35 526 Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19)

25 295 Infectieziektenbestrijding

AQ1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2021

Hierbij bied ik uw Kamer een afschrift aan van de stand van zakenbrief van 13 april 20212, die aan de Tweede Kamer de Staten-Generaal is verzonden. Tevens bied ik uw Kamer mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ter uitvoering van artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid, de navolgende regelingen aan:

  • Regeling van 13 april 2021 houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 in verband met verlenging van het maatregelenpakket in Europees Nederland en enkele andere wijzigingen3

De overlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven nahangprocedure (artikel 58c, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid). Op grond van de aangehaalde bepaling treedt de regeling niet eerder in werking dan een week na deze overlegging. Indien de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met deze regeling, vervalt deze van rechtswege. In verband met de tijdelijke werkingsduur van een aantal maatregelen uit het maatregelenpakket, is het van belang dat deze regeling uiterlijk 21 april 2021 in werking treedt. Daarom is het van belang om deze regeling vandaag naar u toe te zenden.

  • Regeling van 13 april 2021, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19 in verband met het heropenen van de buitenschoolse opvang4

Ik doe hierbij een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, van de Wet publieke gezondheid. De huidige maatregelen voor instellingen voor voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en hoger onderwijs en de buitenschoolse opvang vervallen echter van rechtswege op 19 april 2021. Onderwijsinstellingen zouden in dat geval maandag 19 april en dinsdag 20 april 2021 zonder aanvullende maatregelen weer open kunnen gaan, hetgeen niet mogelijk moet zijn. Naar ons oordeel kan daarom de uitgestelde inwerkingtreding van ten minste een week – die uitgangspunt dient te zijn bij de vaststelling van maatregelen op basis van hoofdstuk Va Wpg – in deze zeer dringende omstandigheden niet worden afgewacht.

Een overeenkomstige brief heb ik gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Spoedwetgeving

Zoals eerder gemeld zijn met grote spoed drie wetsvoorstellen opgesteld en in consultatie gebracht. Na verwerking van de commentaren zijn deze wetsvoorstellen voor advies aanhangig gemaakt bij de Raad van State. Het gaat om de volgende voorstellen:

  • het wetsvoorstel sluiting gebouwen bij een uitbraak,

  • het wetsvoorstel quarantaineplicht inreizigers en

  • het wetsvoorstel testbewijzen.

De Raad van State heeft inmiddels over deze wetsvoorstellen op respectievelijk 24 maart, 7 april en 12 april advies uitgebracht. Wij zijn de consultatiepartijen en de Raad van State erkentelijk voor de bereidheid om met spoed te reageren.

Het is de planning dat deze drie spoedwetsvoorstellen vrijdag 16 april a.s. in de ministerraad worden besproken en indien de ministerraad daarmee instemt nog diezelfde dag door de Koning worden ingediend bij de Tweede Kamer.

Vanwege het grote belang van deze wetsvoorstellen om maatregelen te nemen voor extra bestrijding van de verspreiding van COVID-19 en om geordend en gefaseerd delen van de samenleving te heropenen verzoek ik uw kamer(s) om deze wetsvoorstellen, zodra zij zijn gediend, met grote voortvarendheid in behandeling te nemen. Veel wordt van de overheid, ook in regelgevende zin, gevraagd als het gaat om de pandemie die is veroorzaakt door COVID-19. Namens de regering doe ik dan ook een beroep op de Staten-Generaal als medewetgever om in overweging te nemen de behandeling van de wetsvoorstellen zo snel mogelijk in te plannen om het mogelijk te maken dat de gewijzigde wetgeving begin mei van kracht zal kunnen worden.

Moties en toezeggingen Eerste Kamer

Met de stand van zakenbrief COVID-19 voldoe ik daarnaast aan de volgende moties en toezeggingen van uw Kamer:

  • De motie van het lid Gerkens c.s. over de doorontwikkeling van de CoronaMelder-app (35 538, J)

  • De motie van het lid Nicolai over de toetsing of terecht een beroep kan worden gedaan op het vijfde lid van artikel 58p van de Wet publieke gezondheid (35 695, E);

  • De motie van het lid Nicolai over het vervallen van een avondklok als de Eerste Kamer binnen een week besluit daarmee niet in te stemmen (35 732, F);

  • Toezegging aan het lid Gerkens betreffende de broncode Google en Apple (T03013);

  • Toezegging van het lid Bredenoord betreffende criteria gezondheidsapps (T03014);

  • Toezegging aan het lid De Boer betreffende privacyvoorwaarden corona-app (T03016);

  • Toezegging aan het lid Prins betreffende standaardaanpak ontwikkelen apps (T03017);

  • Toezegging aan het lid De Boer wat betreft de overdracht van bevoegdheden (T03018);

  • Toezegging aan het lid Van Hattem c.s. wat betreft het informeren over COVID-19 en het bestrijden van desinformatie (T03019);

  • De toezegging aan het lid Recourt wat betreft contactonderzoek door instellingen (T03022);

  • De toezegging aan het lid Van Hattem wat betreft transferpassagiers (T03050);

  • De toezegging aan het lid Van Dijk wat betreft de noodzakelijkheid van internationale reizen (T03051);

  • De toezegging aan de leden De Boer en Van Hattem wat betreft de brief over schrijnende gevallen en motie-Van Hattem (T03052);

  • De toezegging aan het lid Recourt wat betreft de toepassing uitzonderingsbepaling door vervoerders (T03053);

  • De toezegging aan de leden Frentrop en Nicolai wat betreft de uitwerking uitzonderingsbepaling in ministeriële regeling (T03054);

  • De toezegging aan het lid De Boer waarin is gevraagd naar de wettelijke mogelijkheden quarantaineplicht en de toepassing hiervan (T03120);

  • De toezegging aan het lid De Boer wat betreft het informeren van de Eerste Kamer over de COVID-maatregelen naast de maatregelen op basis van de Tijdelijke wet maatregelen COVID-19 (T03121);

  • De toezegging aan het lid Recourt wat betreft het aan de Eerste Kamer sturen van een gedetailleerde uiteenzetting over het op- en afschalen van de routekaart (T03122);

  • De toezegging aan het lid De Boer en Bikker wat betreft het geven van betere informatievoorziening en inzichtelijkheid in de bredere besluitvorming omtrent COVID-19-maatregelen (T03123);

  • De toezegging aan het lid Janssen wat betreft de rol van de Eerste Kamer in het proces met betrekking tot de COVID-19 maatregelen bij de Tweede Kamer onder de aandacht brengen en vragen of het aanpassing behoeft (T03124);

  • De toezegging aan de leden Van Hattem en De Bruijn-Wezenman wat betreft het voorzien van de Eerste Kamer van toekomstscenario’s en de indicatoren die hierin worden meegewogen (T03125);

  • Toezegging aan het lid Otten over het toesturen van de cijfers inzake de Coronamelder-app (T03126).

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

De letters AQ hebben alleen betrekking op 35 526.

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

X Noot
4

Ter inzage gelegd bij de Directie Inhoud.

Naar boven