35 527 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel)

Nr. 8 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2021

Zoals ik eerder in de Nota nav het Verslag (Kamerstuk 35 527, nr. 7) aan uw Kamer heb toegezegd informeer ik u over de uitvoering van de wijzigingen van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet implementatie richtlijnen elektronische handel, Kamerstuk 35 527).

Nederland kan – anders dan uw Kamer eerder is bericht – toch per 1 juli 2021 het wetsvoorstel uitvoeren. Deze versnelling ten opzichte van eerdere signalen is mogelijk via een zogenaamd «noodspoor». Dit is een tijdelijke en beperkte oplossing waar risico’s en onzekerheden aan zijn verbonden. Het kabinet is echter van mening dat de nadelige gevolgen voor het bedrijfsleven van een latere uitvoering zo groot zijn (zie brief Algemene Rekenkamer van 14 januari 2021, met kenmerk: 21000264 R) dat dit noodspoor zal worden bewandeld. De bijbehorende risico’s zullen zoveel mogelijk worden gemitigeerd.

Hierna licht ik toe wat de consequenties zouden zijn van niet invoeren per 1 juli, hoe het noodspoor werkt met bijbehorende risico’s en hoe de Belastingdienst die risico’s zoveel mogelijk zal mitigeren.

1. Situatie en consequenties niet tijdige uitvoering

Het wetsvoorstel is gericht op implementatie van de btw-richtlijnen elektronische handel (EU btw e-commerce). Hierbij wordt de heffing en inning van de btw op grensoverschrijdende internetverkopen van goederen en diensten aan consumenten gemoderniseerd en vereenvoudigd. Het wetsvoorstel moet in de gehele EU per 1 juli 2021 zijn geïmplementeerd.

Uit de uitvoeringstoets bij het wetsvoorstel is gebleken dat, met diverse tijdelijke voorzieningen, een invoeringsdatum mogelijk zou zijn per 1 januari 2022. Daarom heeft Nederland samen met Duitsland uitstel bepleit tot 1 januari 2022. Uiteindelijk is overeenstemming bereikt over uitstel tot 1 juli 2021.

Een latere implementatie in Nederland dan 1 juli 2021 zou zeer ongewenste (financiële en logistieke) gevolgen voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor de Staat hebben. Zo zouden Nederlandse ondernemers of niet-EU ondernemers die Nederland verkiezen als land van btw-registratie dan gedurende een half jaar geen gebruik kunnen maken van het éénloketsysteem inclusief de nieuwe invoerregeling. Deze ondernemers moeten zich dan in andere lidstaten gaan registreren om aan hun btw-verplichtingen te voldoen. Ook kan Nederland dan geen btw-meldingen of -betalingen uit andere lidstaten ontvangen. Dit leidt tot grote onduidelijkheid en logistieke problemen, verlegging van handelsstromen en schadeclaims van getroffenen. Ook een inbreukprocedure of boete door de Europese Commissie behoort dan tot de mogelijkheden. De Algemene Rekenkamer heeft in haar bovengenoemde brief hier ook al aandacht voor gevraagd.

Op dit moment doen in Nederland circa 1300 bedrijven jaarlijks voor gezamenlijk € 850 mln aangifte via het huidige éénloketsysteem voor digitale grensoverschrijdende diensten. Ook deze bedrijven zullen zich dan moeten registreren in andere EU lidstaten om de daar verschuldigde btw te voldoen.

2.1 Oplossing

Het kabinet acht deze gevolgen zeer ongewenst. Op mijn verzoek heeft de Belastingdienst daarom nogmaals onderzocht of met andere, aanvullende en tijdelijke maatregelen een versnelling in de implementatie kan plaatsvinden.

Dit nadere onderzoek is recentelijk afgerond en daaruit is naar voren gekomen dat de Belastingdienst via een zogenoemd noodspoor het wetsvoorstel kan uitvoeren. Binnen dit noodspoor is er een minder beheerste procesuitvoering met meer foutkans en langere doorlooptijden. Het noodspoor is een handmatig proces met beperkte IV-ondersteuning. Aanmeldingen en meldingen van Nederlandse ondernemers en buitenlandse ondernemers worden geautomatiseerd ontvangen. De afhandeling van de (aan)meldingen wordt in belangrijke mate handmatig uitgevoerd. Hierdoor zal er vaker interactie met de ondernemer nodig zijn.

De tijdige implementatie aan de zijde van de Douane wordt overigens niet beïnvloed.

2.2 Risico’s/onzekerheden en mitigerende maatregelen

Aan de implementatie per 1 juli 2021 zijn zoals hiervoor aangegeven risico’s en onzekerheden verbonden. Voor de goede orde ga ik hierna kort in op een aantal van deze risico’s plus de maatregelen die we nemen om deze te verzachten.

De ADR heeft de Belastingdienst al op de risico’s gewezen van de noodmaatregelen. Alle bevindingen van de ADR worden overgenomen, waarbij ik opmerk dat twee aanbevelingen niet specifiek op het noodspoor betrekking hebben. De CIO Belastingdienst heeft in het CIO-oordeel ook gewezen op een aantal belangrijke risico’s waarvoor aanbevelingen zijn gedaan. Het CIO-oordeel wordt ook herkend. Ook deze aanbevelingen worden overgenomen.

Zo is er onzekerheid over de aantallen registraties en meldingen. Bij grote aantallen (meer dan 30.000 aanmeldingen voor het éénloketsysteem in Nederland) is het in elk geval niet mogelijk alle meldingen via de noodvoorzieningen goed en tijdig af te handelen. Er zijn serieuze onzekerheden en risico’s die vooral met het nog grotendeels onbekende volume van werkstromen te maken hebben. Dit zal dan ook leiden tot een lagere dienstverlening aan bedrijven dan gebruikelijk en meer werk aan hun kant omdat het verwerkingsproces bij de Belastingdienst wordt vertraagd en fouten gaat genereren. In overleg met het bedrijfsleven wordt nagegaan hoe de risico’s zo goed mogelijk kunnen worden gemitigeerd bij stijgende volumes van e-commerce.

Ook is er een risico dat de uitwisseling van gegevens met de lidstaten niet tijdig goed functioneert. Gegevens en betalingen die Nederland ontvangt voor andere lidstaten kunnen dan niet goed worden doorgezet naar die lidstaten. Andersom is het mogelijk dat van andere lidstaten ontvangen meldingen en ontvangsten niet goed kunnen worden verwerkt. Het risico van niet goed functionerende gegevensuitwisseling wordt zo goed mogelijk ondervangen door voorafgaande tests, en waar nodig worden voorzieningen gebruikt om gegevens tijdelijk te parkeren in afwachting van al dan niet handmatig ondersteunde verwerking. De risico mitigerende acties worden gedetailleerd uitgewerkt, en de softwarekwaliteit en de online beschikbaarheid van portaal en website voor de deelnemende bedrijven worden zoveel mogelijk geborgd. Het noodspoor brengt met zich mee dat de belastingdienst een beroep zal moeten doen op nieuwe mensen die snel opgeleid moeten worden.

Gelet op het belang van een goed proces bij het noodspoor zijn de volgende aanvullende maatregelen getroffen:

  • 1. Er wordt een tijdelijke organisatie (een operations center) ingericht om de noodspoorwerkzaamheden uit te voeren waarbij de betrokken directies bij elkaar zijn gebracht om effectiviteit, efficiëntie en kwaliteit van het werk te bevorderen.

  • 2. Naast de programmatische aanpak van de implementatie van de nieuwe btw-regels voor EU btw e-commerce, is de governance verstevigd. De monitoring en belangrijke besluiten over de uitvoering van het noodspoor worden verricht door de zogenaamde «Driehoek» van de Secretaris-Generaal, de Directeur-Generaal Belastingdienst en de Directeur-Generaal Fiscale Zaken. Hierdoor kan indien nodig sneller worden besloten en bijgestuurd.

  • 3. Operationele risico’s worden gedetailleerd, strak en volledig gemanaged via risicomanagement waarbij per risico mitigerende maatregelen worden getroffen, die actief worden gemonitord op hun impact.

3. Kosten noodspoor

De Belastingdienst maakt nog een formele uitvoeringstoets voor deze aanpak. Onderdeel daarvan is een uitwerking van de verwachte kosten.

Parallel aan het noodspoor wordt reeds gewerkt aan de structurele oplossing voor de uitvoering.

De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief

Naar boven