Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2021
Op 19 mei jl. hebben de EU-lidstaten in de Raad van de Europese Unie het noodinstrument
SURE goedgekeurd (European instrument for temporary support to mitigate unemployment risks in an emergency). SURE is een instrument voor tijdelijke steun om inkomensverlies van burgers als
gevolg van de COVID-19-uitbraak op te vangen en de toename in werkloosheid en de gevolgen
ervan te beperken, alsook sommige uitgaven ten behoeve van gezondheid te financieren.
Over de ontstaansgeschiedenis van SURE, de inhoud van de verordening1 en de budgettaire gevolgen bent u onder meer geïnformeerd middels mijn brief van
20 mei 2020.2
De Europese Commissie kan onder SURE namens de Europese Unie tot 31 december 2022
voor 100 miljard euro aan leningen aantrekken op de kapitaalmarkten of bij financiële
instellingen om die vervolgens als leningen aan lidstaten te verstrekken. Terugbetaling
wordt gegarandeerd door de marge onder het Eigenmiddelenplafond en de aanvullende
bilaterale garantie die alle EU-lidstaten hebben afgegeven. De bilaterale garanties
lopen tot 31 december 2053.
Volgens de SURE-verordening kunnen landen die sinds 1 februari 2020 te maken hebben
met plots en sterk gestegen overheidsuitgaven als gevolg van nationale maatregelen
die rechtstreeks verband houden met werktijdsverkortingsregelingen of soortgelijke
maatregelen een lening onder SURE aanvragen om de sociaaleconomische gevolgen van
de COVID-19 uitbraak op te vangen. Middelen die onder SURE worden toegekend moeten
hoofdzakelijk worden gebruikt voor dergelijke maatregelen en, waar passend, ter ondersteuning
van sommige zorgmaatregelen, met name gerelateerd aan de werkplek.3 De verordening vereist dat de Commissie na een aanvraag door een lidstaat voor SURE-middelen
bovengenoemde stijging van de overheidsuitgaven verifieert.
Op 26 september jl. zijn voor 16 landen uitvoeringsbesluiten voor gebruik van SURE
goedgekeurd door de Raad van de Europese Unie (de Raad). Via deze uitvoeringsbesluiten
wordt de Europese Commissie gemandateerd namens de Unie een maximum bedrag aan een
land uit lenen. Ik heb u hierover bericht middels mijn brief van 3 september jl.4 en met een nadere appreciatie in de beantwoording van Kamervragen.5 Daarna is ook een uitvoeringsbesluit voor leningen aan Hongarije goedgekeurd op 23 oktober
en voor Ierland op 4 december. Hierover bent u op 15 oktober jl.6 en op 3 december jl.7 over geïnformeerd.
Onlangs heeft de Europese Commissie ook voor Estland een voorstel voor een uitvoeringsbesluit
aan de Raad gedaan8. Estland kan in dat voorstel maximaal 230 miljoen euro lenen onder SURE. Estland
mag hiermee onder andere tijdelijke loonsubsidies financieren voor het behoud van
banen, voor het aannemen van tijdelijk personeel in ziekenhuizen en het betalen van
overuren van ziekenhuismedewerkers. Ook mag Estland een toeslag financieren om het
inkomen van ouders die thuis moesten blijven vanwege de zorg voor kinderen met speciale
onderwijsbehoeften in stand te houden.
Net als bij de al goedgekeurde uitvoeringsbesluiten mag Estland tot maximaal 18 maanden
na goedkeuring van het uitvoeringsbesluit leningen inroepen en kunnen deze een maximale
gemiddelde looptijd hebben van 15 jaar. Op basis van het door de Raad goedgekeurde
uitvoeringsbesluit zal de Europese Commissie daartoe een leenovereenkomst met Estland
opstellen.
Het kabinet is van mening dat de maatregelen die Estland middels het uitvoeringsbesluit
van de Raad kan financieren, recht doet aan de doelstellingen en de vereisten van
SURE. Het kabinet is daarom voornemens in te stemmen met het voorliggende uitvoeringsbesluit.
Na goedkeuring van het uitvoeringsbesluit voor Estland is in totaal 90,6 miljard euro
aan SURE-middelen toegekend, van maximaal 100 miljard euro.
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra