Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2020
Met deze brief bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit
en Belastingdienst, ter voorbereiding op de volgende kabinetsperiode, het evaluatierapport
van de normeringssystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds 2015–2020 aan1.
Ter voorbereiding op de volgende kabinetsperiode wordt er momenteel aan een aantal
bouwstenen gewerkt. Eerder heb ik u al het rapport gestuurd over de «Herziening gemeentelijk
belastinggebied» als bijlage bij het rapport «Bouwstenen voor een beter belastingstelsel»
(Kamerstuk 32 140, nr. 71). Bij deze stuur ik u de bouwsteen met betrekking tot de normeringssystematiek. Binnenkort
zal ik u ook informeren over het verdere proces met betrekking tot de herijking van
het gemeentefonds.
Het evaluatierapport is opgesteld door een ambtelijke werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers
van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO),
het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De voorstellen en aanbevelingen uit het rapport zijn gericht op de volgende kabinetsperiode.
Besluitvorming over de normeringssystematiek is dan ook aan een nieuw kabinet.
De voorstellen in het rapport zijn erop gericht om met name de stabiliteit van de
normeringssystematiek van het Gemeentefonds en Provinciefonds en de hieruit voortkomende
accresontwikkeling2 te verbeteren. In de evaluatie zijn, naast de huidige systematiek, drie alternatieven
uitgewerkt. Deze zijn: het herinvoeren van een behoedzaamheidsreserve, het bevriezen
of vertragen van het accres en een vaste volumeafspraak bij het regeerakkoord. De
huidige systematiek geldt als de meest actuele variant; bij de overige varianten is
in toenemende mate sprake van meer stabiliteit ten koste van actualiteit.
In de ambtelijke werkgroep is geen eenduidige voorkeur uitgesproken voor één van de
beleidsvarianten. Het is uiteindelijk een politiek-bestuurlijke keuze hoe in de volgende
kabinetsperiode het belang van een stabiele accresontwikkeling wordt afgewogen tegenover
een actuele aansluiting van het accres op de rijksuitgaven.
Richting de komende kabinetsperiode zullen de fondsbeheerders met de VNG en het IPO
verschillende varianten voor de ontwikkeling van het accres in beeld brengen ten opzichte
van de bevroren stand bij Voorjaarsnota 2020.3 Ook zal de Raad voor het Openbaar Bestuur om advies worden gevraagd over de toekomst
van het accres. Uiteindelijk is het aan een nieuw kabinet om in overleg met de medeoverheden
te besluiten hoe in de toekomst met het accres om te gaan.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren