Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2021
In deze brief wil ik u informeren over de door uw Tweede Kamer aangenomen gewijzigde
motie van het lid Bruins c.s.1. In deze motie wordt de regering verzocht om leerlingen die op het mbo (en indien
van toepassing het vmbo en het praktijkonderwijs) in de avond praktijklessen moeten
volgen, uit te zonderen van de regels omtrent de avondklok.
De Tijdelijke regeling avondklok is bewust eenvoudig gehouden met zo min mogelijk
uitzonderingen. Ook voor de handhaving is het wenselijk om met zo min mogelijk uitzonderingen
te werken. Elke uitzondering die we toestaan, zorgt ervoor dat we verder weg raken
van ons doel: het voorkomen van verstoring van het door de pandemie al onder druk
staande maatschappelijk leven en van de veiligheid, bezien vanuit het perspectief
van de drie pijlers van het kabinetsbeleid ter bestrijding van de epidemie.
Het kabinet onderschrijft het belang van het onderwijs. Tijdens het debat over de
avondklok op 21 januari 2021 (Handelingen II 2020/21, nr. 47, debat over de ontwikkelingen
rondom het coronavirus) is daarom ook een specifieke uitzondering voor het onderwijs
toegevoegd en mag je voor geplande examens naar buiten tijdens de avondklok. Hoewel
praktijkonderwijs een belangrijk onderdeel is van met name mbo opleidingen, kan praktijkonderwijs
ook verschoven worden naar een later moment. Daarbij komt de avondklok tot 10 februari
04.30u van kracht is. Na aanpassing van de regelgeving blijven er maar een beperkt
aantal dagen over waarvoor deze nieuwe uitzondering zou gelden.
Het uitvoeren van deze motie kent daarnaast een aantal praktische bezwaren. Naast
het aanpassen van de regeling moet ook de Eigen Verklaring worden aangepast. Een aanpassing
hiervan leidt tot een extra last, omdat de digitale, maar vooral ook de fysieke exemplaren
die verspreid zijn via onder andere gemeenten, omgewisseld dienen te worden. Dit leidt
tot twee verschillende versies van het formulier Eigen Verklaring; qua communicatie
en handhaving is dat een ongewenste situatie.
Dit alles leidt ertoe dat het kabinet heeft besloten deze motie niet uit te voeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus