35 483 Regels over inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet inburgering 20..)

Nr. 59 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID KUZU TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 34

Ontvangen 1 juli 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt «voor asielstatushouders».

2. In het eerste lid vervalt «als bedoeld in artikel 13, eerste lid,».

II

In artikel 19 wordt «inburgeringsplichtige» vervangen door «vreemdeling» en wordt «, met uitzondering van een inburgeringsplichtige als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel b» vervangen door «en ingevolge artikel 3, tweede lid, niet inburgeringsplichtig is».

III

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «inburgeringsplichtige» telkens vervangen door «vreemdeling» en wordt «de op grond van artikel 15 vastgestelde» vervangen door «een».

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Aanspraak op een lening bestaat niet langer voor de vreemdeling die niet langer aan een leerroute deelneemt, dan wel niet binnen zes jaar aan een leerroute heeft voldaan.

3. Het derde lid vervalt.

4. In het vierde lid wordt «inburgeringsplichtige» vervangen door «vreemdeling».

5. In het vijfde lid wordt «inburgeringsplichtige» vervangen door «vreemdeling».

IV

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «inburgeringsplichtige, de voormalig inburgeringsplichtige of de persoon, bedoeld in artikel 20, derde lid,» vervangen door «vreemdeling».

2. In het tweede lid wordt «inburgeringsplichtige» vervangen door «vreemdeling».

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De terugbetalingsperiode start zes maanden nadat de vreemdeling niet langer aan een leerroute deelneemt, doch uiterlijk zes maanden na het verstrijken van zes jaar nadat de vreemdeling met de leerroute is aangevangen.

Toelichting

Onderdeel I van dit amendement regelt dat door het college ook aan gezinsmigranten en overige inburgeringsplichtige migranten een inburgeringsaanbod wordt gedaan. Het verschil in behandeling tussen asielmigranten en gezinsmigranten in het wetsvoorstel is niet goed te rechtvaardigen en draagt niet bij tot de integratie van gezinsmigranten. Het zadelt een aanmerkelijk deel van de gezinsmigranten op met hoge financiële lasten kort na hun toelating. Dit amendement voorkomt dat de inburgeringsplicht voor gezinsleden strijdig is met artikel 7(2) van de Gezinsherenigingsrichtlijn en het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het EU Hof van Justitie. Een slaagplicht voor gezinsmigranten binnen drie jaar op niveau B1 en hen tevens de kosten van het inburgeringsonderwijs grotendeels en de hoge examenkosten volledig laten betalen, komt in geen enkele andere aan de Gezinsherenigingsrichtlijn gebonden EU-lidstaat voor.

Het doen van een inburgeringsaanbod aan gezinsleden van Turkse migranten die rechten ontlenen aan het associatierecht EEG-Turkije, vergroot de kans dat de invoering van de inburgeringsplicht voor die gezinsmigranten verenigbaar is met dat associatierecht, gezien de jurisprudentie van het EU Hof van Justitie over de noodzakelijkheid van eventuele uitzonderingen op de standstillbepalingen.

Onderdeel II regelt dat hoofdstuk 6 over de sociale lening alleen van toepassing is op niet-inburgeringsplichtige vreemdelingen. Aan gezinsmigranten en overige inburgeringsplichtigen zal immers geen sociale lening worden verstrekt.

De onderdelen III en IV bevatten noodzakelijke wijzigingen die verband houden met het beperken van het toepassingsbereik van hoofdstuk 6 tot uitsluitend niet-inburgeringsplichtigen, nu inburgeringsplichtigen een inburgeringsaanbod van het college krijgen.

Kuzu

Naar boven