Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor de vrijstelling, gebaseerd
op het eerste lid, aanhef en onderdeel e, kan een bij ministeriële regeling te bepalen
bedrag worden vastgesteld dat is verschuldigd.
B
In artikel 7, vijfde lid, vervalt «de».
C
In artikel 8, eerste en tweede lid, wordt «het beroeps- of wetenschappelijk onderwijs»
telkens vervangen door «het beroeps- of hoger onderwijs».
D
Aan artikel 20, tweede lid, onderdeel b, wordt aan het slot een punt ingevoegd.
E
Artikel 23, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college legt een boete op aan de inburgeringsplichtige als die niet of onvoldoende
meewerkt aan de geboden ondersteuning en begeleiding, bedoeld in artikel 15, eerste
lid, onderdeel b, of niet voldoet aan hetgeen op grond van de vastgestelde intensiteit
van het participatieverklaringstraject en de module Arbeidsmarkt en Participatie,
bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel c, of de vastgestelde intensiteit van
de leerroute, bedoeld in artikel 15, tweede lid, van hem verwacht wordt.
F
Aan artikel 24, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de nieuwe
termijn.
G
Artikel 26, derde lid, komt te luiden:
3. De gemeenteraad bepaalt bij verordening de hoogte van de bestuurlijke boete, bedoeld
in artikel 23, en stelt daarbij nadere regels omtrent de omstandigheden waaronder
deze wordt opgelegd.
H
In artikel 41, vierde lid, wordt «6» vervangen door «zes».
I
In artikel 45, onderdeel C, wordt in artikel 6a.1.1, derde lid, onderdeel b, «de artikelen
6a.1.3 respectievelijk 6a.1.2 of 6a.1.4» vervangen door «de artikelen 6a.1.3 of 6a.2.1,
derde lid, respectievelijk 6a.1.2, 6a.1.4 of 6a.2.1, eerste lid.
Toelichting
Onderdeel A
Met deze wijziging wordt een lid toegevoegd aan artikel 4 van het wetsvoorstel. Op
grond van de grondslag kunnen kosten in rekening worden gebracht voor het in behandeling
nemen van een aanvraag om vrijstelling van de inburgeringsplicht, vanwege de reden
dat de inburgeringsplichtige voldoende is ingeburgerd.
Onderdeel C
Deze wijziging wordt doorgevoerd naar aanleiding van een vraag van de SGP-fractie
uit het verslag. Met de wijziging is aangesloten bij het onderscheid uit de onderwijswetgeving.
Enerzijds is er het beroepsonderwijs, geregeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs,
en anderzijds het hoger onderwijs, te onderscheiden in hoger beroepsonderwijs en universitair
onderwijs, geregeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Onderdeel E
Dit betreft een taalkundige wijziging van artikel 23, naar aanleiding van een vraag
van de SGP-fractie uit het verslag.
Onderdeel F
Met deze wijziging wordt een grondslag gecreëerd om bij ministeriële regeling nadere
regels te stellen met betrekking tot de nieuwe termijn, bedoeld in artikel 24, tweede
lid. Het gaat daarbij met name om een nadere invulling van de duur van de termijn
van ten hoogste twee jaar.
Onderdeel G
Met deze wijziging wordt de verwijzing naar artikel 22 uit artikel 26, derde lid geschrapt.
Op grond van artikel 26, tweede lid, zal bij algemene maatregel van bestuur een gefixeerde
boete worden vastgesteld voor de boete, bedoeld in artikel 22. Er is daarmee geen
ruimte voor de gemeenteraad om bij verordening verdere regels te stellen rond de boetehoogte
van de boete, bedoeld in artikel 22.
Onderdeel I
In de opsomming van in een openbaar register op te nemen besluiten tot de ontneming
van rechten voor opleidingen educatie en de daaraan voorafgaande waarschuwingen ontbreekt
nu de opleiding voortgezet algemeen volwassenonderwijs zoals geregeld in artikel 6a.2.1
Web. Hoewel in het tweede en derde lid van dat artikel al is geregeld dat ook die
besluiten openbaar worden gemaakt, wordt nu met deze wijziging verzekerd dat dit (tevens)
in hetzelfde elektronisch register wordt vermeld als de overige opleidingen educatie.
Zo is er straks één register voor alle opleidingen educatie, hetgeen de overzichtelijkheid
ten goede komt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees