35 449 (R2147) Tijdelijke voorzieningen voor de Rijksoctrooiwet 1995 in verband met de uitbraak van COVID-19 (Tijdelijke rijkswet voorziening Rijksoctrooiwet 1995 COVID-19)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 19 mei 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

I. ALGEMEEN DEEL

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben geen aanleiding gevonden tot het maken van opmerkingen en het stellen van vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben onder meer vragen met betrekking tot de geformuleerde termijnen.

1. Bevoegdheid tot opschorting van termijnen

De leden van de VVD-fractie vragen of de verwachting is dat de directeur van Octrooicentrum Nederland veelvoudig de gestelde termijnen voor een bepaalde duur zal opschorten. Daarbij vragen zij of de directeur ook de mogelijkheid krijgt om een gestelde termijn te verlengen in plaats van volledig op te schorten. Zal er hierbinnen maatwerk mogelijk zijn? Is het bekend hoeveel octrooihouders en -aanvragers behoefte hebben aan de opschorting van de gestelde termijn? Als dit een grote hoeveelheid blijkt te zijn, hoe wordt dan verzekerd dat de directeur voldoende tijd heeft per aanvraag om hier een eerlijk oordeel aan te geven, zodat er zo min mogelijk vertraging wordt opgelopen en de kwaliteit van de beslissingen wordt verzekerd? Hoeveel octrooien lopen nu het risico om de bescherming te verliezen of om te komen vervallen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij het besluit tot opschorting telkens zal moeten worden gemotiveerd waarom de opschorting in dit kader noodzakelijk is. Wat zijn de criteria waarop het Octrooicentrum toetst of de aanvraag in aanmerking komt tot een opschorting van de termijnen? Binnen welke termijn moet een motivering worden aangeleverd?

Een punt van zorg voor de leden van de ChristenUnie-fractie betreft de keuze voor het leggen van de opschortingsbevoegdheid bij de directeur van Octrooicentrum Nederland. Acht de regering het plaatsen van deze bevoegdheid bij de wetgever, zoals ook de Afdeling advisering van de Raad van State adviseert, niet meer passend?

2. Regeldruk en afstemming

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat afstemming over het voorliggende voorstel heeft plaatsgevonden met Curaçao en Sint Maarten. Zij vragen of er eveneens afstemming heeft plaatsgevonden met Aruba en naar de werking van deze wet aldaar.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 (bevoegdheid opschorting termijnen Rijksoctrooiwet 1995)

De leden van de VVD-fractie lezen dat bij elk besluit de noodzaak moet worden gemotiveerd. Hoe ziet deze motivatie eruit? Hoe en in welke vorm dienen octrooihouders en -aanvragers hun motivatie in?

Artikel 3 (inwerkingtreding en vervallen)

De leden van de VVD-fractie vragen waarom er niet voor is gekozen om deze tijdelijke regeling duidelijk te begrenzen, zoals de Afdeling advisering van de Raad van State adviseert. Verder vragen zij wat de veranderingen zullen zijn aan de Rijksoctrooiwet 1995 wanneer de tijdelijke rijkswet ten einde zal komen, gezien het feit dat bepaalde artikelen enkel komen te vervallen middels een koninklijk besluit.

De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over de gekozen horizonbepaling. Bij andere tijdelijke wetgeving in het licht van de coronacrisis, zoals de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming provincies, gemeenten, waterschappen en de openbare lichamen Bonaire, Sint Maarten en Saba en de Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten, is gekozen voor een specifiek eindmoment met de optie voor verlenging. Zij roepen de regering op, in lijn met het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, om tot een dergelijke horizonbepaling over te gaan.

De voorzitter van de commissie, Renkema

De griffier van de commissie, Nava

Naar boven