Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juli 2021
Op 29 juni 2021 heeft in de Tweede Kamer het tweeminutendebat Koninkrijksrelaties
plaatsgevonden met Staatssecretaris Knops van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(Handelingen II 2020/21, nr. 94, Tweeminutendebat Koninkrijksrelaties). In dat debat
heeft het lid Ceder een motie ingediend, waarbij de regering wordt verzocht met voorstellen
te komen op het fiscaal domein om de financiële positie van inwoners van de BES te
verbeteren en daarbij oog te hebben voor zowel eenvoudige ingegrepen als grotere herzieningen
(Kamerstuk 35 420, nr. 336).
Op verzoek van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is
de motie aangehouden, om ons in staat te stellen een appreciatie van de motie te geven.
In de motie wordt overwogen dat diverse belastingen op dit moment van negatieve invloed
zijn op de belastingdruk voor lage inkomens, zoals de belasting op arbeid en de relatief
lage beslagvrije voet. We gaan ervan uit dat met het laatstgenoemde de belastingvrije
som wordt bedoeld. In 2021 bedraagt de belastingvrije som op Caribisch Nederland 12.575
USD per persoon, exclusief een verhoging van 1.421 USD per persoon voor degenen die
in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet algemene ouderdomsverzekering
BES. De inwoners van Caribisch Nederland die een inkomen hebben dat lager ligt dan
de belastingvrije som zullen geen enkel voordeel ondervinden van het verlagen van
belastingen of de verdere verhoging van de belastingvrije som. Zij zijn immers op
dit moment geen belasting verschuldigd. Dit geldt voor veel van de inwoners met een
uitkering of – voor Bonaire – een inkomen op het niveau van het wettelijk minimumloon.
Een verhoging van de belastingvrije som levert slechts een voordeel op voor iedereen
die een inkomen heeft boven de belastingvrije som, dus ook voor degenen die thans
een inkomen hebben dat zich (ver) boven het minimumloon bevindt. Om die reden zijn
wij van mening dat de oplossing voor het verbeteren van de financiële positie van
inwoners van de BES met een laag inkomen niet ligt in het verlagen van belastingen
of het verhogen van de belastingvrije som.
In de motie wordt verder overwogen dat onder meer de op Bonaire in te voeren rioolheffing
van negatieve invloed zou zijn op de belastingdruk voor lage inkomens. Het gaat hier
om een eilandelijke heffing en de hier te maken afwegingen vallen onder de autonomie
van het openbaar lichaam. We begrijpen dat het openbaar lichaam momenteel beziet hoe
ze de afvalwaterheffing gaan invullen en of een deel via een alternatieve financiering
kan worden opgebracht. Gerelateerd aan het armoedevraagstuk begrijpen wij ook dat
er een nul-heffing in de Verordening Afvalwaterheffing eind vorig jaar is opgenomen,
waarin ook mogelijkheden tot kwijtschelding zijn opgenomen. Hierbij geldt dat het
aan de lokale democratie is om hier verder invulling aan te geven. Het kabinet is
hierin terughoudend, net zoals het kabinet niet gaat over belastingen en heffingen
die gemeenten heffen.
Tevens wordt benoemd dat de hantering van dubbele importtarieven van producten van
Europees Nederland naar Caribisch Nederland via bijvoorbeeld Curaçao of Sint Maarten
leidt tot onnodige toename van kosten. Het tarief ter zake van de import van goederen
op Caribisch Nederland bedraagt 0%. Om die reden kan er geen sprake zijn van dubbele
importtarieven. In de praktijk wordt de op Caribisch Nederland verschuldigde algemene
bestedingsbelasting (ABB) vaak als een importheffing aangemerkt, maar dat is formeel
niet juist. De ABB is globaal vergelijkbaar met de in Nederland verschuldigde btw
en is (o.a.) verschuldigd over het gebruik of het verbruik van goederen op Caribisch
Nederland. Om de uitvoering van de ABB te vergemakkelijken, vindt de heffing van de
ABB over geïmporteerde goederen reeds plaats op het moment dat de goederen het grondgebied
van de eilanden van Caribisch Nederland bereiken. De eventuele doorverkoop van deze
goederen via groothandel, en/of tussenhandel, en/of kleinhandel aan de uiteindelijke
consument wordt dan niet meer in de heffing van de ABB betrokken.
Op basis van de hiervoor genoemde overwegingen is de regering in relatie tot het sociaaleconomische
vraagstuk niet voornemens om met fiscale wijzigingen te komen. In het licht van het
bovenstaande ontraden wij de motie.
De Staatssecretaris van Financiën,
J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Financiën,
A.C. van Huffelen