35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2020

Per brief van 13 mei 2020 en 17 juni 2020 heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat gevraagd om een brief over de gevolgen van de coronacrisis voor de bruine vloot, een reactie op de manifestatie van 9 juni, de petitie van de Schippers van de Hollandsche Zeilvloot, de overleggen die ik heb en de uitkomsten van die overleggen. Ik ga daar hieronder op in.

Economische gevolgen

De bruine vloot is, net als andere sectoren die te maken hebben met personenvervoer, hard getroffen door de coronacrisis.

De vloot is als gevolg van de maatregelen stil komen te liggen en de sector verwacht een groot omzetverlies. De sector heeft daarvoor onder andere aandacht gevraagd met de manifestatie op 9 juni jl. en de petitie van de Schippers van de Hollandsche Zeilvloot voor een noodfonds. Naar aanleiding daarvan wil ik aangeven dat het Kabinet met het steunpakket en de aanvullingen daarop uit het tweede noodpakket ondersteuning biedt aan getroffen bedrijven. In het tweede noodpakket zijn bij de verlenging van de NOW-regeling bedrijven met een seizoenspatroon tegemoetgekomen door rekening te houden met de typische loonsom-kenmerken van seizoensarbeid.

Recent is ook de TOGS-regeling uitgebreid, waardoor deze naast de binnenvaart passagiersvaart (SBI-code 5030) ook van toepassing is op de zeegaande chartervloot (SBI-code 5010).

Daarnaast bevat het tweede noodpakket een aanvullende regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten MKB (TVL-regeling) waarbij MKB-ondernemers in onder meer de recreatiesector een bijdrage kunnen ontvangen om hun vaste materiële kosten te betalen. Het gaat om vaste kosten die steeds doorlopen, zoals huur, pacht, onderhoud, verzekeringen, leasecontracten en abonnementen. De sectoren die onder de huidige TOGS vallen komen hiervoor in aanmerking. Al met al is er dus een heel pakket aan maatregelen tot stand gekomen dat verlichting moet bieden aan de ondernemingen in deze situatie.

Gevolgen voor de veiligheidscertificaten

De Covid-19 crisis heeft gevolgen voor de veiligheidskeuringen. Enerzijds kan het lastig zijn om keuringen uitgevoerd te krijgen en anderzijds kiezen ondernemers ervoor om keuringen uit te stellen om daarmee de vaste lasten zo laag mogelijk te houden.

Zeevaart

Om een oplossing te bieden heeft de ILT in maart jl. een pakket maatregelen (contingency plan) ontwikkeld om de schepen te kunnen laten varen, indien bemanningsdocumenten of scheepscertificaten niet op tijd kunnen worden verlengd als gevolg van de Covid-19 situatie. Dit contingency plan is gebaseerd op de bepalingen van de betreffende IMO-verdragen («force majeure»).

Op basis hiervan mogen scheepscertificaten die voor 19 juni as zouden verlopen met drie maanden worden verlengd vanaf de datum waarop zij zouden vervallen. Voor bemanningsdocumenten is deze periode vier maanden.

Nu de crisis langer voortduurt is behoefte aan een verdere verlenging van de geldigheid van certificaten. Daartoe heeft de IMO op 2 juni een werkwijze gepubliceerd die verdragspartijen kunnen hanteren met betrekking tot een aanvullende verlenging van reeds verlengde certificaten. Het contingency plan van ILT is in lijn hiermee op 17 juni jl. bijgesteld en geeft ruimte voor een verdere verlenging van de geldigheidsduur van scheepscertificaten en bemanningsdocumenten.

Deze verlenging is van belang omdat ik van de sector begrijp dat sommige ondernemers overwegen ervoor te kiezen certificaten te laten vervallen, om in deze omstandigheden kosten te besparen. Als gevolg daarvan wordt de certificering van het schip door het klassenbureau opgeschort en kan het schip niet langer verzekerd blijven. Dat leidt tot aanvullende kosten voor hercertificering en herverzekering omdat het schip opnieuw moet worden geïnspecteerd door het klassenbureau en opnieuw beoordeeld door de verzekering.

Binnenvaart

De ILT heeft voor de in Nederland gecertificeerde binnenschepen een Covid-19 verklaring opgesteld. In deze verklaring geeft de ILT -in lijn met een besluit van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR)- aan dat er niet zal worden gehandhaafd op een overschrijding van de geldigheidsduur van de binnenvaartcertificaten, verklaringen en andere documenten die op 15 maart 2020 nog geldig waren, zolang de veiligheid en een veilige vaart niet in het gedrang komt.

Daarnaast heeft de ILT in deze verklaring een interpretatie van de CCR overgenomen (door naar het CCR-besluit te verwijzen), waarbij schepen het recht op overgangsbepalingen houden bij verlopen certificaten als gevolg van de Covid-19 crisis. Op 25 mei jl. heeft de EU verordening (EU) 2020/698 vastgesteld, waarin ingegaan wordt op Uniebinnenvaartcertificaten en periodieke geneeskundige onderzoeken voor houders van een vaarbewijs van 65 jaar of ouder. Deze verordening geeft zes maanden respijt in geval van verlopen certificaten.

Bovenstaande lijn is ook van toepassing op (het binnenvaartgedeelte van) de bruine vloot. Het CCR-besluit waarnaar in de interpretatie wordt verwezen heeft een einddatum van 23 september 2020. Zeilende passagiersschepen die op 15 maart 2020 een geldig communautair certificaat hadden en waarvan het certificaat nu verloopt, blijven – zolang deze Covid-19 verklaring van toepassing is – recht houden op overgangsbepalingen en worden, vooralsnog tot 23 september 2020, bij herkeuring gezien als bestaand schip. Hoe er na 23 september 2020 wordt omgegaan met binnenschepen waarvan het certificaat verloopt is op dit moment nog niet bekend.

Tenslotte

De afgelopen weken heeft de sector meermaals zijn zorgen geuit over de huidige situatie van de Bruine Vloot. Ook uw Kamer heeft die zorgen uitgesproken, niet alleen richting mij, maar ook richting mijn ambtgenoten van OC&W en EZK. Ik deel deze zorgen.

Het belangrijkste vind ik dat de sector, na een verloren start van het seizoen, zo snel mogelijk weer aan de slag kan. Over de manier waarop dit kan ben ik met de sector in gesprek. Ik informeer u hierover vóór het zomerreces.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven