35 554 Wijziging van de Mediawet 2008 met het oog op de versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep

O VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 juni 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 had kennisgenomen van de brief van 28 februari 2022, waarin de Staatssecretaris vragen beantwoordde over een onafhankelijk onderzoek naar duurzame versterking van de publieke omroep.2 Het antwoord was voor de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA gezamenlijk, en voor de leden van de D66-fractie aanleiding enkele vervolgvragen te stellen.

Naar aanleiding hiervan is op 29 maart 2022 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De Staatssecretaris heeft op 3 juni 2022 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 29 maart 2022

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 28 februari 2022, waarin u vragen beantwoordt over een onafhankelijk onderzoek naar duurzame versterking van de publieke omroep.3 Het antwoord is voor de leden van de fracties van GroenLinks en PvdA gezamenlijk, en voor de leden van de D66-fractie aanleiding enkele vervolgvragen te stellen.

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA hebben in de brief van 24 december 2021 aangegeven dat het hen opgevallen is dat de vragen in de onderzoeksopzet in het bijzonder zien op het schetsen van de huidige ontwikkelingen, alsook op de vraag of het huidige wettelijke (beleids)instrumentarium nog passend is in het licht van deze ontwikkelingen.4 Deze leden hebben daarbij gewezen op de letterlijke toezegging5 die in het bijzonder ziet op de vraag wat de wettelijke mogelijkheden en de financiële condities zijn waarmee de publieke omroep duurzaam wordt versterkt. De regering heeft hierop aangegeven dat aan de vraagstelling wordt toegevoegd «de grote internationale mediabedrijven uit de Verenigde Staten en China».

Deze leden zijn blij met deze toevoeging, maar dit laat onverlet dat wat hen betreft de crux van de toezegging, die namelijk ziet op de vraag hoe versterking kan plaatsvinden, onvoldoende expliciet in de vraagstelling terugkomt. Voornoemde leden vragen dan ook om meer expliciet in de vraagstelling mee te nemen wat de wettelijke mogelijkheden waarmee en de financiële condities zijn waaronder de publieke omroep duurzaam wordt versterkt en voldoende flexibiliteit verkrijgt om relevant en zichtbaar te blijven in het sterk veranderende krachtenveld, door veranderend kijkgedrag, technologische vernieuwingen en de invloed en de impact van grote internationale mediabedrijven. Dit is ook de eigenlijke toezegging, en door deze vraagstelling ook te expliciteren wordt voorkomen dat niet alleen beschreven wordt hoe het nu is, maar tevens wordt onderzocht wat er nodig is voor deze duurzame versterking waarop de toezegging ziet.

De leden van de D66-fractie brengen in herinnering dat de toezegging dat er een breed onderzoek komt naar de toekomstbestendigheid van de publieke omroep voortvloeit uit het debat over wijziging van de Mediawet in verband met versterking van het toekomstperspectief van de publieke omroep, en dat de toezegging mede werd gedaan naar aanleiding van vragen van de D66-fractie.6 In het debat over een andere wijziging van de Mediawet heeft de toenmalige Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media verder toegezegd dat voorkomen moet worden dat de publieke omroep nepnieuws en desinformatie verspreidt, en dat dit onderwerp wordt meegenomen bij het onafhankelijk onderzoek naar duurzame versterking van de publieke omroep.7

Deze toezeggingen leiden bij deze leden tot de volgende vragen. Zijn er voldoende mogelijkheden om nepnieuws en desinformatie te voorkomen en de dader aan te pakken? De Minister meende destijds dat de publieke omroep daartoe een aantal mogelijkheden had, maar zegde desondanks het onderzoek toe. Als gevolg van de wijziging van de Mediawet werd onder andere de nieuwe omroep Ongehoord Nederland (ON) tot het bestel toegelaten. De eerste uitzendingen van ON laten zien dat deze omroep nepnieuws niet schuwt. Nu al moeten er onderzoeken worden gestart. De leden van de D66-fractie vragen u hoe u de situatie nu beoordeelt en welke middelen u in wilt zetten om het publiek te beschermen tegen nepnieuws en desinformatie.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.J. Verkerk

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2022

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen van de commissie over mijn brief van 28 februari 2022 inzake onafhankelijk onderzoek naar duurzame versterking van de publieke omroep.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. Uslu

Vragen van de fracties van GroenLinks en PvdA:

De leden van de fracties van GroenLinks en PvdA vragen om, conform de eerdere toezegging hierover, meer expliciet in de vraagstelling van genoemd onderzoek mee te nemen wat de wettelijke mogelijkheden waarmee en de financiële condities zijn waaronder de publieke omroep duurzaam wordt versterkt en voldoende flexibiliteit verkrijgt om relevant en zichtbaar te blijven in het sterk veranderende krachtenveld, door veranderend kijkgedrag, technologische vernieuwingen en de invloed en de impact van grote internationale mediabedrijven.

Het is zeker de intentie deze «crux van de toezegging» – namelijk hoe de versterking kan plaatsvinden – mee te nemen in het onderzoek. De met u gedeelde vragen zijn beknopt geformuleerd en hebben hier mogelijk twijfel over laten bestaan. Het onderzoek zal uitmonden in een aantal nader te ontwikkelen waarschijnlijke scenario’s voor de publieke omroep, met daarbij de beantwoording van de vraag welke maatregelen (wettelijk en financieel) mogelijk nodig zijn om de positie van de publieke omroep duurzaam te versterken, in het licht van huidige en toekomstige ontwikkelingen. Om een misverstand uit te sluiten zal ik het onderzoeksbureau er op wijzen deze vraag expliciet in het onderzoek mee te nemen.

Vragen van de D66-fractie:

De leden van de D66-fractie vragen of er voldoende mogelijkheden zijn om nepnieuws en desinformatie te voorkomen en de dader aan te pakken. Voorts vragen de leden van de D66-fractie u hoe u de situatie nu, na het toetreden van Ongehoord Nederland tot het publieke bestel, beoordeelt en welke middelen u in wilt zetten om het publiek te beschermen tegen nepnieuws en desinformatie.

Door mijn voorganger zijn de huidige waarborgen tegen desinformatie in het publieke mediabestel geschetst8. Deze zijn gebaseerd op een publieke mediaopdracht om media-aanbod te verzorgen dat voldoet aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen. Sinds deze waarborgen zijn opgesteld, heeft de verspreiding van desinformatie aan maatschappelijke relevantie toegenomen. In de beleidsdoorlichting Media zal daarom onderzocht worden in hoeverre het huidige wettelijke nationale en Europese beleidsinstrumentarium voor de publieke omroep nog passend is gezien deze (en andere) ontwikkelingen.

Met betrekking tot de toetreding van Ongehoord Nederland tot het publieke bestel kan ik u het volgende mededelen: de Mediawet verplicht om bij het besluit over de erkenningen de adviezen te betrekken van het Commissariaat voor de Media, Raad voor Cultuur en NPO.In het geval van ON hebben de adviseurs een positief advies gegeven. ON voldeed daarnaast aan de wettelijke eisen voor een plek in het publieke bestel. Er was dus geen grondslag om Ongehoord Nederland de toegang tot het bestel te weigeren.

Het Nederlandse publieke bestel is gebaseerd op externe pluriformiteit. Voor omroepen die een erkenning hebben kunnen bemachtigen zijn redactioneel onafhankelijk en gaan dus zelf over de inhoud van hun programmering. Dat betekent niet dat omroepen alles kunnen uitzenden. Omroepen zijn gebonden aan de Mediawet, de journalistieke code van de NPO én, in het uiterste geval, aan het strafrecht. Het is niet aan mij als Staatssecretaris voor media om de uitspraken in Ongehoord Nieuws te beoordelen. Dat is in eerste instantie aan de NPO Ombudsman die kan reageren op klachten die door het publiek kunnen worden ingediend.

Ongehoord Nederland heeft bij toetreding tot het publieke bestel bevestigd dat zij zich zal houden aan de journalistieke codes.9 Naar aanleiding van ingediende klachten over de eerste uitzendingen van Ongehoord Nederland heeft de NPO Ombudsman mij laten weten onderzoek te gaan doen naar deze klachten. Ik verwacht dit onderzoek begin juni.

In het algemeen verwacht ik van publieke omroepverenigingen dat zij zich conform de Mediawet houden aan hoge journalistieke en professionele kwaliteitseisen die binnen de sector gehanteerd worden. Daarnaast kan het Commissariaat voor de Media beoordelen of de programmering van Ongehoord Nederland voldoet aan de eisen uit de Mediawet.


X Noot
1

Samenstelling:

Essers (CDA), Ganzevoort (GL), Van Strien (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Pijlman (D66) (ondervoorzitter), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), De Bruijn-Wezeman(VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Beukering (Fractie-Nanninga). A.J.M. van Kesteren (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Vos (PvdA), Van den Berg (VVD), Dessing (FVD), Doornhof (CDA), Veldhoen (GL), Vendrik (GL), Van der Voort (D66), De Vries (Fractie-Otten), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) Verkerk (CU) (voorzitter), Prast (PvdD) en Fiers (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, 35 554, N.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, 35 554, N.

X Noot
4

Kamerstukken I 2021/22, 35 544, N, p. 3.

X Noot
5

Toezegging T03060.

X Noot
6

Toezegging T03060.

X Noot
7

Kamerstukken 35 042 / 35 453; toezegging T03080.

X Noot
8

Kamerstukken I 2020/21, 2020–2021, 35 554, nr. H.

X Noot
9

Zie bijlage blg-991342 bij Kamerstukken I 2020/21, 2020–2021, 35 554, nr. H.

Naar boven