35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 511 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2022

Elk kwartaal besluit de Rijksministerraad (hierna RMR) over de liquiditeitssteun voor het kwartaal erna op basis van de adviezen over de liquiditeitsbehoefte van de landen van het College (Aruba) financieel toezicht (C(A)ft) en op basis van de Uitvoeringsrapportage van de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) over de voortgang van de hervormingen uit de landpakketten. In de RMR van 30 september jl. lag de besluitvorming voor het vierde kwartaal van 2022 voor. Met deze brief informeer ik u over de belangrijkste uitkomsten van de bespreking.

Liquiditeitssteun

Op basis van de adviezen van het C(A)ft heeft de RMR besloten om Curaçao en Aruba geen liquiditeitssteun meer voor 2022 toe te kennen omdat de landen volgens het CAft geen liquiditeitssteun nodig hebben. Volgens het C(A)ft resteert er aan het einde van het jaar op Curaçao een positief liquiditeitssaldo van ANG 216 miljoen en op Aruba van AWG 19 miljoen. Hierbij wordt opgemerkt dat Aruba en Curaçao geen liquiditeitssteun hadden aangevraagd.

De raming voor Aruba kan eventueel nog wijzigen op basis van aanvullende informatie van Aruba. Om tot besluitvorming over de vaststelling van het maximaal financieringstekort voor Aruba te komen is nader CAft-advies op basis van de aanvullende informatie van Aruba nodig. Uit dat advies kan een aangepaste raming van het liquidatiesaldo ultimo 2022 volgen.

Sint Maarten ontvangt voor het vierde kwartaal van 2022 conform het Cft-advies ANG 10 mln. liquiditeitssteun. In de besluitvorming is de mate waarin het land voldoet aan de RMR-voorwaarden voor liquiditeitssteun meegewogen, inclusief de voortgang die het Land heeft geboekt op de hervormingen (zie ook hierna onder «Uitvoeringsrapportage TWO»). Ook de AWG 14 miljoen liquiditeitssteun voor het derde kwartaal wordt toegekend omdat Sint Maarten een Cft-advies heeft voorgelegd waaruit blijkt dat de alternatieve invulling van de salariskorting voldoet aan de RMR-voorwaarden. De besluitvorming hierover was, zoals ik u eerder informeerde, aangehouden in de RMR van 15 juli1. De toetsingskaders risicoregelingen rijksoverheid voor de beide tranches zijn als bijlage toegevoegd.

Op 17 februari jl.2 informeerde ik u dat op 4 februari de RMR vanwege de aanhoudende effecten van de coronacrisis op de begrotingen van de landen heeft ingestemd met een afwijking van de begrotingsnorm zoals vervat in artikel 15 van de Rft voor Curaçao en Sint Maarten en van de norm voor het van toepassing zijnde financieringssaldo zoals vervat in artikel 14 van de LAft en het protocol voor Aruba. De toegestane mate van afwijking van de norm werd, net als in eerdere jaren, voor het begrotingsjaar 2022 gelijkgesteld aan het totaal van leningen die het land met ex ante instemming van de RMR aangaat voor het doen van uitgaven gedurende 2022 met correctie voor de verandering in het liquiditeitssaldo van het land aan het einde van het jaar. Hieraan kon toen nog geen nominaal bedrag gekoppeld worden. Dit omdat het C(A)ft vanwege alle onzekerheden over de economische ontwikkeling en de daaruit volgende budgettaire effecten geen raming kon geven van de totale liquiditeitsbehoefte van de landen voor heel 2022. Nu het C(A)ft over de liquiditeitsbehoefte voor het vierde kwartaal heeft kunnen adviseren, is ook een raming voor geheel 2022 mogelijk. Op basis van het C(A)ft-advies is besloten dat Curaçao en Sint Maarten voor het gehele jaar 2022 een maximaal begrotingstekort op de gewone dienst van respectievelijk ANG 4 mln. en ANG 40 mln. mogen hebben. Over het maximale financieringstekort van Aruba is afgesproken dat het CAft de RMR hierover nader zal adviseren op basis van aanvullende informatie van Aruba. Zodra dit heeft geleid tot vaststelling van het maximale financieringstekort in de RMR zal ik u nader informeren.

Tot slot is besloten dat de regeringen van de Landen met ingang van 2023 weer een begroting moeten uitvoeren die voldoet aan alle begrotingsnormen die voor Curaçao en Sint Maarten zijn opgenomen in de Rft en voor Aruba in de LAft en het Protocol. Met de huidige inzichten van de WHO dat het einde van de Covid-pandemie in zicht is, gegeven het getoonde krachtig economisch herstel in 2021 en 2022 en de verwachting dat de inflatie volgend jaar zal afnemen, concludeert de RMR dat het momenteel niet meer in de rede ligt dat voor de Begroting 2023 een beroep op artikel 23 LAft/artikel 25 Rft op grond van de Covid-19-pandemie zal worden gehonoreerd. In geval van het herstel van schade veroorzaakt door een nieuwe buitengewone gebeurtenis zal de RMR een eventueel verzoek van het getroffen land om te mogen afwijken van de centrale begrotingsnormen opnieuw beoordelen.

Uitvoeringsrapportage TWO

Sinds begin 2021 is door de Landen en de TWO gewerkt aan de invulling van de Landspakketten, die eind 2020 met de landen werden overeengekomen. De derde Uitvoeringsrapportage van 2022 beschrijft de voortgang van de Landspakketten.

De voortgang van de implementatie in het afgelopen kwartaal wordt door de TWO in het algemeen als overwegend goed beoordeeld. Dit is een voorwaarde voor het ontvangen van liquiditeitssteun. Wel baart de uitvoeringscapaciteit in de landen de TWO (al langere) tijd zorgen. Hierdoor ontstaat er voor sommige maatregelen vertraging in de implementatie van de uitvoeringsagenda’s. Nu steeds meer activiteiten in de implementatiefase komen, is doorzettingskracht en een strakke aansturing van het proces gewenst. Voor Curaçao spreekt de TWO van een gemengd beeld. Met name de voortgang op het terrein van het ondernemersklimaat baart de TWO zorgen. Ook bij de maatregelen voor het financieel beheer en de publieke sector zijn er vertragingen. Waar op Aruba overwegend goede voortgang wordt gerealiseerd, verdienen de hervormingen op het gebied van belastingen extra aandacht nu Aruba heeft besloten om de geplande invoering van het nieuwe belastingstelsel niet meer door te zetten per 1 januari 2023. Voor Sint Maarten is op constructieve wijze samengewerkt aan het realiseren van de afspraken. De TWO wijst echter op de beperkte uitvoeringskracht, een ambitieuze wijze van plannen, het op onderdelen ontbreken van (tijdige) bestuurlijke besluitvorming en een complexiteit die groter is dan eerder voorzien als vertragende factoren.

Voor de details verwijs ik naar de Uitvoeringsrapportage die als bijlage bij deze brief is gevoegd.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 510.

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 469.

Naar boven