35 526 Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

25 295 Infectieziektenbestrijding

EI1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2022

De leden van de vaste commissies J&V2, VWS3, en BiZa/AZ4 hebben kennisgenomen van de brief van 8 april 20225 waarbij de Kamer geïnformeerd wordt over de voorbereiding van het koninklijk besluit (hierna: verlengingsbesluit) houdende de zesde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (hierna: Twm covid-19). Aan het slot van de brief heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangegeven graag een standpunt te vernemen ten aanzien van de voorbereiding van dit besluit.

Naar aanleiding hiervan is op 26 april 2022 een brief gestuurd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De Minister heeft op 10 mei 2022 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR JUSTITIE EN VEILIGHEID, VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING

Aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Den Haag, 26 april 2022

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning hebben kennisgenomen van uw brief van 8 april 20226 waarbij u de Kamer informeert over de voorbereiding van het koninklijk besluit (hierna: verlengingsbesluit) houdende de zesde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (hierna: Twm covid-19). Aan het slot van uw brief geeft u aan graag een standpunt te vernemen ten aanzien van de voorbereiding van dit besluit, waarbij u aangeeft dat dit bijvoorbeeld kan bij gelegenheid van enig aanstaand covid-19-debat. Nu de Kamer geen dergelijk debat op de agenda heeft staan vóór de te verwachten voorhangdatum, geven de leden van een aantal fracties hieronder een reactie.

Reactie van de fractieleden van GroenLinks, VVD, CDA, D66, PvdA, ChristenUnie en 50PLUS gezamenlijk

De leden van de fracties van GroenLinks, VVD, CDA, D66, PvdA, ChristenUnie en 50PLUS hebben kennisgenomen van uw brief waarin u vraagt om inbreng van de Kamer vooruitlopend op het verlengingsbesluit, dat binnenkort zal worden voorgehangen. Deze leden merken op dat de Eerste Kamer met het aannemen van de motie-De Boer (GroenLinks) c.s.7 een duidelijke richting heeft meegegeven aan de regering over voorwaarden waaraan voldaan zou moeten worden voordat de Eerste Kamer met een eventuele verdere verlenging van de Twm covid-19 zou kunnen instemmen. Naar het voorlopig oordeel van de aan het woord zijnde leden voldoet de keuze van de regering voor de ook na de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 te handhaven maatregelen niet aan de beperkte reikwijdte zoals verwoord in voornoemde motie. Zo gaan handhaving van het coronatoegangsbewijs (hierna: CTB) en de mogelijkheid plaatsen geheel of gedeeltelijk te sluiten verder dan de in de motie genoemde basismaatregelen. De voornoemde fractieleden merken voorts op dat zij ook nog onvoldoende zicht hebben op de hoofdlijnen van definitieve wetgeving.

De leden van de fracties van GroenLinks, VVD, CDA, D66, PvdA, ChristenUnie en 50PLUS roepen de regering op het verlengingsbesluit zodanig aan te passen dat het voldoet aan de in de motie-De Boer c.s. genoemde criteria en duidelijkheid te verschaffen over de hoofdlijnen van definitieve wetgeving. Zij zullen vervolgens tijdens de voorhangprocedure van het verlengingsbesluit beoordelen of dat in voldoende mate is gebeurd.

Reactie van de fractieleden van de VVD

Allereerst wensen de VVD-fractieleden met betrekking tot de vijfde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 nog op te merken dat wederom pas aan het eind van de looptijd van de verlenging over het wetsvoorstel kan worden gestemd in de Eerste Kamer. Dit vraagt van hen om in de achteruitkijkspiegel te kijken om goedkeuring te geven aan een besluit dat 22 februari 2022 reeds is gepubliceerd. Voornoemde leden kijken liever vooruit en richten zich daarom mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State op het moment waarop de Twm covid-19 redelijkerwijs niet meer verlengd kan worden en de wettelijke kaders die daarvoor in de plaats moeten komen.

Ter voorbereiding van de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 stelt u voor om (wederom) een aantal bepalingen te schrappen. Ook worden enkele in voorbereiding zijnde wetsvoorstellen ingetrokken, waaronder het wetsvoorstel over 2G. Vooralsnog wordt de mogelijkheid gehandhaafd om het 3G- en 1G-CTB in te kunnen zetten in de horeca en bij evenementen. Het argument hiervoor is dat inzet van het CTB bijdraagt aan het langer openhouden van voorzieningen. Hoe gaat u de effectiviteit van het CTB monitoren in relatie tot de op het moment van toepassing van het CTB dominante virusvariant? Het onderzoek van de TU Delft heeft geleerd dat de effectiviteit van het CTB onder andere afhangt van de mate van besmettelijkheid en ziekmakendheid van het virus, alsmede de mate waarin het vaccin bescherming biedt en de hoogte van de vaccinatiegraad. Hoe weegt u de proportionaliteit van de inzet van het CTB ten opzichte van een partiële of volledige sluiting van voorzieningen? Bent u van oordeel dat het CTB, mits effectief, een minder zware beperkende maatregel is dan het sluiten van een voorziening? Hoe weegt u dit?

In meerdere Europese landen wordt het CTB momenteel nog toegepast. Mocht in Nederland besloten worden om de grondslag voor het CTB uit de Twm covid-19 te halen, wat betekent dit dan voor Nederlanders (op vakantie) in het buitenland? Moet er alsnog een grondslag komen voor een in het buitenland noodzakelijke CTB?

De effectiviteit van de maatregelen wordt mede bepaald door de mate van naleving en het draagvlak. De bereidheid onder de bevolking om de maatregelen op te volgen, is naarmate de crisis langer duurde steeds verder afgenomen. In hoeverre is de bevolking na twee jaar corona en de huidige versoepelingen nog bereid om (preventieve) adviezen en eventueel opnieuw verplichte maatregelen ter bestrijding van de pandemie op te volgen? Wat doet u om de bewustwording onder de bevolking, ten aanzien van dat corona niet voorbij is en hoe zich voor te bereiden op een mogelijke opleving later dit jaar, te bevorderen? Wordt de bevolking met de communicatie-uitingen van de overheid, zoals «jij bent zelf het beste in staat om jezelf en anderen te beschermen»8, niet op het verkeerde been gezet? In hoeverre valt dit te rijmen met de gelijktijdig door u geuite wens om een instrumentarium van juridisch afdwingbare maatregelen die de grondrechten van burgers beperken, achter de hand te houden?

Reactie van de fractieleden van de PVV

In de bijlage bij uw brief geeft u aan dat de CTB (artikel 58ra van de Wet publieke gezondheid) onder de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 behouden blijven.9 Kunt u de effectiviteit en de proportionaliteit van het behoud van het CTB als instrument nader onderbouwen, zo vragen de PVV-fractieleden. Kunt u tevens duiden in hoeverre er überhaupt nog sprake kan zijn van 1G of 3G nu de testfaciliteiten zijn afgebouwd?

Daarnaast noemt voornoemde bijlage in te trekken en te behouden/heroverwegen wetsvoorstellen.10 Kunt u aangeven waarom, gelet op de huidige situatie en het karakter van de omikronvariant, de wettelijke bepalingen omtrent de infectieziekte A-status niet worden ingetrokken en waarom behoud van de bijbehorende wet nog proportioneel is? Kunt u tevens aangeven waarom de Twm covid-19 niet wordt ingetrokken en waarom behoud van deze wet nog proportioneel is? Bent u derhalve bereid om van de zesde verlenging van de geldingsduur van deze wet af te zien?

Kunt u daarnaast aangeven waarom het wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen11 niet wordt ingetrokken, maar slechts «in reikwijdte wordt beperkt»? Waartoe strekt deze reikwijdte en op welke basis, en wat maakt behoud van dit wetsvoorstel nog proportioneel?

Op pagina 2 van uw brief stelt u dat de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 mede is gebaseerd op de kaders van de motie-De Boer c.s.12. In deze motie én in het daarover gevoerde debat is door de indiener nadrukkelijk gesteld dat de verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 zich moet beperken tot niet-dwingende maatregelen: «de verlenging zich beperkt tot basismaatregelen zoals afstand, mondkapjes en hygiëne». Kunt u aangeven hoe het behoud van het CTB en andere dwingende instrumenten zich verhoudt tot deze aangenomen motie?

Voorts stelt u op pagina 2 van uw brief:

«Het Outbreak Management Team (OMT) geeft inzicht in de fase waarin we ons bevinden. Het OMT beschrijft in het tweede deel van het advies naar aanleiding van het 144e OMT onder meer dat we ons nu bevinden in een transitiefase. Dit is een fase waarin nog veel onzekerheden zijn over het verloop van de epidemie. Gelet op deze onzekerheden kunnen maatregelen noodzakelijk zijn ter bestrijding van de epidemie van covid-19 of een directe dreiging daarvan.»

Kunt u aangeven wat de nadere criteria zijn om deze «transitiefase» aan te duiden en op basis van welke criteria kan worden gesproken over een endemische fase? Kunt u tevens aangeven op welke criteria en binnen welke kaders het begrip «directe dreiging» concreet wordt getoetst?

Verder geeft u aan op pagina 2 van de brief:

«Of en welke maatregelen nodig zijn (bij een opleving) zal door het kabinet telkens worden beoordeeld aan de hand van de actuele epidemiologische situatie en de maatschappelijke impact van de maatregelen. De juridisch verplichtende maatregelen zullen slechts worden ingezet voor zover dit gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is, dit in overeenstemming is met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat, en dit de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk beperkt en het evenredig is aan het doel om de epidemie van covid-19, of een directe dreiging daarvan, te bestrijden.»

Kunt u voor de genoemde omstandigheden indicatoren noemen die bepalend zijn voor het eventueel inzetten van desbetreffende maatregelen, dit conform de aangenomen motie-Van Hattem (PVV) c.s.13?

De leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid, voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning spreken hun verwachting uit dat u bij de verdere voorbereiding van het verlengingsbesluit rekening houdt met het vorenstaande en zien voorts uw reactie op de vragen met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag zo spoedig mogelijk zodat deze betrokken kan worden bij de behandeling van het verlengingsbesluit wanneer dat wordt voorgehangen bij de Kamer.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, M.M. de Boer

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, T. Klip-Martin

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, B.O. Dittrich

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 mei 2022

Op 26 april jl. hebben de leden van de vaste commissies voor Justitie en Veiligheid (J&V), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van de Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ) een brief gestuurd, waarin zij een reactie geven op de door mij gezonden brief van 8 april jl. over de voorbereiding van het koninklijk besluit houdende de zesde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19.14 Met deze brief stuur ik uw Kamer mijn antwoorden op de gestelde vragen en opmerkingen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers

Antwoord op de reactie van de fractieleden van GroenLinks, VVD, CDA, D66, PvdA, ChristenUnie en 50PLUS gezamenlijk

De leden van de fracties van GroenLinks, VVD, CDA, D66, PvdA, ChristenUnie en 50PLUS hebben kennisgenomen van uw brief waarin u vraagt om inbreng van de Kamer vooruitlopend op het verlengingsbesluit, dat binnenkort zal worden voorgehangen. Deze leden merken op dat de Eerste Kamer met het aannemen van de motie-De Boer (GroenLinks) c.s.15 een duidelijke richting heeft meegegeven aan de regering over voorwaarden waaraan voldaan zou moeten worden voordat de Eerste Kamer met een eventuele verdere verlenging van de Twm covid-19 zou kunnen instemmen. Naar het voorlopig oordeel van de aan het woord zijnde leden voldoet de keuze van de regering voor de ook na de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 te handhaven maatregelen niet aan de beperkte reikwijdte zoals verwoord in voornoemde motie. Zo gaan handhaving van het coronatoegangsbewijs (hierna: CTB) en de mogelijkheid plaatsen geheel of gedeeltelijk te sluiten verder dan de in de motie genoemde basismaatregelen. De voornoemde fractieleden merken voorts op dat zij ook nog onvoldoende zicht hebben op de hoofdlijnen van definitieve wetgeving.

De leden van de fracties van GroenLinks, VVD, CDA, D66, PvdA, ChristenUnie en 50PLUS roepen de regering op het verlengingsbesluit zodanig aan te passen dat het voldoet aan de in de motie-De Boer c.s. genoemde criteria en duidelijkheid te verschaffen over de hoofdlijnen van definitieve wetgeving. Zij zullen vervolgens tijdens de voorhangprocedure van het verlengingsbesluit beoordelen of dat in voldoende mate is gebeurd.

Antwoord

Op 4 mei 2022 heb ik u het ontwerpbesluit houdende zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 toegezonden.16 Mede gelet op de door uw Kamer aangenomen motie van het lid De Boer17 en het debat van 11 april 2022 met de Tweede Kamer over de Goedkeuringswet vijfde verlenging geldingsduur Twm (36 042), is het ontwerpbesluit gewijzigd ten opzichte van het eerder met u gedeelde voornemen: de geldingsduur van de bepalingen die voorzien in een grondslag voor het coronatoegangsbewijs (CTB) wordt niet verlengd. Verderop in deze brief (zie het antwoord op vraag 7) licht ik toe hoe de voorgenomen resterende maatregelen in de zesde verlenging zich verhouden tot de motie De Boer.

Op 4 mei 2022 heb ik u tevens een brief gestuurd met de hoofdlijnen voor een eerste tranche herziening Wet publieke gezondheid (Wpg) als vervolg op de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Hiermee kom ik tegemoet aan de oproep in de motie De Boer om duidelijkheid te verschaffen over de hoofdlijnen van definitieve wetgeving. Kortheidshalve verwijs ik hiervoor naar de inhoud van deze brief.18

Antwoorden op de reactie van de fractieleden van de VVD

Allereerst wensen de VVD-fractieleden met betrekking tot de vijfde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 nog op te merken dat wederom pas aan het eind van de looptijd van de verlenging over het wetsvoorstel kan worden gestemd in de Eerste Kamer. Dit vraagt van hen om in de achteruitkijkspiegel te kijken om goedkeuring te geven aan een besluit dat 22 februari 2022 reeds is gepubliceerd. Voornoemde leden kijken liever vooruit en richten zich daarom mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State op het moment waarop de Twm covid-19 redelijkerwijs niet meer verlengd kan worden en de wettelijke kaders die daarvoor in de plaats moeten komen.

Vraag 1

Ter voorbereiding van de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 stelt u voor om (wederom) een aantal bepalingen te schrappen. Ook worden enkele in voorbereiding zijnde wetsvoorstellen ingetrokken, waaronder het wetsvoorstel over 2G. Vooralsnog wordt de mogelijkheid gehandhaafd om het 3G- en 1G-CTB in te kunnen zetten in de horeca en bij evenementen. Het argument hiervoor is dat inzet van het CTB bijdraagt aan het langer openhouden van voorzieningen. Hoe gaat u de effectiviteit van het CTB monitoren in relatie tot de op het moment van toepassing van het CTB dominante virusvariant? Het onderzoek van de TU Delft heeft geleerd dat de effectiviteit van het CTB onder andere afhangt van de mate van besmettelijkheid en ziekmakendheid van het virus, alsmede de mate waarin het vaccin bescherming biedt en de hoogte van de vaccinatiegraad. Hoe weegt u de proportionaliteit van de inzet van het CTB ten opzichte van een partiële of volledige sluiting van voorzieningen? Bent u van oordeel dat het CTB, mits effectief, een minder zware beperkende maatregel is dan het sluiten van een voorziening? Hoe weegt u dit?

Antwoord

Zoals in het Nader Rapport19 aangegeven, maakt het onzekere verloop van de epidemie en de mogelijkheid van een nieuwe variant dat een gericht wettelijk instrument voor de inzet van een CTB noodzakelijk en proportioneel kan zijn om paraat te hebben op het moment dat de epidemiologische situatie daarom vraagt. Toch kiest het kabinet er, mede gelet op het gevoelen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het debat van 11 april 2022 en de door de Eerste Kamer aangenomen motie De Boer, voor om de wettelijke grondslag voor het CTB te laten vervallen. Op 29 april jl. is zowel het advies van de Raad van State als het Nader Rapport20 aan uw Kamer aangeboden, waarin deze aanpassing van de zesde verlenging kenbaar is gemaakt.

Ten overvloede merk ik op dat het wetsvoorstel 2G, zoals genoemd in uw vraag, reeds op 7 maart jl. is ingetrokken.21

Vraag 2

In meerdere Europese landen wordt het CTB momenteel nog toegepast. Mocht in Nederland besloten worden om de grondslag voor het CTB uit de Twm covid-19 te halen, wat betekent dit dan voor Nederlanders (op vakantie) in het buitenland? Moet er alsnog een grondslag komen voor een in het buitenland noodzakelijke CTB?

Antwoord

In het buitenland geldt het EU Digitaal Corona Certificaat (DCC), dat is gebaseerd op een andere grondslag dan het CTB. Ieder Europees land kan zelf bepalen welke voorwaarden het stelt voor deelname aan activiteiten of toegang tot voorzieningen. Indien een Europees land voor deelname aan activiteiten of toegang tot voorzieningen om een vaccinatie-, test-, of herstelbewijs verzoekt, kunnen reizigers hiervoor hun DCC via de Coronacheck App of hun papieren DCC gebruiken. Deze mogelijkheid bestond al. Indien een akkoord wordt bereikt over de verlenging van de DCC-Verordening (2021/953), is het noodzakelijk dat het Tijdelijk besluit DCC van kracht blijft. Dit besluit bevat regels ter uitvoering van de Verordening. De grondslag voor dit besluit vervalt per 1 juli 2022. Deze grondslag zal, indien de verordening wordt verlengd, ook verlengd moeten worden. Dit geschiedt bij koninklijk besluit. Het ontwerp van dit besluit wordt, conform artikel 6ba, zesde lid, Wpg, aan beide Kamers der Staten-Generaal voorgelegd.

Vraag 3

De effectiviteit van de maatregelen wordt mede bepaald door de mate van naleving en het draagvlak. De bereidheid onder de bevolking om de maatregelen op te volgen, is naarmate de crisis langer duurde steeds verder afgenomen. In hoeverre is de bevolking na twee jaar corona en de huidige versoepelingen nog bereid om (preventieve) adviezen en eventueel opnieuw verplichte maatregelen ter bestrijding van de pandemie op te volgen? Wat doet u om de bewustwording onder de bevolking, ten aanzien van dat corona niet voorbij is en hoe zich voor te bereiden op een mogelijke opleving later dit jaar, te bevorderen? Wordt de bevolking met de communicatie-uitingen van de overheid, zoals «jij bent zelf het beste in staat om jezelf en anderen te beschermen»22, niet op het verkeerde been gezet? In hoeverre valt dit te rijmen met de gelijktijdig door u geuite wens om een instrumentarium van juridisch afdwingbare maatregelen die de grondrechten van burgers beperken, achter de hand te houden?

Antwoord

De Corona Gedragsunit van het RIVM onderzoekt periodiek de mate waarin mensen de coronaregels en -adviezen steunen en volgen. Uit de meest recente cijfers – die gepubliceerd worden op het Coronadashboard23 – blijkt dat de bereidheid om maatregelen en adviezen op te volgen inderdaad gedaald is maar nog altijd op een hoog niveau ligt.

Ondanks het feit dat de meeste maatregelen zijn afgeschaald, is het coronavirus niet weg. Het blijft daarom goed om het belang van de basisadviezen onder de aandacht te brengen. Daarnaast bereiden we ons voor op een mogelijke opleving later dit jaar. Die acties worden momenteel uitgewerkt en worden gedeeld in een brief aan de Tweede Kamer over het lange termijn beleid. Deze brief wordt in juni verwacht.

De rijksoverheid heeft geen gebruik gemaakt van de in de vraag genoemde boodschap. Wel worden mensen in de communicatie van de rijksoverheid opgeroepen elkaar te respecteren in de keuze om adviezen wel of niet op te volgen. Eerder riepen we op om «jezelf en anderen te beschermen», en «alleen samen krijgen we corona onder controle». In voorbereiding op een mogelijke opleving kijken we opnieuw naar de meest effectieve en passende manier om mensen te motiveren adviezen en maatregelen in acht te nemen.

Antwoorden op de reactie van de fractieleden van de PVV

Vraag 4

In de bijlage bij uw brief geeft u aan dat de CTB (artikel 58ra van de Wet publieke gezondheid) onder de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 behouden blijven.24 Kunt u de effectiviteit en de proportionaliteit van het behoud van het CTB als instrument nader onderbouwen, zo vragen de PVV-fractieleden. Kunt u tevens duiden in hoeverre er überhaupt nog sprake kan zijn van 1G of 3G nu de testfaciliteiten zijn afgebouwd?

Antwoord

Zoals in het Nader Rapport25 is aangegeven, maakt het onzekere verloop van de epidemie en de mogelijkheid van een nieuwe variant dat een gericht wettelijk instrument voor de inzet van een CTB noodzakelijk en proportioneel kan zijn om paraat te hebben op het moment dat de epidemiologische situatie daarom vraagt. Toch kiest het kabinet er, mede gelet op het gevoelen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het debat van 11 april 2022 en de door uw Kamer aangenomen motie De Boer, voor om de wettelijke grondslag voor het CTB te laten vervallen. Op 29 april jl. is zowel het advies van de Raad van State als het Nader Rapport aan uw Kamer aangeboden, waarin deze aanpassing van de zesde verlenging kenbaar is gemaakt.26

Vraag 5a

Daarnaast noemt voornoemde bijlage in te trekken en te behouden/heroverwegen wetsvoorstellen.27 Kunt u aangeven waarom, gelet op de huidige situatie en het karakter van de omikronvariant, de wettelijke bepalingen omtrent de infectieziekte A-status niet worden ingetrokken en waarom behoud van de bijbehorende wet nog proportioneel is?

Antwoord

Uw Kamer heeft op 22 februari jl. ingestemd met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet publieke gezondheid tot incorporatie van de Regeling 2019-nCoV. Op 28 februari jl. is de wet gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2022, 92) en daarmee in werking getreden per 1 maart 2022. Dat betekent dat COVID-19 per 1 maart 2022 is opgenomen in de Wet publieke gezondheid (Wpg). Het is dus niet meer mogelijk om dat wetsvoorstel in te trekken. Via een nieuwe wetswijziging kan de status van COVID-19 worden aangepast of komen te vervallen uit de Wpg. Dat is echter op dit moment niet aan de orde. We bevinden ons op dit moment in de transitiefase, een fase met grote onzekerheden over de ontwikkeling van het virus. Het virus is niet weg, en de wereldwijde verspreiding, met grootschalige besmettingen, betekent dat we rekening moeten houden met het opduiken van varianten die besmettelijker of ziekmakender zijn.

Vraag 5b

Kunt u tevens aangeven waarom de Twm covid-19 niet wordt ingetrokken en waarom behoud van deze wet nog proportioneel is? Bent u derhalve bereid om van de zesde verlenging van de geldingsduur van deze wet af te zien?

Antwoord

De Twm bevat momenteel het wettelijk kader voor verplichtende maatregelen. Met de zesde verlenging wordt de werkingsduur van een deel van de bepalingen van de Twm vanaf 1 juni 2022 verlengd tot 1 september 2022. Zoals ook aangegeven in mijn brieven van 31 maart 202228 en 4 mei 202229, vindt het kabinet het van belang dat er een wettelijke grondslag voorhanden is om snel noodzakelijke en verplichtende maatregelen te kunnen nemen bij een opleving van het virus SARS-CoV-2. Het niet voorhanden hebben van de noodzakelijke wetgeving heeft als groot risico dat, indien zich een scenario voltrekt waarbij de volksgezondheid ernstig wordt bedreigd, er gedurende weken of zelfs maanden geen wettelijke grondslag voorhanden kan zijn om acuut juridisch bindende maatregelen te nemen ter bestrijding van het virus. Ook de Afdeling advisering van de Raad van State wijst er in haar advies van 20 april 202230 op dat het niet beschikken over wetgeving voor verplichtende maatregelen op aanzienlijke bezwaren stuit. De Afdeling acht de mogelijke gevolgen van een situatie, waarin zich een ongunstig scenario voltrekt, verstrekkend. De kans dat de wetgever dan vanwege het ontbreken van die wettelijke grondslag te laat ingrijpt, is, zo geeft de Afdeling aan, aanzienlijk. De Afdeling acht dat risico, gelet op de potentieel ernstige gevolgen ervan, onverantwoord. Mede gelet daarop is het van belang om de Twm te behouden zolang nog niet is voorzien in een permanent wettelijk kader. Naar het oordeel van het kabinet is de Twm, mede op grond van de inhoud van het genoemde ontwerpbesluit, ook proportioneel. In het genoemde advies gaf de Afdeling voorts aan begrip te hebben voor deze zesde verlenging, mits concreet zicht wordt geboden op een permanente wettelijke voorziening op de korte termijn inclusief een planning daarvoor. Dit wettelijk kader moet, zo adviseert de Afdeling, een structurele grondslag bieden voor beperkende maatregelen die nodig kunnen zijn voor de bestrijding van een pandemie. Hier is gehoor aan gegeven met de brief van 4 mei 2022.

Vraag 6

Kunt u daarnaast aangeven waarom het wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen31 niet wordt ingetrokken, maar slechts «in reikwijdte wordt beperkt»? Waartoe strekt deze reikwijdte en op welke basis, en wat maakt behoud van dit wetsvoorstel nog proportioneel?

Antwoord

Op 29 april jl. is zowel het advies van de Raad van State als het Nader Rapport aan uw Kamer aangeboden, waarin is aangegeven dat het kabinet voornemens is om de grondslag voor het coronatoegangsbewijs te laten vervallen.32 Op 4 mei 2022 heb ik u het ontwerpbesluit houdende zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 toegezonden waarin de geldingsduur van de bepalingen die voorzien in een grondslag voor het coronatoegangsbewijs niet wordt verlengd. Dit betekent ook dat ik zal bevorderen dat het wetsvoorstel Tijdelijke wet verbreding inzet coronatoegangsbewijzen33 wordt ingetrokken.

Vraag 7

Op pagina 2 van uw brief stelt u dat de zesde verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 mede is gebaseerd op de kaders van de motie-De Boer c.s.34. In deze motie én in het daarover gevoerde debat is door de indiener nadrukkelijk gesteld dat de verlenging van de geldingsduur van de Twm covid-19 zich moet beperken tot niet-dwingende maatregelen: «de verlenging zich beperkt tot basismaatregelen zoals afstand, mondkapjes en hygiëne». Kunt u aangeven hoe het behoud van het CTB en andere dwingende instrumenten zich verhoudt tot deze aangenomen motie?

Antwoord

Zoals in het Nader Rapport35 is aangegeven, maakt het onzekere verloop van de epidemie en de mogelijkheid van een nieuwe variant dat een gericht wettelijk instrument voor de inzet van een CTB noodzakelijk en proportioneel kan zijn om paraat te hebben op het moment dat de epidemiologische situatie daarom vraagt. Toch kiest het kabinet er, mede gelet op het gevoelen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het debat van 11 april 2022 en de door uw Kamer aangenomen motie De Boer, voor om de wettelijke grondslag voor het CTB te laten vervallen. Tijdens het debat van 21 februari 2022 heb ik een eerste reactie gegeven op motie De Boer en aangegeven dat als de Twm alleen nog maar algemene maatregelen als afstand houden en mondkapjes bevat, niet met zekerheid kan worden gezegd dat dit voldoende is voor de bestrijding van het virus.36 Om die reden is, indachtig motie De Boer en de ervaringen van de afgelopen twee jaar, voorgesteld om een beperkt samenstel aan basismaatregelen, mitigerende maatregelen en contactbeperkende maatregelen te behouden. Gebleken is dat dit een effectieve samenstelling van maatregelen zijn op het moment dat de toegankelijkheid van de gehele zorgketen voor iedereen of de continuïteit van de samenleving in het gedrang blijkt te komen.

Vraag 8

Voorts stelt u op pagina 2 van uw brief:

«Het Outbreak Management Team (OMT) geeft inzicht in de fase waarin we ons bevinden. Het OMT beschrijft in het tweede deel van het advies naar aanleiding van het 144e OMT onder meer dat we ons nu bevinden in een transitiefase. Dit is een fase waarin nog veel onzekerheden zijn over het verloop van de epidemie. Gelet op deze onzekerheden kunnen maatregelen noodzakelijk zijn ter bestrijding van de epidemie van covid-19 of een directe dreiging daarvan.»

Kunt u aangeven wat de nadere criteria zijn om deze «transitiefase» aan te duiden en op basis van welke criteria kan worden gesproken over een endemische fase? Kunt u tevens aangeven op welke criteria en binnen welke kaders het begrip «directe dreiging» concreet wordt getoetst?

Antwoord

De transitiefase wordt gekenmerkt door grote onzekerheden. Er zijn geen specifieke criteria om deze fase aan te duiden. Er zijn nu nog grote onzekerheden over de ontwikkeling van het virus. Het virus is niet weg, en de wereldwijde verspreiding, met grootschalige besmettingen, betekent dat we rekening moeten houden met het opduiken van varianten die besmettelijker of ziekmakender zijn. Daar heeft het begrip «directe dreiging» ook betrekking op.

De endemische fase gaat in als de situatie redelijk voorspelbaar is, bijvoorbeeld met seizoensgerelateerde oplevingen.

Vraag 9

Verder geeft u aan op pagina 2 van de brief:

«Of en welke maatregelen nodig zijn (bij een opleving) zal door het kabinet telkens worden beoordeeld aan de hand van de actuele epidemiologische situatie en de maatschappelijke impact van de maatregelen. De juridisch verplichtende maatregelen zullen slechts worden ingezet voor zover dit gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk is, dit in overeenstemming is met de uitgangspunten van de democratische rechtsstaat, en dit de uitoefening van grondrechten zo min mogelijk beperkt en het evenredig is aan het doel om de epidemie van covid-19, of een directe dreiging daarvan, te bestrijden.»

Kunt u voor de genoemde omstandigheden indicatoren noemen die bepalend zijn voor het eventueel inzetten van desbetreffende maatregelen, dit conform de aangenomen motie-Van Hattem (PVV) c.s.37?

Antwoord

In de huidige situatie worden monitoringsinstrumenten, zoals rioolwatersurveillance voor regionale monitoring van oplevingen en nieuwe virusvarianten, kiemsurveillance, monitoring in de zorg door het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS), Nivel Peilstations en infectieradar ingezet om zicht te houden op het coronavirus. Indien uit deze monitoringsinstrumenten blijkt dat het aantal infecties of ziekenhuisopnames toeneemt, of dat er sprake is van een nieuwe variant, wordt verdiepend onderzoek uitgevoerd en wordt het besluitvormingsproces in gang gezet. De eerste stap daarin is het vragen van adviezen over de epidemiologische situatie en prognose en over de maatschappelijke effecten van mogelijke maatregelen.

Bij het nemen van maatregelen wordt het epidemiologische beeld afgewogen tegen de sociaal-maatschappelijke situatie. Voor het maken van een goede afweging tussen de epidemiologische en maatschappelijke impact van maatregelen, wordt ook gebruik gemaakt van sociale, maatschappelijke en economische indicatoren.

Dit is conform de aangenomen motie Van Hattem.38 De motie wordt uitgevoerd door alle keren dat er tot besluitvorming wordt overgegaan, dit te doen op basis van de feiten aangaande het epidemiologisch beeld, maar ook de sociaal-maatschappelijke en economische weging van de situatie. De weging van de hele epidemiologische en sociaal- maatschappelijke situatie is de aanleiding om te komen tot de maatregelen die we hebben genomen, of juist de maatregelen die we hebben versoepeld.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.J. Kuipers


X Noot
1

De letters EI hebben alleen betrekking op 35 526.

X Noot
2

Samenstelling:

Backer (D66), De Boer (GL) (voorzitter), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Rombouts (CDA), Baay-Timmerman (50PLUS), Van den Berg (VVD), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), De Blécourt-Wouterse (VVD), Dittrich (D66), Doornhof (CDA), Janssen (SP), Karimi (GL), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD), Otten (Fractie-Otten) (ondervoorzitter), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Veldhoen (GL), Van Wely (Fractie-Nanninga), Nanninga (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA), Talsma (CU) en Hiddema (Fractie-Frentrop).

X Noot
3

Samenstelling:

Ganzevoort (GL), Gerkens (SP), Van Dijk (SGP), Van Hattem (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Rombouts (CDA), Bredenoord (D66), Koole (PvdA), De Bruijn-Wezeman (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Klip-Martin (VVD) (voorzitter), Vos (VVD), Dessing (FVD), Van Gurp (GL), Prast (PvdD), Van Pareren (Fractie-Nanninga) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van der Voort (D66), Keunen (VVD), Hermans (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Karakus (PvdA).

X Noot
4

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Talsma (CU) en Dessing (FVD).

X Noot
5

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EC.

X Noot
6

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EC.

X Noot
7

Kamerstukken I 2021/22, 35 979, G.

X Noot
8

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EA, p. 35.

X Noot
9

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EC, bijlage Overzicht vervallen bepalingen Twm bij eerdere verlengingen en voorgenomen inhoud 6e verlenging Twm, p. 2.

X Noot
10

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EC, bijlage Overzicht vervallen bepalingen Twm bij eerdere verlengingen en voorgenomen inhoud 6e verlenging Twm, p. 2–3.

X Noot
11

Kamerstukken 35 971.

X Noot
12

Kamerstukken I 2021/22, 35 979, G.

X Noot
13

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, I.

X Noot
14

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EC.

X Noot
15

Kamerstukken I 2021/22, 35 979, G.

X Noot
17

Kamerstukken I, 2021/22, 35 979, G.

X Noot
19

Nader rapport en advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm), zie: https://www.eerstekamer.nl/overig/20220428/nader_rapport_en_advies_van_de/meta.

X Noot
20

Brief van 28 april 2022 waarmee het Nader rapport en advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) is aangeboden aan de Kamers, zie: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20220428/brief_regering_nader_rapport_en/info.

X Noot
21

Kamerstukken II 2021/22, 25 973, 9.

X Noot
22

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EA, p. 35.

X Noot
24

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EC, bijlage Overzicht vervallen bepalingen Twm bij eerdere verlengingen en voorgenomen inhoud 6e verlenging Twm, p. 2.

X Noot
25

Nader rapport en advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm), zie: https://www.eerstekamer.nl/overig/20220428/nader_rapport_en_advies_van_de/meta.

X Noot
26

Brief van 28 april 2022 waarmee het Nader rapport en advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) is aangeboden aan de Kamers, zie: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20220428/brief_regering_nader_rapport_en/info.

X Noot
27

Kamerstukken I 2021/22, 35 526/25 295, EC, bijlage Overzicht vervallen bepalingen Twm bij eerdere verlengingen en voorgenomen inhoud 6e verlenging Twm, pp. 2–3.

X Noot
28

Kamerstukken I, 2021/22 35 526/25 295, DZ.

X Noot
30

Kamerstukken II, 2021/22, 35 526/25 295, EG.

X Noot
31

Kamerstukken 35 971.

X Noot
32

Brief van 28 april 2022 waarmee het Nader rapport en advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm) is aangeboden aan de Kamers, zie: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20220428/brief_regering_nader_rapport_en/info.

X Noot
33

Kamerstukken 35 971.

X Noot
34

Kamerstukken I 2021/22, 35 979, G.

X Noot
35

Nader rapport en advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over de zesde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Twm), zie: https://www.eerstekamer.nl/overig/20220428/nader_rapport_en_advies_van_de/meta.

X Noot
36

Verslag EK 2021/2022, nr. 18, item 6, p. 3.

X Noot
37

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, I.

X Noot
38

Kamerstukken I 2020/21, 35 526, I.

Naar boven