35 570 V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2021

Nr. 67 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 februari 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 18 december 2020 over de Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025 (Kamerstuk 35 570 V, nr. 65).

De vragen en opmerkingen zijn op 28 januari 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 16 februari 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De griffier van de commissie, Van Toor

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

II

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

7

III

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

8

IV

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

13

V

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

20

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

I Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025. Zij steunen de actieve inzet van het kabinet ten aanzien van polaire vraagstukken. Zij hebben hierbij nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre deze nieuwe polaire strategie een voortzetting is van de vorige polaire strategie, en op welke punten de koers is gewijzigd. Ook vragen zij hoe de nationale polaire strategie zich verhoudt tot de beleidsplannen van de Europese Unie en de NAVO.

1. Antwoord van het kabinet

De Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025 bouwt voort op de strategie 2016–2020. Na consultaties met onder anderen wetenschappers, NGO’s, bedrijfsleven en experts is geconcludeerd dat de focus moet blijven liggen op duurzaamheid, internationale samenwerking en wetenschappelijk onderzoek. Deze drie hoekstenen zijn ook bij de zich snel voltrekkende veranderingen actueel en blijven het fundament van het Nederlandse polaire beleid. Klimaatverandering en veiligheid in al zijn aspecten krijgen nadrukkelijker aandacht dan voorheen en zijn verweven in alle onderdelen van de strategie.

De ambities van de EU lopen sterk parallel met die van het Nederlandse polaire beleid. De EU en Nederland kunnen elkaar dus versterken om samen de gestelde doelen te behalen. Het kabinet heeft onder andere via een publieke consultatie van de Europese Commissie inbreng geleverd voor het EU-beleid.1 De belangrijkste punten van onze inbreng zijn gereflecteerd in de samenvatting van deze consultatie waar het nieuwe EU-beleid mede op zal worden gebaseerd.2 Dit geactualiseerde beleid wordt naar verwachting eind dit jaar gepubliceerd.

Binnen de EU worden geopolitieke en soft security aspecten ten aanzien van het Arctisch gebied besproken. Binnen de NAVO worden de meer hard security-thema’s als ook de militaire component en praktische samenwerking op het gebied van veiligheid en situational awareness besproken.

Zo is op de NAVO Top in Wales (2014) (Kamerstuk 28 676, nr. 210) is het Readiness Action Plan aangenomen, dat maatregelen omvat om snel, flexibel en slagvaardig te reageren op dreigingen aan de flanken van het NAVO-verdragsgebied, waaronder het noordpoolgebied. Het gebied wordt hierbij ook betrokken bij implementatie van operationeel strategische plannen gericht op het verder versterken van de deterence & defence posture van de NAVO zoals het concept for the Deterrence & Defence of the Euro-Atlantic Area (DDA). Het kabinet steunt deze ontwikkelingen en de aandacht die hierbij uitgaat naar het noordpoolgebied.

De leden van de VVD-fractie maken zich in het bijzonder zorgen om de risico’s die gepaard gaan met de toenemende economische activiteiten in de polaire gebieden en de groeiende politieke, militaire en economische interesse van derde landen. Welke concrete risico’s ziet het kabinet op dit gebied?

2. Antwoord van het kabinet

De onherbergzaamheid van het Arctisch gebied maakt dat hoge investeringen nodig zijn om tot rendement te komen. Naar de mening van het kabinet hebben alle betrokkenen er mede daarom, juist ook wanneer zij economische ontwikkeling willen realiseren, belang bij dat de Noordpool een vreedzaam, stabiel en «low-tension» gebied blijft, waar samenwerking centraal staat. Zoals uiteengezet in de strategie heeft de toenemende economische activiteit vooral risico’s op ecologisch vlak tot gevolg, zoals vervuiling door ongelukken, illegale lozingen, oil-spills en dumping van afval in zee. Nederland, de EU en de NAVO blijven uiteraard waakzaam op mogelijke spanningen in de Arctische regio.

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het EU-beleid ten aanzien van het noordpoolgebied. Hoe voorziet het kabinet de samenwerking met Groot-Brittannië, na de Brexit, op dit gebied?

3. Antwoord van het kabinet

Het VK blijft een strategische partner voor de EU en voor Nederland. De Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het VK biedt een goede basis om samen te blijven werken op internationale uitdagingen die van gezamenlijk belang zijn. In het akkoord spreken de partijen ook af dat zij op dergelijke onderwerpen zullen streven naar een effectieve dialoog en een gezamenlijke positie in internationale fora. Wat het kabinet betreft geldt dit ook voor het noordpoolgebied, en wordt bijvoorbeeld de goede samenwerking als waarnemers bij de Arctische Raad voortgezet.

De leden van de VVD-fractie vragen of en in hoeverre de op pagina 18 genoemde besprekingen van politiek-militaire vraagstukken met alle Arctische staten al plaatsvinden? De genoemde leden waarderen de inzet van het kabinet de dialoog tussen de NAVO en Rusland ten aanzien van polaire aangelegenheden te bevorderen. Zij vragen of er momenteel voldoende mogelijkheden zijn ter voorkoming van miscommunicatie en eventuele decentrale gewapende incidenten, en wat hierbij de inzet van Nederland en de NAVO is. Deze leden hebben dezelfde vragen ten aanzien van de verhoudingen met China.

4. Antwoord van het kabinet

Militaire veiligheidssamenwerking is van meet af aan uitgesloten geweest van de samenwerking in de Arctische Raad. Op initiatief van de Verenigde Staten is deze uitzondering expliciet opgenomen in de eerste voetnoot van de Ottawa Declaration, het oprichtingsverdrag van de Arctische Raad: «The Arctic Council should not deal with matters related to military security». Deze aanpak heeft sinds 1996 een constructieve samenwerking aangaande het noordpoolgebied mogelijk gemaakt, met een focus op gedeelde belangen van de Arctische landen. Nederland is een groot voorstander van het behouden van deze constructieve samenwerking. Het kabinet vindt dat het in de eerste plaats aan de Arctische landen zelf is om een overlegvorm over politiek-militaire vraagstukken in te richten. Voor zover het kabinet bekend vinden dergelijke overleggen met alle Arctische staten tegelijk nog niet plaats.

Er zijn diverse andere fora waarin in verschillende constellaties wordt gesproken over verschillende aspecten van veiligheid in het Arctisch gebied, zoals de Northern Group, de Nordic Defence Cooperation, het Arctic Coast Guard Forum, de Arctic Security Forces Roundtable en de Joint Expeditionary Force. Het Northern Flank gedeelte van de Arctic Security Forces Roundtable houdt zich bijvoorbeeld specifiek bezig met het analyseren van de mogelijke militaire dreiging in het Arctisch gebied. In het Arctic Coast Guard Forum wordt door de kustwachten van de acht Arctische landen samengewerkt ter bevordering van veilige (safe & secure) en duurzame maritieme activiteiten.

In het kader van haar 360-graden benadering blijft ook de NAVO aandacht geven aan het Arctisch gebied. Recent deden onafhankelijke experts van de Reflectiegroep in het kader van NAVO2030 de aanbeveling een NAVO Arctische Strategie te formuleren.

Nederland vindt het van belang om op militair en veiligheidspolitiek gebied de dialoog met Rusland te blijven zoeken. Dit zou kunnen gaan om veiligheids- en vertrouwenwekkende maatregelen, het voorkomen van incidenten en nadere samenwerking bij search and rescue en civiel-militaire samenwerking ten behoeve van rampenbestrijding. Zo is er het periodieke overleg tussen de Koninklijke Nederlandse Marine en de Marine van de Russische Federatie in het kader van de sinds 1990 en onlangs geactualiseerde opgestelde INCSEA overeenkomst.

China is formeel geen Arctische staat en er vindt daarom ook geen overleg met China plaats over politiek-militaire vraagstukken in het Arctisch gebied. Het Arctisch gebied is onderdeel van de Nieuwe Zijderoute en vanuit dat opzicht volgt Nederland, zoals ook in de China-notitie vermeld staat, de ontwikkelingen3.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de werkzaamheden van de Arctisch ambassadeur vorderen. Welke andere landen hebben een soortgelijke ambassadeur, en hoe verloopt de samenwerking? De leden van de VVD-fractie lezen over de bilaterale samenwerking met andere Europese landen en dat er verkend kan worden of er met één of meer andere landen bilateraal de samenwerking kan worden versterkt. Deze leden vragen zich af aan welke landen de Minister denkt om de samenwerking mee te versterken. Zijn dit landen waarmee Nederland al bilaterale samenwerkingen heeft of denkt de Minister er ook aan om andere landen te benaderen om een samenwerking te bewerkstelligen?

5. Antwoord van het kabinet

Onder andere door deelname aan internationale Arctische bijeenkomsten, zoals aan de a.s. Ministeriële Bijeenkomst van de Arctische Raad in mei a.s., voert de Arctisch ambassadeur de Nederlandse Polaire Strategie uit. Door COVID-19 zijn een veel Arctische internationale bijeenkomsten sinds maart 2020 komen te vervallen. De focus van de afgelopen periode lag dan ook op het voeren van bilaterale gesprekken – mede in het teken van de voorbereiding van de Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025 – met nationale en internationale partners, zoals de EU Speciaal Gezant voor het Arctisch gebied, de Arctisch ambassadeurs van diverse Arctische landen, de voorzitter van de Arctische Raad en vertegenwoordigers van inheemse groepen. In Nederland is de Arctisch ambassadeur constant in gesprek met de Nederlandse Arctische stakeholders, bijvoorbeeld via het Algemene Polaire Overleg en tijdens Arctische bijeenkomsten als het jaarlijkse Poolsymposium van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Alle Arctische landen alsook de meeste landen met waarnemersstatus bij de Arctische Raad hebben een Arctisch ambassadeur of speciaal gezant, met wie direct contact wordt onderhouden.

Het kabinet beoogt de bilaterale relaties met de Arctische staten te intensiveren, onder meer door het onderhouden van een meer regelmatige dialoog met Arctische staten over het noordpoolgebied. Dit geldt in het bijzonder voor de (Europese) Arctische landen en de EU. Voor wetenschappelijke samenwerking geldt dat naast de bewezen vruchtbare langlopende bilaterale samenwerkingsverbanden met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk onder deze polaire strategie verkend zal worden of samenwerking met één of meer andere landen kan worden versterkt.

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te lezen dat er vol wordt ingezet op het behalen van de Klimaatdoelen van Parijs, ook met betrekking op het Noordpoolgebied. De opwarming is zorgwekkend, en de gevolgen voor de betrokken gebieden alarmerend. Deze leden zijn er van overtuigd dat op dit gebied internationale samenwerking van essentieel belang is.

Het baart de leden van de VVD-fractie zorgen dat de Verenigde Staten het VN-Zeerechtenverdrag nog niet heeft geratificeerd. Welke gevolgen en risico’s heeft dit voor het beschermen van het Poolgebied? Worden deze potentiele gevolgen en risico’s gemitigeerd door andere internationale afspraken?

6. Antwoord van het kabinet

Het noordpoolgebied valt grotendeels onder de rechtsmacht van de acht noordpoolstaten (Canada, Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen, Rusland, Verenigde Staten en Zweden). Deze landen mogen de regels in de gebieden onder hun rechtsmacht bepalen met inachtneming van internationale afspraken. Voor wat betreft de zeegebieden van het noordpoolgebied – zowel binnen als buiten de rechtsmacht van staten – vormt het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS) de basis voor de rechten en plichten van kuststaten en vlagstaten. De Verenigde Staten heeft alleen met Canada een overlappende maritieme claim4. Hoewel de Verenigde Staten geen partij is bij het VN-Zeerechtverdrag, beschouwt de Verenigde Staten het overgrote deel van de bepalingen in het verdrag als codificatie van het gewoonterecht. De vijf Arctische kuststaten – waaronder de Verenigde Staten – hebben bovendien het belang van het zeerecht benadrukt in de Ilulissat-verklaring van 2008. Ook in andere internationale verbanden, zoals OSPAR en de Arctische Raad, wordt er gesproken over (de bescherming van) het noordpoolgebied.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe het kabinet actief wil bijdragen aan een verlenging van het regime voor Antarctica na 2048, en of het wenselijk mogelijk is om hier nu al met gelijkgezinde landen een initiatief toe te nemen.

7. Antwoord van het kabinet

In het Milieuprotocol bij het Antarcticaverdrag is vastgelegd dat in Antarctica geen exploratie en winning van grondstoffen mag plaatsvinden. Dit verbod blijft van kracht (ook na 2048), tenzij artikel 7 van het Milieuprotocol wordt gewijzigd en vervangen door een bindende afspraak waarin wordt geregeld of en onder welke voorwaarden exploratie en winning van delfstoffen toelaatbaar zijn. In 2016 hebben de Consultatieve Partijen (in een resolutie) unaniem hun inzet herbevestigd om het verbod te behouden en te handhaven. Daarbij is uitdrukkelijk aangegeven dat het verbod niet verloopt in 2048.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er steeds meer onderzoekstations komen op Antarctica, maar dat er ook sprake is van onbenutte capaciteit. Kan de Minister deze onbenutte capaciteit verder toelichten? Hoe staat dit in verhouding tot de komst van nieuwe onderzoekstations?

8. Antwoord van het kabinet

Onderbenutting van de capaciteit van onderzoekstations kan om meerdere redenen ontstaan. Vaak heeft het logistieke oorzaken, zoals beperkte mogelijkheden om personeel te verplaatsen of te bevoorraden. De meteorologische omstandigheden zijn moeilijk en er is speciaal materiaal (o.a. vliegtuigen) voor nodig. Daarnaast is het hebben van een of meerdere onderzoekstations ook een instrument om de betrokkenheid van een land bij Antarctica te laten zien; dat heeft naast wetenschappelijke ook politieke dimensies, vanuit de gedachte dat meer stations grotere invloed betekent. Het kabinet stelt zich op het standpunt dat bij de oprichting van onderzoekstations vooral moet worden gekeken naar het wetenschappelijk belang (ook in relatie tot locatiekeuze) en dat internationale samenwerking en benutting van elkaars onderzoekscapaciteit de voorkeur verdienen boven nieuwe infrastructuur. Nederland heeft zelf een lange samenwerking met de British Antarctic Survey dat het mogelijk heeft gemaakt dat het Nederlandse mobiele laboratorium bij de Britse basis Rothera kon worden geplaatst: het Dirck Gerritsz Laboratorium. Dat biedt financiële, milieutechnische en wetenschappelijke voordelen. De Nederlandse aanpak krijgt om deze reden veel belangstelling van andere bij Antarctica betrokken landen.

II Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025: «Beslagen ten ijs» en hebben naar aanleiding daarvan nog enkele vragen en opmerkingen.

Allereerst een vraag over de brief die de commissie Buitenlande Zaken heeft ontvangen van de Icewhale Foundation. De Icewhale Foundation vraagt de Tweede Kamer de regering te verzoeken een extra paragraaf op te nemen in de Polaire Strategie waarin beleidsruimte wordt gecreëerd voor het van overheidswege ondersteunen van burgerinitiatieven die aansluiten bij de geformuleerde polaire doelen. De leden van CDA-fractie vragen het kabinet of hier ruimte voor kan worden gecreëerd en zo nee, welke bezwaren hieraan ten grondslag liggen.

9. Antwoord van het kabinet

Deze mogelijkheid bestaat reeds. In de Polaire Strategie is een budget voorzien voor [kleinschalige] beleidsondersteunende activiteiten, het Polair Activiteiten Programma (zie § 3.4). In principe kan eenieder hier een aanvraag voor doen. Het kabinet kiest ervoor om de hoofdmoot van de beschikbare polaire financiële middelen te besteden aan wetenschappelijk poolonderzoek. De financiering van het Nederlandse polaire onderzoek verloopt via de bestaande structuren en instrumenten waarvan het Nederlands Polair Programma (NPP) de kern vormt. Het beheer van en de verantwoordelijkheid hiervoor is belegd bij NWO. De financiering van wetenschappelijk onderzoek binnen het NPP vindt hoofdzakelijk plaats via financieringsronden, waarvoor onderzoekers van alle wetenschappelijke kennisinstellingen in het Koninkrijk aanvragen kunnen indienen.

Voorts vragen de leden van CDA-fractie het kabinet een reflectie te geven op de bijdrage die herstel van de ijswalvispopulatie kan leveren aan de afvang van CO2 uit de atmosfeer en of het kabinet mogelijkheden ziet om onderzoek hiernaar te ondersteunen.

10. Antwoord van het kabinet

Onderzoek laat zien dat de populatie van 12.000 potvissen in de Zuidelijke Oceaan jaarlijks 200.000 ton koolstof afvoert naar de diepzee, oftewel 17 ton koolstof per potvis per jaar.5 Ter vergelijking: de door de mens uitgestoten CO2 bedroeg in 2018 wereldwijd circa 10 gigaton koolstof. Het kabinet kiest er daarom voor om zich niet op een specifieke soort te richten, maar in te zetten op het behouden en versterken van alle biodiversiteit tezamen.

Voorstellen voor wetenschappelijk onderzoek naar dit soort ecosysteemdiensten kunnen door wetenschappers aan Nederlandse universiteiten en andere publieke kennisinstellingen worden ingediend bij het NPP. De wetenschappelijke kwaliteit en beleidsrelevantie van onderzoeksvoorstellen is daarbij een basisvoorwaarde om voor subsidie in aanmerking te komen. Bij toepassings- en beleidsgerichte rondes worden extra voorwaarden toegevoegd (zoals urgentie en implementatiestrategie). De selectie en toekenning van financiering verloopt via een onafhankelijk besluitvormingsproces, zoals vastgelegd in Pool-positie-NL 2.06. Het kabinet ziet geen reden om van deze bestaande – goed functionerende en met waarborgen omkleedde – financieringsstructuren af te wijken.

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de nucleaire activiteiten in de Noordelijke IJszee. Rusland heeft onlangs een drijvende kerncentrale te water gelaten en is van plan haar Arctische vloot de komende jaren uit te breiden met negen ijsbrekers die worden aangedreven door kernreactoren. De leden van de CDA-fractie vragen of er in de Arctische Raad wordt gesproken over deze nucleaire schepen en of Rusland kan garanderen dat de veiligheid voldoende geborgd is bij nucleair aangedreven schepen en drijvende kerncentrales. Tevens de vraag hoe het gebruik van dergelijke schepen past binnen de Polar Code (of andere richtlijnen) van de IMO.

11. Antwoord van het kabinet

De lidstaten van het internationaal atoomagentschap (IAEA) zijn verantwoordelijk voor de naleving van de internationale veiligheidsvoorschriften. Dit geldt dus ook voor Rusland.

In de Arctische Raad, en dan met name in de Emergency Prevention, Preparedness and Response (EPPR)-werkgroep wordt hier ook over gesproken. Ook het internationaal atoomagentschap (IAEA) neemt deel aan deze bijeenkomsten. In de Polar Code wordt geen speciale aandacht besteed aan nucleair aangedreven schepen.

Tot slot over het VN-Zeerechtverdrag. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij kans ziet de nieuwe Amerikaanse regering te vragen het VN-Zeerechtverdrag ter ratificering aan het Amerikaanse Congres voor te leggen.

12. Antwoord van het kabinet

Zoals vermeld in de strategie zal het kabinet blijven vragen om de ratificatie van het VN-Zeerechtverdrag door alle Arctische staten. Graag verwijs ik u verder naar het antwoord op vraag 6.

III Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de bewindslieden.

De leden van de D66-fractie zijn goed te spreken over de strategie die door de ministeries is opgesteld. Het is goed om te lezen dat Nederland het belang van het poolgebied als natuurreservaat inziet en zijn best zal blijven doen het gebied te beschermen, onder andere als onderdeel van de Sustainable Development Goals en de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015. Daarnaast lezen dezelfde leden dat Nederland zich specifiek zal inzetten voor het tegengaan van en aanpassen aan klimaatverandering, het tegengaan van vervuiling van het gebied en het beschermen van biodiversiteit, inheemse bevolkingsgroepen en het maritieme milieu. Dit bevestigt het beeld dat de inzet van Nederland in de poolgebieden voornamelijk gericht is op conservering en ecologie. Daarnaast zijn grote delen van Antarctica tot beschermd poolgebied verklaard en zal er tot 2048 geen exploratie en winning van grondstoffen meer plaatsvinden. Echter lezen deze leden in het rapport niet over een dergelijke verklaring voor het noordpoolgebied. Kunnen de bewindslieden uitleggen of de bescherming van delen van het noordpoolgebied ook op deze manier vastgelegd gaan worden? Zo nee, waarom niet?

13. Antwoord van het kabinet

Het Arctisch gebied en Antarctica zijn ook in deze zin niet met elkaar te vergelijken. Antarctica bestaat uit onbewoond land omringd door oceanen. Volgens de opvatting van Nederland, gedeeld door de overgrote meerderheid van staten, kan in het geheel geen territoriale aanspraak worden gemaakt op het Antarctische continent. Het Arctisch gebied bestaat uit een oceaan omringd door land; land dat al sinds millennia wordt bewoond en dat tot de onbetwiste soevereiniteit van een aantal staten behoort. In het gebied buiten de 200 zeemijl – dus richting de Noordpool – hebben diverse Arctische landen claims gelegd op het zogenaamde verlengde continentaal plat. De beoordeling van deze claims ligt voor aan de Commission on the Limits of the Continental Shelf, opgericht bij het VN-Zeerechtverdrag. Het Arctisch gebied in zijn geheel tot een natuurreservaat te maken, zoals met Antarctica is gebeurd, acht het kabinet dan ook geen haalbare kaart.

Wel is het instellen van een (netwerk van) beschermde zeegebieden (marine protected areas, MPA) in het noordpoolgebied een belangrijk doel voor Nederland, zoals vastgelegd in de Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025. Individuele Arctische kuststaten wijzen nu al beschermde gebieden aan in de eigen economisch exclusieve zones en hun territoriale wateren. Middels het OSPAR-verdrag wordt het mariene milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan beschermd. Op de gebieden die gerekend worden tot de volle zee is het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS) van toepassing. Momenteel wordt in dit VN-kader onderhandeld over de bescherming van het mariene milieu en biodiversiteit in deze gebieden (BBNJ-onderhandelingen). Ook is in 2019 een nieuwe visserij-overeenkomst gesloten tussen de Arctische kuststaten en de EU. Hierin is afgesproken dat geen commerciële visserij mag plaats vinden in de centrale Noordelijke IJszee.

De leden van de D66-fractie zien in de polaire strategie geen duidelijk routeplan of een strategische visie terugkomen voor multilaterale samenwerking inzake de noordpool, zoals er wel bestaat voor Antarctica. In de Arctische raad worden geen bindende afspraken gemaakt en landen als Nederland zijn daarin enkel waarnemer. De leden van de D66-fractie vinden dit zorgelijk aangezien er nu geen bindende afspraken gemaakt worden waarbij het behoud van veerkracht van het Arctische systeem centraal staan. De gevolgen van een ondermaats beheer zijn gigantisch en gelden niet alleen voor de Arctische staten, maar voor de hele wereld. Kan de Minister in een brief een visie uiteenzetten wat de Nederlandse visie is voor betere governance en multilaterale samenwerking inzake de noordpool?

14. Antwoord van het kabinet

Het kabinet herkent zich niet in de kwalificatie dat de governance en multilaterale samenwerking inzake het Arctisch gebied ondermaats is. Juist ten aanzien van het Arctisch gebied staat multilaterale samenwerking centraal. In fora als de EU, de Arctische Raad, de Raad voor de Barentszzee (BEAC), de Noordelijke Dimensie, de NAVO, de Noordse Raad, de Northern Group, de Nordic Defence Cooperation, het Arctic Coast Guard Forum, de Arctic Security Forces Roundtable, de Joint Expeditionary Force, de VN, de International Maritime Organization, de Arctic Science Ministerial Meetings, en met het bedrijfsleven, NGO’s en kennisinstellingen vindt overleg plaats en worden afspraken gemaakt. Hiernaast zijn afspraken vastgelegd in bindende overeenkomsten zoals het VN-Zeerechtverdrag, het OSPAR-verdrag en de IMO-Polar Code. In 2019 is bovendien een nieuwe visserij-overeenkomst gesloten tussen de Arctische kuststaten en de EU, waarin is afgesproken dat geen commerciële visserij mag plaats vinden in nieuwe ijsvrije gebieden. In VN-kader wordt momenteel onderhandelt over de bescherming van het mariene milieu en biodiversiteit in gebieden buiten nationale rechtsmacht, dus ook de Noordelijke IJszee (BBNJ-onderhandelingen).

De leden van de D66-fractie zijn er van op de hoogte dat het steeds makkelijker wordt via het poolgebied van Azië naar Europa te varen. Dit zal leiden tot een toename van handelsstromen tussen Noordwest-Europa en Noordoost-Azië van circa 10 procent en kan voor Rotterdam een versterking van haar hub-functie betekenen. Op welke manier zorgt Nederland er voor dat Rotterdam inderdaad een nog sterkere hub-functie gaat vervullen en deze economische kans niet wordt ontnomen door concurrerende havens zoals Antwerpen en Hamburg?

15. Antwoord van het kabinet

De mainport Rotterdam is gemeten naar op- en overslag de grootste haven van Europa. Mede door de gunstige ligging, goede maritieme toegang en uitstekende infrastructurele verbindingen naar het nationale en internationale achterland heeft de Rotterdamse haven een goede uitgangspositie om ook nieuwe handelsstromen aan te trekken. Voor het behouden en mogelijk versterken van deze positie is het belangrijk om proactief in te (blijven) spelen op de economie van de toekomst die duurzaam, digitaal en verbonden is. Dit is ook de ambitie van de Havennota 2020–2030, waarin de Minister van Infrastructuur en Waterstaat vanuit een integraal en publiek perspectief ingaat op de kansen en uitdagingen voor de Nederlandse havens (Kamerstuk 31 409, nr. 306). Om de krachtige positie van mainport Rotterdam te behouden en waar mogelijk te versterken zet Nederland in op een goede toekomstbestendige bereikbaarheid van de haven en haar achterlandverbindingen, op basis van een volledig gestroomlijnd en gedigitaliseerd multimodaal goederenvervoersysteem, een gelijk speelveld met omringende buitenlandse havens en het verkennen van de mogelijkheden voor nauwere samenwerking tussen Nederlandse havens, ook om het logistiek systeem optimaal te kunnen laten functioneren.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat er binnen de International Maritime Organisation (IMO) richtlijnen zijn aangenomen met betrekking tot scheepvaartverkeer in de poolgebieden, zoals de IMO Polar Code. Het is van groot belang om te beseffen dat de toename van scheepvaart in het noordelijke gebied als gevolg van smeltend ijs, grote gevolgen zal hebben voor het Arctisch milieu. Het is goed dat Nederland in IMO-verband werkt aan een stappenplan om het sneller smelten van ijs door de uitstoot en het neerslaan van zwart roet als gevolg van de toenemende scheepvaart te onderzoeken en tegen te gaan. De leden van de D66-fractie vragen of er naast het tegengaan van de gevolgen van scheepvaart, ook wordt gekeken naar het tegengaan van een te grote, schadelijke, groei in de scheepvaart door het poolgebied?

16. Antwoord van het kabinet

Het is niet mogelijk om beperkingen op te leggen aan de groei van scheepvaart. In de internationale wateren van de Noordelijke IJszee geldt de vrijheid van navigatie. In de territoriale zee geldt het recht op onschuldige doorvaart.

Het kabinet acht het dan ook zinvol om ervoor te zorgen dat de schepen die er varen zo min mogelijk schade aanrichten. Zo neemt Nederland in IMO-kader deel aan de totstandkoming van feitelijke afspraken over parameters en meetmethoden voor zwart roet. Daarnaast zet Nederland zich er actief voor in dat deze afspraken in ISO-normen voor brandstoffen worden opgenomen en kijkt het vanuit het voorzorgsprincipe naar mogelijkheden en steun om de initiële maatregelen verder uit te werken en vrijwillige acties zoveel mogelijk aan te moedigen. Dit alles om de uitstoot van zwart roet te reduceren.

In de IMO strategie staat dat de normen die gesteld worden aan scheepvaart in de Arctische regio «gestaag» worden verhoogd. Kan de Minister uitleggen op welke termijn wordt geduid met «gestaag»?

17. Antwoord van het kabinet

Ontwikkeling van standaarden en normen (eisen aan schepen en uitrusting) vinden binnen diverse relevante werkgroepen van IMO plaats en zijn in die zin een continu proces. Zo wordt momenteel gewerkt aan een lijst van eisen aan scheepsuitrusting speciaal voor het functioneren onder extreme omstandigheden.

De doorlooptijd van dit soort ontwikkeltrajecten bedraagt gewoonlijk ongeveer 4 jaar en is afhankelijk diverse factoren, zoals mondiaal beschikbare technologieën, marktontwikkeling en sectorinbreng.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het feit dat Nederland mede-initiatiefnemer is van een verbod op het verbruik en vervoer van zware stookolie in het Arctisch gebied, om vervuiling door stookolie in het Arctisch gebied tegen te gaan. Echter sprak de Minister van Buitenlandse Zaken in het algemeen overleg op 11 februari 2020 over eventuele uitzonderingen die op dit verbod zouden gelden (Kamerstuk 35 300-V, nr. 65). Er dienen hoge eisen gesteld te worden aan de lijst met uitzonderingen. Kan het kabinet daarom al meer inzicht geven op deze lijst? Wanneer komt een land of organisatie hiervoor in aanmerking?

18. Antwoord van het kabinet

Nederland heeft in 2018 met gelijkgestemde lidstaten een voorstel bij de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ingediend om een verbod op zware stookolie in het Arctisch gebied te agenderen en heeft actief bijgedragen aan de onderhandelingen over een voorstel voor zo’n verbod. Afgelopen november is tijdens de IMO milieucommissie (Marine and Environment Protection Committee) ingestemd met het voorstel voor een verbod op het gebruik en vervoer van zware stookolie in het Arctisch gebied. Het verbod gaat in op 1 juli 2024 en kent de volgende uitzonderingen:

  • Het verbod geldt niet voor schepen die 1) betrokken zijn bij het verzekeren van de veiligheid van schepen, 2) search and rescue operaties uitvoeren en 3) gericht zijn op het reageren in geval van een olielek.

  • Schepen die een extra tankbescherming hebben, zoals opgenomen in MARPOL Annex 1 regulatie 12A of de Polar Code deel II-A, hebben een uitstel op het verbod tot 1 juli 2029.

  • Een Arctische kuststaat mag tijdelijk ontheffing op het verbod verlenen voor schepen die onder de vlag van dat land varen wanneer zij actief zijn in wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van dat land. In dat geval moeten de door IMO te ontwikkelen richtlijnen voor mitigatiemaatregelen in acht worden genomen. Deze ontheffingen moeten door de betreffende kuststaat aan IMO worden gecommuniceerd. Deze ontheffingen zijn na 1 juli 2029 niet meer geldig.

  • Indien eerder gebruik is gemaakt van zware stookolie, is het schoonmaken of spoelen van tanks of pijpleidingen niet nodig.

De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen het smeltende ijs op de noordpool. Binnen tien jaar zal de noordpool in de zomer grotendeels ijsvrij zijn. Dit smeltend ijs heeft als gevolg dat er meer grondstoffen vrijkomen die gewonnen kunnen worden, zoals olie en gas. Politieke, militaire, economische, en ecologische veiligheid kunnen hierbij niet los van elkaar worden gezien. Zowel Rusland en China hebben grote interesse in het gebied, en waarbij Rusland daadwerkelijk grenst aan het noordpoolgebied heeft China zichzelf bestempeld als een «near Arctic State». China zegt zich te houden aan de IMO Polar Code, echter valt niet uit het rapport op te maken of Rusland zich ook zal committeren aan de IMO Polar Code. Kan de Minister bevestigen dat Rusland zich ook heeft aangesloten of gaat aansluiten bij de IMO Polar Code? Zo nee, zal de Nederlandse inzet zijn dat dit wel gebeurt?

19. Antwoord van het kabinet

Als verdragsluitende staat (SOLAS en MARPOL) is Rusland verbonden en gebonden aan de Code. Rusland heeft meegewerkt aan de totstandkoming van de Code.

Zijn er daarnaast al afspraken gemaakt over de toekomstige winning van energie en grondstoffen?

20. Antwoord van het kabinet

De Arctische landen hebben zich in dit kader gecommitteerd aan de Arctic Offshore Oil and Gas Guidelines, opgesteld onder de Arctische Raad, waarin onder andere is bepaald dat olie- en gaswinning uitsluitend kan plaatsvinden indien aan zeer strenge milieu- en veiligheidsnormen is voldaan. Alvorens tot activiteit over te gaan, dient bovendien een milieueffectrapportage te worden gemaakt om aan te tonen dat dit het geval is. Ook heeft de Arctische Raad – na brede consultaties met o.a. mijnbouwbedrijven, inheemse bevolkingen en NGO’s – aanbevelingen opgesteld ter bescherming van biodiversiteit in mijnbouwprojecten.7

Tot slot zijn de leden van de D66-fractie positief over het feit dat Nederland zich binnen de VN, de Arctische raad en bilateraal blijft inzetten voor het uitsluitend laten plaatsvinden van olie- en gaswinning onder zeer strenge milieu- en veiligheidsnormen om zo het voortbestaan van kwetsbare ecosystemen, ecosysteemfuncties en Arctische soorten te waarborgen. Zal Nederland zich ook in EU-verband inzetten om het welzijn van de polaire gebieden te waarborgen en olie, gaswinning en mijnbouw opnemen in de toekomstige Europees brede taxonomie? Bent u het met de leden van de D66-fractie eens dat de EU een eensgezind geluid moet vertolken inzake de polaire gebieden?

21. Antwoord van het kabinet

Mede dankzij de Nederlandse inzet is al afgesproken dat de Europese Commissie voor 31 december 2021 met een rapport komt over de wenselijkheid van een taxonomie voor economische activiteiten die het milieu schaden. Het kabinet acht hiervoor een verbreding van de taxonomie wenselijk en zal zich hier dan ook voor inzetten. Een algemene taxonomie kan financiële instellingen en toezichthouders namelijk helpen bij het in kaart brengen van duurzaamheidsrisico’s. Net zoals voor de duurzame taxonomie, dient een verbreding gebaseerd te zijn op wetenschappelijke inzichten. Wat het kabinet betreft zou het logisch zijn dat juist fossiele investeringen, zowel binnen als buiten het noordpoolgebied, die nadrukkelijk niet bijdragen aan het behalen van de doelen van Parijs, onderdeel zouden zijn van dergelijke verbreding.

Helemaal tot slot willen de leden van de D66-fractie vragen hoe de Minister aankijkt tegen toekomstige investeringen van de financiële sector in olie- en gasbedrijven die in het Noordpoolgebied olie en gas winnen. Kunt u verkennen of het mogelijk is om juridische beperkingen op te leggen op zulke investeringen, naar het voorbeeld van clustermunitie?

22. Antwoord van het kabinet

Op 16 oktober 2020 heeft het kabinet de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» (Kamerstuk 26 485, nr. 337) met uw Kamer gedeeld. In deze nota geeft het kabinet aan in te zetten op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Dit heeft de voorkeur boven een verplichting gericht op één thema of sector. Ook heeft het kabinet de voorkeur voor een verplichting op Europees niveau. Gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen is gericht op het voorkomen en aanpakken van (potentiële) negatieve gevolgen voor mens en milieu. Het verbreken van zakenrelaties is een uiterst redmiddel.

IV Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben verheugd kennisgenomen van de nieuwe Nederlandse Polaire Strategie 2021–2025 en prijzen de betrokkenheid van het kabinet bij het Noordpoolgebied. Zij hebben over de Nederlandse Polaire Strategie de volgende vragen en opmerkingen.

DEEL I Het Arctisch gebied

1.1.1. Bestuur en beheer van het Arctisch gebied

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet welke kansen het ziet om de status van de EU binnen de Arctische Raad te verhogen tot formele waarnemersstatus? Zij vragen of het kabinet zich in wil zetten voor een gepaste strategie om hiertoe te komen, mede in het kader van de actualisatie van de EU Arctische Strategie die is voorzien voor 2021 en in lijn met de input die Nederland hier reeds voor heeft gegeven8?

23. Antwoord van het kabinet

Op dit moment functioneert de Europese Unie de facto al als waarnemer bij de Arctische Raad. Toetreding als permanent waarnemer zal uitsluitend een formele bevestiging zijn van deze positie. Het kabinet zal zich bilateraal en in de context van de Arctische Raad blijven inzetten voor een formalisering van de EU-positie in de Arctische Raad.

1.2 Beschermen natuur en milieu

De leden van de GroenLinks-fractie delen de grote zorgen van het kabinet omtrent het tempo van klimaatverandering in de Noordpool. In het kader van het aantreden van president Biden in de Verenigde Staten vragen zij het kabinet welke mogelijkheden het ziet om klimaatverandering in het Noordpoolgebied tegen te gaan, en vragen zij of er concrete gelegenheden zijn gepland om hierover gezamenlijk te spreken?

24. Antwoord van het kabinet

Verdere opwarming van de poolgebieden en het versterkende effect daarvan op mondiale klimaatverandering is alleen te stoppen door ambitieuze implementatie van het Parijsakkoord. De klimaatverandering in het Arctisch gebied is voor het overgrote deel aan gedrag elders te wijten: de uitstoot van broeikasgassen. Nederland verwelkomt de ambitieuze klimaatagenda van President Biden, inclusief de terugkeer van de Verenigde Staten naar het Parijsakkoord. In de bilaterale contacten met de Verenigde Staten zal nader worden gesproken over concrete samenwerkingsmogelijkheden o.a. ten aanzien van klimaatverandering.

Zien zij net als de leden van de fractie van GroenLinks kansen bij de aankomende Biodiversiteitstop om te komen tot meer en bindendere bescherming & verdragen ten aanzien van de Noordpoolgebied? Zo ja, welke inspanningen is het kabinet bereid hiertoe te plegen, eventueel in samenwerking met gelijkgezinde landen?

25. Antwoord van het kabinet

Nederland zet zich in voor een ambitieus nieuw raamwerk met bindende doelen onder het VN-biodiversiteitsverdrag (CBD). Als hier aangescherpte doelen worden afgesproken, kunnen die ook bijdragen aan betere bescherming van het noordpoolgebied. Voor bindende doelen ontbreekt internationaal nog het benodigde draagvlak. Verder zijn niet alle Arctische staten partij bij het Biodiversiteitsverdrag. Mede daarom zet het kabinet conform de Polaire Strategie 2021–2025 ook in op andere samenwerkingsverbanden, zoals de Arctische Raad, het OSPAR-verdrag en het VN-Zeerechtverdrag. Voor het overige wordt terugverwezen naar vraag 13.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de inzet van het kabinet aangaande de bescherming van inheemse volkeren. Zij betreuren het dat zo weinig landen de ILO Conventie 169 hebben ondertekend, die hiervoor waarborgen biedt. Derhalve vragen deze leden het kabinet of het bereid is via relevante internationale gremia zoals de Arctische Raad te pleiten voor brede ondertekening van deze conventie? Daarnaast vragen zij het kabinet of landen met groeiende interesse in de Arctische regio, zoals Rusland en China, ruimhartig meewerken met het beschermen van de inheemse bevolking en hen betrekken bij de ontplooiing van economische activiteiten die in hun leefgebied plaatsvinden? Zo niet, is het kabinet bereid dit bilateraal en in andere geschikte samenwerkingsverbanden onder de aandacht te brengen?

26. Antwoord van het kabinet

In lijn met de Polaire Strategie 2021–2025 vindt het kabinet het van belang dat de belangen van inheemse bevolkingen worden meegenomen bij de ontplooiing van economische activiteiten in het Arctisch gebied. Gelukkig worden inheemse volkeren op allerlei manieren betrokken bij dialoog en besluitvorming ten aanzien van het Arctisch gebied. Zo hebben de zes organisaties van inheemse volkeren als permanent participants een vaste plek aan tafel bij de vergaderingen van de Arctische Raad, en staat een van de zes werkgroepen van de Arctische Raad – de Sustainable Development Working Group – in het teken van duurzame ontwikkeling en leefomstandigheden van inheemse groepen. Nederland neemt actief deel aan deze werkgroep. Inheemse bevolkingsgroepen worden tevens nauw betrokken bij het werk van de Euro-Arctische Raad voor de Barentszzee. In 2007 werd bovendien de VN-Verklaring over de Rechten van Inheemse Volkeren aangenomen, waarin de individuele en collectieve rechten van inheemse volken op cultureel en economisch gebied zijn vastgelegd. In de VN-verklaring is «Free, Prior and Informed Consent of Indigenous Peoples» (FPIC) opgenomen. Dit betekent dat inheemse bevolkingsgroepen moeten worden geraadpleegd wanneer bijvoorbeeld industriële activiteiten in de regio worden gepland. Het kabinet vindt het aan (de Arctische) landen zelf om de ILO Conventie 169 al dan niet te ratificeren. Indien er indicaties zijn dat de belangen van de inheemse bevolking niet voldoende worden meegewogen, zal dit bilateraal of in andere samenwerkingsverbanden onder de aandacht worden gebracht.

1.3 Versterken internationale samenwerking

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het positief dat het kabinet aandacht blijft vragen voor ondertekening van VN-Zeerechtverdrag. Zij vragen het kabinet naar een appreciatie van de kans dat de Verenigde Staten dit verdrag de komende tijd kan gaan ondertekenen en hoe internationale inspanningen van de zijde van het kabinet dit verder kunnen bevorderen?

27. Antwoord van het kabinet

Het kabinet blijft het belang van ratificatie van het VN-zeerechtverdrag door de Verenigde Staten aan de orde stellen. Het is niet aan het kabinet om uitspraken te doen over de stand van zaken van interne besluitvormingsprocessen van andere landen. Voor het overige wordt terugverwezen naar vraag 6.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet ook op welke wijze en met welke frequentie veiligheidsrisico’s inzake het Noordpoolgebied worden besproken binnen de NAVO? Vindt het kabinet het effectief dat dit buiten de Arctische Raad gebeurt? Welk animo denkt het kabinet dat er is om binnen de Arctische Raad te bewegen naar het bespreken van veiligheid gerelateerde onderwerpen inzake het Noordpoolgebied, in lijn met het ook door het kabinet aangehaalde onderzoeksrapport van Instituut Clingendael?9 De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat vanwege veiligheidsrisico’s gerelateerd aan klimaatverandering het goed zou zijn als de Arctische Raad zich daarover gaat buigen.

28. Antwoord van het kabinet

Militaire veiligheid is van meet af aan uitgesloten geweest van de samenwerking binnen de Arctische Raad. Op initiatief van de VS is deze uitzondering expliciet opgenomen in de eerste voetnoot van de Ottawa Declaration, het oprichtingsverdrag van de Arctische Raad: «The Arctic Council should not deal with matters related to military security». Een besluit om dit te veranderen dient door de Arctische landen unaniem genomen worden. Op dit moment heeft het kabinet geen indicaties dat permanente leden militaire veiligheidssamenwerking een plek willen geven binnen de Arctische Raad.

In lijn met het onderzoeksrapport van Instituut Clingendael over Arctische veiligheid acht het kabinet voortzetting van het niet-politieke karakter van de Arctische Raad van groot belang. Juist de focus op gedeelde belangen op het gebied van milieu, biodiversiteit, wetenschap en sociale ontwikkeling heeft ertoe geleid dat de Arctische landen al sinds 1996 constructief samenwerken. Deze niet-politieke focus zorgt ervoor dat alle Arctische landen samen aan tafel zitten, hetgeen een basis creëert voor dialoog en vertrouwen en indirect spanningen voorkomt. Voor politiek-militaire samenwerking in de noordpoolregio ziet het kabinet de NAVO als het belangrijkste forum. NAVO-bondgenoten hebben sinds de oprichting van het bondgenootschap aandacht voor de veiligheidssituatie in de Arctische regio. Mogelijke dreigingen voor het NAVO-verdragsgebied, waaronder in de Arctische regio, worden geregeld besproken. Ook worden veiligheidspolitieke ontwikkelingen in en rond het Arctisch gebied met de relevante spelers besproken.

Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie welke initiatieven het kabinet precies gaat ondernemen om meer transparantie van NAVO-activiteiten en activiteiten van Rusland inzake het Noordpoolgebied te bewerkstelligen en welk traject er ondernomen gaat worden om het Weens document te moderniseren?

29. Antwoord van het kabinet

Dreigingen met veiligheidsimplicaties in het Arctisch gebied, ook die uitgaan van Rusland, hebben de aandacht van de NAVO. In het kader van de NAVO-Rusland Raad dringt de NAVO bij Rusland aan op transparantie rondom militaire activiteiten. Echter, deze NRR is sinds juli 2019, als gevolg van Russische weigeringen, niet meer bijeen gekomen.

In oktober 2019 heeft een groep van 30 landen, waaronder Nederland, een pakket met voorstellen voor actualisering van het Weens Document in Wenen gepresenteerd. Inmiddels co-sponsoren 34 OVSE-landen het pakket. Rusland weigert echter om over modernisering te spreken «zolang NAVO voortgaat met zijn containment policy tegenover de Russische Federatie». Tijdens de OVSE Ministeriële Raad in december 2020 hebben 45 (van de 57) OVSE-landen een verklaring uitgebracht met een oproep besprekingen te starten die leiden tot de gewenste modernisering van het document. De pogingen om Rusland te bewegen tot bespreking/onderhandeling worden voortgezet. Het proces vindt met name in Wenen plaats, waar voor dat doel een coördinatiegroep is gevormd. De verwachtingen zijn niet heel hoog gespannen: in een recente bijeenkomst van het Forum for Security Cooperation van de OVSE herhaalde de Russische vertegenwoordiger de bekende standpunten en bood weinig ruimte voor toenadering.

Tot slot vragen deze leden op welke wijze het kabinet alert en waakzaam blijft dat China zich zal houden aan alle huidige Arctische regelgeving en structuren, zoals de United Nations Convention on the Law Of the Sea (UNCLOS) en de International Maritime Organisation (IMO), inclusief de IMO Polar Code? De leden van de fractie van GroenLinks zijn van mening dat de grotendeels materiële belangstelling van China voor het Noordpoolgebied noopt tot maximale duidelijkheid over het belang van bescherming van biodiversiteit in het Noordpoolgebied.

30. Antwoord van het kabinet

Bescherming van biodiversiteit is een belangrijk punt voor alle Arctische landen. In het Chinese witboek over hun Arctisch beleid onderstreept ook China het belang hiervan. China benadrukt regelmatig dat wetenschappelijk onderzoek en milieu- en klimatologische zorgen hoofdredenen zijn voor betrokkenheid bij het gebied, en besteedt USD 60 miljoen per jaar aan poolonderzoek. Door de betrokkenheid in alle relevante (Arctische) fora, en de goede bilaterale contacten met Arctische landen bevindt Nederland zich in een uitstekende informatiepositie om eventuele schendingen tijdig te kunnen constateren. Op dit moment zijn er geen signalen dat China zich niet aan de huidige Arctische regelgeving en structuren zal houden.

1.4 Waarborgen duurzaamheid economische activiteiten

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat met het mogelijk vrijkomen van toekomstige nieuwe zeeroutes zorgvuldig moet worden omgegaan. Daarom vragen zij het kabinet welke inspanningen worden gericht om in contacten met bedrijfsleven, zoals via de Dutch Arctic Circle (DAC), het belang van duurzaamheid, de inspraak van inheemse volkeren en behoud van biodiversiteit te benadrukken? Hoe staat het bedrijfsleven daar tegenover, zo vragen zij?

31. Antwoord van het kabinet

Tijdens de bijeenkomsten van de Dutch Arctic Circle – maar ook in gesprekken met individuele bedrijven – wordt het belang van duurzaamheid, mede met het oog op het behoud van biodiversiteit, en het daar waar mogelijk betrekken van inheemse volkeren consequent benadrukt. Gesprekspartners staan hier in het algemeen positief tegenover.

Daarnaast vragen zij het kabinet hoeveel Nederlandse bedrijven zich reeds hebben aangesloten bij het Arctic Economic Council en hoeveel Nederlandse bedrijven naar medeweten van het kabinet een speciale (economische) strategie voor het Noordpoolgebied hebben?

32. Antwoord van het kabinet

Op dit moment zijn er nog geen Nederlandse bedrijven aangesloten bij de Arctic Economic Council. Naar medeweten van het kabinet zijn er ook nog geen bedrijven met een speciale (economische) strategie voor het noordpoolgebied.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden dat het kabinet nog een tandje bij kan zetten in het tegengaan van investeringen in olie- en mijnbouwbedrijven in het Noordpoolgebied. Zij vragen derhalve of het kabinet bereid is zich in EU-verband in te zetten om olie, gaswinning en mijnbouw in het Noordpoolgebied op te nemen in de toekomstige Europese brede bruine taxonomie?

33. Antwoord van het kabinet

Graag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 21.

Daarnaast constateren zij dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de investeringen van financiële instellingen in bedrijven die zich onshore en offshore bezig houden met exploitatie van olie, gas en mijnbouwproducten. Is het kabinet bereid om druk uit te oefenen op financiële instellingen om tenminste de OESO Richtlijnen (inclusief de zes due diligence stappen van deze richtlijnen) expliciet toe te passen op olie- en mijnbouwbedrijven waarin wordt geïnvesteerd aan risicovolle exploitatie in het Noordpoolgebied?

34. Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwacht van bedrijven dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights naleven. Dit betekent dat bedrijven, waaronder financiële instellingen, de risico’s voor mens en milieu in hun waardeketen in kaart moeten brengen, moeten voorkomen en moeten aanpakken. Ook moeten zij hier transparant over zijn. Bij investeringen of beleggingen in activiteiten in het polaire gebied behoren financiële instellingen de risico’s voor biodiversiteit in kaart te brengen en deze risico’s te voorkomen of aan te pakken.

Op 16 oktober 2020 heeft het kabinet de beleidsnota «Van voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemerschap» (Kamerstuk 26 485, nr. 337), gedeeld met de Tweede Kamer. Op basis van de resultaten van evaluatie, consultatie en onderzoek heeft het kabinet geconcludeerd dat het huidige IMVO-beleid onvoldoende effectief is. In de nota geeft het kabinet aan in te zetten op een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting. Dit heeft de voorkeur boven een verplichting gericht op één thema of sector. Ook heeft het kabinet de voorkeur voor een verplichting op Europees niveau.

Is het kabinet daarnaast bereid om in gesprek te gaan met de Nederlandse financiële sector (pensioenfondsen, verzekeraars, banken, vermogensbeheerders) om erop aan te dringen investeringen in bedrijven die naar olie en gas (willen) boren in het Noordpoolgebied te beëindigen? De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet juridische mogelijkheden wil verkennen om te komen tot een moratorium voor investeringen van financiële instellingen in olie- en gasbedrijven die aantoonbaar actief zijn in het Noordpoolgebied?

35. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is continu in gesprek met de financiële sector over het terugdringen van fossiele investeringen als onderdeel van het commitment van de financiële sector aan het klimaatakkoord. Instellingen hebben zich gecommitteerd om in 2022 reductiedoelstellingen en actieplannen te presenteren. Gezien de forse klimaatimpact van fossiele investeringen lijkt het logisch dat financiële instellingen nadrukkelijk bezien hoe zij dergelijke investeringen kunnen terugdringen. Het is goed om te zien dat een deel van de instellingen al acties onderneemt en specifieke doelstellingen ten aanzien van fossiele sectoren heeft geformuleerd. Financiële instellingen zullen hun reductiedoelstellingen en actieplannen richting 2022 in toenemende mate in lijn brengen met de doelstellingen van Parijs. Het kabinet ziet nu geen noodzaak tot aanvullende stappen.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet in navolging van Finland en het Europees Parlement bereid is ook steun te verlenen aan de oprichting van een Arctisch Reservaat, zoals in Antarctica al bestaat?10

36. Antwoord van het kabinet

Nee. Voor het overige verwijs ik u graag naar het antwoord op vraag 13.

DEEL III. Uitvoering – Programma’s en middelen

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich bij de uitvoering van de Nederlandse Polaire Strategie af of er ruimte kan worden gecreëerd voor de financiering en ondersteuning van burgerinitiatieven, zoals het beoogde onderzoek van de Icewhale Foundation naar het voortplantingsgebied van de bedreigde Spitsbergen-populatie IJswalvissen Balaena mysticetus en ander voorgesteld onderzoek op het gebied van klimaat, biodiversiteit en vervuiling? Is het kabinet bereid dit initiatief nader te bestuderen en in gesprek te gaan over financiering hiervan, vragen de leden van de GroenLinks-fractie?11 En is het kabinet tevens bereid om breder te kijken naar flexibele financiële en politieke ondersteuning van soortgelijke initiatieven die nog niet concreet in de Nederlandse Polaire Strategie zijn opgenomen?

37. Antwoord van het kabinet

Graag verwijs ik u naar de antwoorden op de vragen 9 en 10.

V Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken inzake de Nederlandse Polaire Strategie. Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Ten aanzien van het Arctisch gebied is de Nederlandse inzet gericht op het beschermen van mens, milieu, veiligheid en internationale stabiliteit. In hoeverre komt dit overeen met de prioriteiten van de belangrijkste actoren in het gebied, namelijk de Verenigde Staten, Rusland, Canada, Denemarken, Noorwegen, Finland en IJsland, zo vragen de leden van de SGP-fractie? Worden door deze landen wellicht uitgangspunten gehanteerd die hier fundamenteel van afwijken?

38. Antwoord van het kabinet

Een blik op de gepubliceerde strategieën van de Arctische staten leert dat zij allemaal het belang van internationale samenwerking, wetenschappelijk onderzoek en duurzame ontwikkeling noemen. Het grootste verschil betreft de geografische reikwijdte. De strategieën van de Arctische landen richten zich voor het grootste deel op (ontwikkeling van) het Arctische gebied binnen hun landsgrenzen. Als niet-Arctisch land hanteert Nederland een bredere geografische benadering t.o.v. de Arctische regio. Er zijn geen uitgangspunten die fundamenteel afwijken van de Nederlandse inzet.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom er gekozen is voor een, vergeef hen de uitdrukking, «bipolaire» strategie, terwijl de situaties op en rond de Noord- en Zuidpool sterk verschillen, en Nederland alleen al om geografische redenen hoofdzakelijk te maken heeft met uitdagingen rond het Arctische gebied?

39. Antwoord van het kabinet

Nederland kiest er al sinds de jaren ’80 voor om de beide poolgebieden beleidsmatig met elkaar te verbinden. Vanwege historische redenen, maar ook om zo uitdrukking te geven aan overeenkomsten in de uitdagingen met betrekking tot beide gebieden.12 Beide polen zijn zeer gevoelig voor veranderingen in het klimaat; ze vormen als het ware de polsslag van het klimaatsysteem. Een van de redenen waarom wetenschappelijk onderzoek in deze gebieden zo relevant is. Nederland beschouwt zowel Antarctica als het noordpoolgebied – voor zover dat niet onder de rechtsmacht van Arctische staten valt – als global public goods (ook wel global commons genoemd). Dit zijn gebieden met belangrijke een unieke waarde voor de mensheid en voor het ecosysteem aarde, die daarom niet alleen een aangelegenheid zijn van de aangrenzende staten. Tevens verricht Nederland in beide gebieden al decennialang poolonderzoek, onder andere met een onderzoeksstation op Spitsbergen en een mobiel laboratorium op Antarctica, bij de Britse basis Rothera.

Ten aanzien van duurzaam ondernemen, ook in de Arctische regio, hanteert Nederland de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen als norm. Dat is van belang. Van bedrijven mag verwacht worden dat zij gepaste zorgvuldigheid betrachten door risico’s op negatieve effecten voor klimaat en milieu te identificeren, voorkomen of mitigeren en rekenschap afleggen over dit proces. In hoeverre wordt op dit moment daadwerkelijk gedaan door Nederlandse (en andere) bedrijven die in het Noordpoolgebied actief zijn, zo vragen de leden van de SGP-fractie? Voorts vragen deze leden of Nederlandse bedrijven voldoende geholpen worden om kansen te benutten om op verantwoorde maar rendabele wijze bij te dragen aan economische activiteiten en duurzame ontwikkelingen in gebied?

40. Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die in het noordpoolgebied actief zijn dat zij gepaste zorgvuldigheid in lijn met de OESO-richtlijnen toepassen. Voor ondersteuning bij gepaste zorgvuldigheid kunnen deze bedrijven onder andere gebruik maken van het postennetwerk en de OESO Due Diligence Handreiking. Het kabinet heeft geen zicht op in hoeverre bedrijven die in het noordpoolgebied actief zijn zich houden aan de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen).

Nederland zal specifieke kennis en expertise van het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van duurzame ontwikkeling onder de aandacht brengen van de Arctische staten wanneer mogelijk. Diverse bedrijven, kennisinstellingen, NGO’s en vertegenwoordigers van verschillende ministeries hebben zich bovendien georganiseerd in de Dutch Arctic Circle (DAC). Binnen dit verband wordt op informele wijze kennis rondom Arctische activiteiten gedeeld. De DAC zal de komende jaren worden benut om relevante kennis en kunde van Nederlandse bedrijven op het gebied van duurzaamheid te mobiliseren en te identificeren hoe deze kan worden ingezet ten behoeve van duurzame ontwikkeling van het Arctisch gebied.

Nederland zet zich binnen de VN, de Arctische Raad en bilateraal in voor het toestaan van olie- en gaswinning onder zeer strenge milieu- en veiligheidsnormen. Daarmee moet het voortbestaan van kwetsbare ecosystemen, ecosysteemfuncties en Arctische soorten worden gewaarborgd. In hoeverre vindt dit pleidooi voor strenge normen weerklank bij de andere betrokken partijen, zo vragen de leden van de SGP-fractie? Doen zich in de praktijk ook situaties voor waarbij geen groen licht gegeven wordt of dient te worden?

41. Antwoord van het kabinet

Alle Arctische landen hebben zich gecommitteerd aan de Arctic Offshore Oil and Gas Guidelines, opgesteld onder de Arctische Raad, waarin onder andere is bepaald dat olie- en gaswinning uitsluitend kan plaatsvinden indien aan zeer strenge milieu- en veiligheidsnormen is voldaan. Alvorens tot activiteit over te gaan dient bovendien een milieueffectrapportage te worden gemaakt om aan te tonen dat dit het geval is. Omdat de olie- en gasactiviteiten plaatsvinden in gebieden die onder de rechtsmacht vallen van de Arctische staten, is het aan die landen zelf om al dan niet groen licht te geven op basis van deze rapportage.

Terecht signaleert het kabinet dat het belang toeneemt om binnen de Arctische Raad ook politiek-militaire onderwerpen te bespreken, zodat conflicten voorkomen of in de kiem gesmoord kunnen worden. Dit wordt versterkt door «het strategische belang van de regio voor zowel Rusland als de NAVO, de toenemende militaire activiteiten van Rusland en de groeiende interesse van China in het Arctisch gebied». Kan de Minister voorbeelden noemen van toegenomen Russische militaire activiteiten in het gebied, zo willen de leden van de SGP-fractie weten? Wat is de aard en het doel van deze activiteiten?

42. Antwoord van het kabinet

Op 1 december 2014 richtte Rusland een nieuw strategisch militair commando op rond de al bestaande Noordelijke Vloot, speciaal voor de Arctische regio. De Russische Nationale Veiligheidsstrategie van eind 2015 noemt de bescherming van de nationale belangen in het Arctisch gebied een hoofdtaak. Dit uit zich door het vergroten van de Russische militaire presentie in het Arctisch gebied, meer militaire oefeningen en het moderniseren van materieel en infrastructuur. De toegenomen militarisering van de Russische Federatie moet worden gezien in de context van het bevaarbaar worden van de Noordelijke passage en de daarmee gepaard gaande verdediging van de eigen kustlijn, TTW en EEZ.

Per 1 januari 2021 is het militair commando Noordelijke Vloot opgewaardeerd tot een (vijfde) militair district. De groeiende Russische militaire aanwezigheid in het gebied wordt door Moskou als defensief gekarakteriseerd; een pure noodzakelijkheid om het land – inclusief de aanwezige grondstoffen – te beschermen. De Russische wens om het Arctisch gebied te ontwikkelen en de noodzaak om hiervoor samen te werken met andere landen, leiden ertoe dat Rusland niet gebaat is bij oplopende spanningen in dit gebied.

Via welk gremium wordt met alle betrokken landen de dialoog gevoerd over militaire aangelegenheden, zolang de Arctische Raad niet unaniem besluit het oprichtingsverdrag in dit opzicht aan te passen?

43. Antwoord van het kabinet

Naar de kennis van het kabinet is er niet één gremium waarin er met alle betrokken Arctische landen militaire aangelegenheden worden besproken. Zoals ook aan de orde gesteld in een in april 2020 gepubliceerd onderzoeksrapport van Instituut Clingendael, vragen de huidige ontwikkelingen ook om het bespreken van politiek-militaire vraagstukken met alle Arctische staten, waarbij deze vraagstukken bezien kunnen worden in het bredere perspectief van ecologische en economische ontwikkelingen.13 Voor het overige zie vraag 4.

Voorts vragen de leden van de SGP-fractie of Nederland in de grote belangstelling van China voor het Arctisch gebied, in samenhang met de economische belangen van natuurlijke hulpbronnen en potentiële zeeroutes, een bedreiging ziet voor de toekomstige veiligheid en stabiliteit rond het Noordpoolgebied? De Polaire Strategie verwijst in dit kader naar de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» (Kamerstuk 35 207, nr. 1). In die notitie ontbreekt echter iedere vorm van aandacht voor de Arctische regio. Welke plaats neemt de Arctische regio dus concreet in binnen de brede diplomatieke- en handelsbetrekkingen met China in het kader van de «Chinanotitie»? Zijn Nederland en de EU bijvoorbeeld in gesprek met overheden in IJsland en Groenland/Denemarken over de potentiële risico’s van investeringen door Chinese staatsbedrijven in het gebied?

44. Antwoord van het kabinet

Momenteel zijn er geen redenen om aan te nemen dat China in de nabije toekomst in het Arctisch gebied een veiligheids- of stabiliteitsrisico vormt. De Polar Silk Road vormt een onderdeel van het Chinese Belt and Road Initiative (BRI). Zoals uiteengezet in de Chinanotie blijft de invloed van China in landen langs de BRI-routes een punt dat kritische aandacht blijft houden van dit kabinet. Dit geldt ook voor het Arctisch gebied. We zetten gestaag in op kennisvermeerdering14. In de brede bilaterale contacten van Nederland met IJsland en Denemarken wordt dit onderwerp eveneens meegenomen. Het Arctisch gebied is momenteel in de bredere CHI-NL betrekkingen in het kader van de China-notitie geen prioriteit, maar het kabinet houdt aandacht voor relevante ontwikkelingen.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112, nr. 2974.

X Noot
3

Zie Chinanotitie «Nederland-China: een nieuwe balans»: Kamerstuk 35 207, nr. 1.

X Noot
8

Zie: The Arctic Council remains the most important facilitator for cooperation with and between the Arctic countries. We therefore see added value for the EU to be an official observer to the Arctic Council.

X Noot
9

Clingendael rapport «The future of Arctic security», April 2020. https://www.clingendael.org/sites/default/files/2020–04/Report_The_future_of_Arctic_security_April2020.pdf.

X Noot
12

Zie voor meer informatie over de Nederlandse geschiedenis in de poolgebieden het beleidskader 2011–2015: Bijlage bij Kamerstuk 33 400 V, nr. 116.

X Noot
13

Clingendael rapport «The future of Arctic security», April 2020. https://www.clingendael.org/sites/default/files/2020–04/Report_The_future_of_Arctic_security_April2020.pdf.

Naar boven