Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 september 2023
In het debat over de opvolging van het rapport Ongekend Onrecht van 23 mei jl. is
aan het lid Omtzigt toegezegd om samen met de Minister voor Rechtsbescherming op papier
te zetten wat het kader is op basis waarvan de Nederlandse regering inhoudelijk mag
overleggen met de rechterlijke macht1.
Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming kan ik uw Kamer melden dat het op rijksniveau
gebruikelijk is om overleg te voeren over de beheersmatige aspecten van het werk van
de Rechtspraak. Zoals op de dag van het debat ook door de Rechtspraak via social media
is gecommuniceerd «worden regelmatig ketenoverleggen gevoerd in verschillende rechtsgebieden
en met vertegenwoordigers van verschillende procespartijen die in zeer veel zaken
betrokken zijn (...) Dit soort overleggen zijn bedoeld om bedrijfsmatige processen
efficiënt en effectief te laten verlopen.» Het gaat daarbij om de financiering, de
digitalisering en de capaciteit van de Rechtspraak en over de mogelijkheden om de
kwaliteit van het werk te verhogen. Zo vinden bijvoorbeeld op periodieke basis gesprekken
plaats over de mogelijkheden om de doorlooptijden van de rechtspraak te verbeteren
en de werkvoorraden te verkleinen. Ook denkt de Rechtspraak graag mee over oplossingen
voor knelpunten die de zij signaleert in regelgeving en beleid van de Rijksoverheid.
Op decentraal niveau wordt desgewenst overleg gevoerd tussen de rechtsprekende instanties
en procesdeelnemers over de planning van rechtszaken en de logistieke werkwijze bij
aanlevering van documenten/dossiers.
Zoals ik in het debat reeds heb aangegeven heeft UHT, naast aangesloten te zijn geweest
op dit soort decentrale overleggen, een informeel overleg gehad met het Landelijk
overleg vakinhoud bestuursrecht (LOVB) op 13 juli 2022. De strekking van dit gesprek
heb ik met u gedeeld tijdens het debat en daarbij heb ik aangegeven dat er wordt uitgezocht
of hier een verslag van is gemaakt. Voor zover bekend is dat niet het geval.
In hetzelfde debat over de opvolging van het rapport Ongekend Onrecht heeft het lid
Leijten opgemerkt dat «de Staatssecretaris het net (had) over het bedenken van onorthodoxe
dingen en over versnellen» en dat «we in dezelfde stukken (zien) die naar buiten zijn
gekomen dat er afstemming is geweest met de rechterlijke macht over zaken en beslistermijnen,
en dat er is gesproken over een spoedwet waarmee geen dwangsommen meer opgelegd kunnen
worden door ouders.» Uw Kamer heeft mij verzocht om daar ook nader op in te gaan.2
Op ambtelijk niveau is over de hele linie van de hersteloperatie gekeken naar versnellingsmaatregelen.
Daarbij is gebrainstormd over onorthodoxe maatregelen die hieraan zouden kunnen bijdragen.
In dat kader is ook een spoedwet geopperd. Deze optie is echter vrijwel direct als
onwenselijk bestempeld en daarom ook niet verder uitgewerkt.
De Staatssecretaris van Financiën, A. de Vries