jaar van tevoren wordt vastgesteld. Hierdoor zou niet tegemoet gekomen kunnen worden aan de wens om een voldoende overgangstermijn en voorbereidingstijd te bieden. Om deze reden wordt de Eerste Kamer verzocht om het wetsvoorstel spoedig te behandelen met het oog op publicatie in het Staatsblad in de maand december 2020 en inwerkingtreding per 1 januari 2021.

Wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen

Op 2 september jl. is het wetsvoorstel bedrag ineens, RVU en verlofsparen bij de Tweede Kamer ingediend. Dit wetsvoorstel bevat drie maatregelen uit het pensioenakkoord, dat begin juli 2020 pas definitief is geworden. Er wordt voorgesteld om een keuzerecht te introduceren om op pensioeningangsdatum maximaal 10% van de waarde het pensioen als bedrag ineens op te nemen. Daarnaast wordt er een tijdelijke drempelvrijstelling voor regelingen voor vervroegd uittreden voorgesteld (aanpassing RVU-heffing), zodat in sectoren en ondernemingen uittredingsregelingen gefinancierd kunnen worden waarmee werknemers de mogelijkheid krijgen om drie jaar voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken. Als derde maatregel is opgenomen dat er meer fiscale ruimte wordt geboden om verlof op te sparen, mede om vervroegd uittreden mogelijk te maken.

De Tweede Kamer behandelt het wetsvoorstel op 5 november 2020 in een WGO.

In het pensioenakkoord is afgesproken dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van de maatregelen ten aanzien van de RVU-maatregel en de verruiming van verlofsparen 1 januari 2021 is. Voor de introductie van het keuzerecht bedrag ineens is de beoogde inwerkingtredingsdatum 1 januari 2022, dit in verband met voldoende voorbereidingstijd voor pensioenuitvoerders. De regering wil de gemaakte afspraken met sociale partners zowel inhoudelijk als qua ingangsdata gestand doen. Daarbij is behandeling door Uw Kamer nog voor het kerstreces van groot belang.

Verzamelwet SZW 2021

Het wetsvoorstel Verzamelwet SZW bevat technische en kleine beleidsmatige wijzigingen binnen het sociale zekerheidsdomein. Op verzoek van uw Kamer (brief van 14 oktober 2020, kenmerk 165946.70u) wordt in het voorstel voor de Verzamelwet SZW 2021 ook gestand gedaan aan toezegging T02927.

Het wetsvoorstel Verzamelwet SZW ligt sinds medio juni 2020 in de Tweede Kamer en wordt 11 november tijdens een WGO behandeld in de TK.

Op 1 januari 2021 in werking treden van de Verzamelwet SZW biedt belanghebbenden zekerheid voor de hen geldende wet- en regelgeving. Zo is deze inwerkingtredingsdatum (gegeven de actualiteit) van essentieel belang voor de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet om mensen met schulden beter te helpen.

Wij willen u graag verzoeken het voorstel voor het kerstreces te behandelen.

Verzamelwet Kinderopvang

Met het wetsvoorstel Verzamelwet Kinderopvang worden een aantal punten met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag gewijzigd. Zo krijgen met dit wetsvoorstel huishoudens waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een permanente Wlz (wet langdurige zorg)-indicatie heeft recht op kinderopvangtoeslag. Ook wordt de werkloosheidstermijn voor zwangere vrouwen die in hun zwangerschapsverlof zitten, en dus geen optimaal gebruik kunnen maken van deze periode, verlengd. Daarnaast wordt met de wet de koppeling met mbo-studenten met de Wet Inkomstenbelasting 2001 hersteld.

De afgelopen periode is voorrang gegeven aan de totstandkoming en uitwerking van maatregelen voor de kinderopvang ten behoeve van corona. Hierdoor heeft het voorliggend wetsvoorstel enige vertraging opgelopen. Daarnaast is de afgelopen periode samen met het Ministerie van Financiën, gekeken naar het oplossen van schrijnende situaties als gevolg van het huidige toeslagenstelsel. Voor de uitwerking en samenloop hiervan met voorliggend wetsvoorstel was meer tijd nodig. De Tweede Kamer heeft op 26 oktober inbreng van verslag uitgebracht.

Met het oog op de beoogde inwerkingtreding op 1 januari 2021, zijn de voorbereidingen bij de Belastingdienst/Toeslagen om de wet te implementeren in de afgelopen periode gestart. Indien de parlementaire behandeling meer tijd vraagt, kan de wet pas per januari 2022 in werking treden. Dit omdat de kinderopvangtoeslag met een jaarsystematiek werkt. Om deze redenen willen wij u verzoeken het wetsvoorstel voor het kerstreces te behandelen.

Tijdelijk wet COVID-19 SZW en JenV

Het wetsvoorstel bevat enkele voorstellen van SZW en JenV. Het SZW-gedeelte geeft de wettelijke basis voor het buiten beschouwing laten van de kostendelersnorm in de TOZO. Daarnaast regelt dit voorstel dat een aantal re-integratie-instrumenten waar jongeren tot 27 jaar nu van zijn uitgesloten tot 1 juli 2021 ook voor deze groep opengesteld kan worden. Daarnaast wordt de zoektermijn van vier weken voor specifieke groepen kwetsbare jongeren tot 1 juli 2021 buiten werking gesteld. Verder krijgen gemeenten tot 1 juli 2021 de ruimte om de zoektermijn ook bij andere jongeren niet toe te passen.

De uitbraak van het Covid-19 virus heeft tot gevolg dat veel ondernemers hun bedrijfsvoering niet zoals gebruikelijk kunnen voortzetten. Dit kan leiden tot tijdelijke liquiditeitskrapte. Het voorstel van JenV over De Tijdelijke voorziening betalingsuitstel in het wetsvoorstel Tijdelijke wet Covid-19 SZW en JenV is erop gericht om ondernemers de gelegenheid te geven hiervan te herstellen en vermijdbaar verhaal en vermijdbare faillissementen van ondernemers te voorkomen. De regeling biedt ondernemers daartoe de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden via de rechter een betalingsuitstel te verkrijgen.

Het wetsvoorstel is op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer en zal op 11 november in een WGO behandeld worden. Na instemming zal de Tweede Kamer het wetsvoorstel doorgeleiden naar de Eerste Kamer.

De Tijdelijke voorziening betalingsuitstel geldt tot 1 februari 2021. Wil het wetsvoorstel tot wet verheven kunnen worden, dan dient de parlementaire behandeling voor die tijd te zijn afgerond. Uitstel van behandeling kan als consequentie hebben dat ondernemers geen beroep kunnen doen op de tijdelijke betalingsuitstelregeling, met als risico dat zich verhaalszaken en faillissementen voordoen die met de regeling mogelijk vermijdbaar waren. Het is daarom van belang dat ondernemers zo snel mogelijk een beroep op deze regeling kunnen doen, zodat zoveel mogelijk verhaalszaken en faillissementen kunnen worden voorkomen.

Aan de voorgestelde wetswijzigingen voor de re-integratie instrumenten voor jongeren wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 november 2020. Aan de voorgestelde wijziging van de vier-weken zoektermijn wordt terugwerkende kracht verleend tot en met 1 oktober 2020. De Staatssecretaris van SZW heeft via het gemeentenieuws de gemeenten gevraagd om in de uitvoering te anticiperen op de inwerkingtreding van deze wetswijziging. Voor gemeenten is het wenselijk snel definitieve duidelijkheid te krijgen over deze wijzigingen. Wij verzoeken u om deze redenen om een zo spoedig mogelijke behandeling van het wetsvoorstel.

Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet en grove schuld

Het wetsvoorstel Wijziging van de Participatiewet in verband met het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets en het beperken van het verbod tot medewerking aan een schuldregeling bij een fraudevordering tot gevallen van opzet en grove schuld neemt de onterecht gunstige positie van mensen met vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht bij de toegang tot het recht op bijstand weg. Daarnaast biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid voor gemeenten, het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) om in de uitvoering van de socialezekerheidswetten met betrekking tot vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht medewerking te verlenen aan minnelijke schuldregelingen tegen finale kwijting, tenzij er vastgesteld is dat er bij het ontstaan van de vorderingen sprake is geweest van opzet of grove schuld.

Het wetsvoorstel is op 15 januari 2020 ingediend bij de Tweede Kamer. De behandeling in de Tweede Kamer heeft enige vertraging opgelopen vanwege de prioriteiten met betrekking tot het coronavirus. Op 8 september jl. heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen en doorgeleid naar de Eerste Kamer. De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 20 oktober 2020 een voorlopig verslag vastgesteld.

Vanwege het publieke belang van de beoogde wetswijzigingen, is het wenselijk dat alle artikelen en onderdelen van het wetsvoorstel (inclusief amendement) zo spoedig mogelijk in werking treden, in afwijking van de vaste verandermomenten voor nieuwe regelgeving. Bij vertraging in de behandeling van het wetsvoorstel blijft de weeffout in de Participatiewet, en daarmee een «oneerlijkheid» bij de toegang tot de bijstand, voortbestaan. Daarnaast blijft het langer onmogelijk voor gemeenten, de SVB en het UWV om ten aanzien van vorderingen wegens overtredingen van de inlichtingenplicht onder bepaalde omstandigheden medewerking te verlenen aan een minnelijke schuldregeling tegen finale kwijting. Om de hierboven genoemde redenen, willen wij Uw Kamer graag verzoeken dit wetsvoorstel spoedig te behandelen.

Breed offensief

Met als doel de arbeidsmarktpositie van mensen met een beperking te vergroten is het kabinet samen met betrokken partijen aan de slag gegaan met de aanpak «Het Breed Offensief». Over de voortgang van het Breed Offensief zijn de Tweede en Eerste Kamer meermalen geïnformeerd.

Thans is bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet uitvoeren Breed Offensief gereed voor plenaire behandeling (Kamerstukken II, 2019/20, 35 394).

Ondanks alle inspanningen staat nog steeds ongeveer de helft van de mensen met een beperking aan de kant, terwijl velen wel graag willen en kunnen werken. Het wetsvoorstel bevat een groot aantal verbeteringsvoorstellen. Het wetsvoorstel maakt het onder meer voor werkgevers eenvoudiger om mensen met een beperking in dienst te nemen en biedt mensen met een beperking meer waarborgen voor ondersteuning op maat. Ook voorziet het in een nieuwe vrijlating van arbeidsinkomsten voor mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken. Daarnaast regelt het wetsvoorstel een belangrijke verbetering van de studietoeslag om studenten met een arbeidsbeperking die niet kunnen bijverdienen een financiële steun in de rug te geven.

Aan de Eerste Kamer wordt gevraagd het wetsvoorstel, onder het voorbehoud van parlementaire goedkeuring door de Tweede Kamer, met spoed te behandelen. Het kabinet streeft ernaar om de wijzigingen met ingang van 1 juli 2021 in te voeren. Het kabinet acht de voorgestelde beleidsinzet extra urgent met het oog op de gevolgen van de coronacrisis op de werkgelegenheid van mensen met een arbeidsbeperking.

Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2022

Op 16 september 2019 heb ik het wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 bij de Tweede Kamer ingediend. Met dit wetsvoorstel worden de regels voor pensioenverdeling bij scheiding gemoderniseerd en wordt de levenslange afhankelijkheid van de verdelingsgerechtigde ex-partner op pensioengebied doorgesneden.

In de Tweede Kamer is de schriftelijke voorbereiding reeds afgerond.1 Op 7 april jl. heeft de Tweede Kamer in verband met de uitgebroken corona-pandemie besloten het wetsvoorstel na de zomer van 2020 te behandelen. Dit betekende dat de inwerkingtreding per de beoogde datum 1 januari 2021 niet langer haalbaar was. Het is immers wenselijk dat voor scheidende partijen en scheidingsprofessionals geruime tijd voor de scheiding duidelijk is welke gevolgen de scheiding heeft voor het pensioen, en welke regime van pensioenverdeling van toepassing is (de huidige wet of de nieuwe wet). Voor pensioenuitvoerders moet er voldoende voorbereidingstijd zijn om hun werkwijzen en administraties aan te passen, en bij het pensioenregister moet ook tijdig een technische aanpassing worden doorgevoerd. Daarom heb ik de Tweede Kamer gemeld dat de beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel wordt verschoven naar 1 januari 2022.2 Het wetsvoorstel is hiertoe inmiddels per nota van wijziging op aangepast. Ook met de nieuwe beoogde inwerkingtredingsdatum is het belangrijk dat scheidende partijen tijdig duidelijkheid hebben, en scheidingsprofessionals, pensioenuitvoerders en het pensioenregister tijdig kunnen starten met hun voorbereidingen. Behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer vóór het Krokusreces 2021 is daarom zeer gewenst.

Gedifferentieerde Aof-premie en VCR

In het wetsvoorstel wordt de tegemoetkoming voor de kosten van loondoorbetaling bij ziekte geregeld van in totaal € 450 miljoen per jaar voor kleine werkgevers.

Het wetsvoorstel is 2 september 2020 ingediend bij de Tweede Kamer en er zijn schriftelijke vragen behandeld.

Wetswijziging per 1 januari 2021 bleek uitvoeringstechnisch niet haalbaar en de beoogde inwerkingtredingsdatum is 1 januari 2022 geworden. In het wetsvoorstel wordt de premie voor het Aof gedifferentieerd naar de grootte van de werkgever en er wordt een aanpassing gedaan in de toepassing van het voortschrijdend cumulatief rekenen door private partijen. Hiervoor is spoedige behandeling in de Eerste Kamer gewenst. Voor de aanpassing in de Aof-premie is namelijk aanpassing van de loonaangifteketen noodzakelijk. In hun uitvoeringstoetsen geven de Belastingdienst en UWV aan dat in het eerste kwartaal hiervoor een opdracht moet worden verstrekt. Latere behandeling van het voorstel brengt de invoeringsdatum van 1 januari 2022 in gevaar.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van 't Wout


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 35 287, nr. 7 en nr. 10.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 287, nr. 11.

Naar boven