Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 jul 2021
Met deze brief informeer ik uw Kamer over de Regeling subsidie financiering ongedekte
vaste kosten land- en tuinbouwbedrijven COVID-19 (OVK) die op 7 juli opengesteld wordt.
Tevens informeer ik middels deze brief uw Kamer over de opvolging van de toezegging
om met de landbouwsector te spreken over boekhoudkundige problemen bij steunmaatregelen.
De OVK heeft als doel om de maxima van het steunpakket voor de primaire landbouwbedrijven
gelijk te trekken met die van niet-landbouwbedrijven. Dit is noodzakelijk omdat het Europese tijdelijke staatssteunkader
3.1 voor landbouwbedrijven een lager maximum kent (€ 225.000) dan voor niet-landbouwbedrijven
(€ 1,8 miljoen). Dit acht het kabinet onwenselijk en daarom is besloten om onder een
andere paragraaf van het tijdelijke staatssteunkader (3.12) een regeling op te stellen
die het mogelijk maakt om ook middelgrote land- en tuinbouwbedrijven (SBI-codes 01.1
tot en met 01.5) substantieel te helpen. Hoewel zoveel mogelijk inhoudelijk wordt
aangesloten bij de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), zullen hierbij wel
de specifieke eisen en randvoorwaarden die het staatssteunkader 3.12 stelt in acht
worden genomen (Kamerstuk 35 420, nr. 217). Onder andere is vereist dat alleen de daadwerkelijke ongedekte vaste kosten mogen
worden vergoed. Dit leidt ertoe dat de OVK een regeling is die op een andere wijze
werkt dan de TVL.
Het staatsteunkader 3.12 schrijft voor dat, anders dan bij de TVL, omzetverlies niet
direct gedekt kan worden. De subsidie moet gebaseerd worden op de ongedekte vaste
kosten. Ongedekte vaste kosten zijn die vaste kosten waarvoor, geen winst is gemaakt,
geen subsidie en geen verzekeringsgeld is gegeven. Daardoor zal er per bedrijf een
controle nodig zijn van de feitelijke situatie in het bedrijf. Van de ongedekte vaste
kosten zal 70% vergoed worden, het maximum dat onder het staatsteunkader 3.12 is toegestaan.
De OVK is uitdrukkelijk bedoeld als een aanvulling op de TVL. Daarom zullen agrarische
ondernemers eerst de reguliere TVL (de € 225.000 die landbouwbedrijven maximaal onder
de 3.1 kunnen ontvangen gedurende de covid-periode) moeten uitputten. Dat de volledige
TVL wordt uitgeput door de subsidieaanvrager, is een toelatingseis voor deze regeling.
Als dit niet is gebeurd, dan zal een ondernemer/bedrijf eerst de TVL moeten aanvragen
voordat deze ondernemer in aanmerking komt voor de OVK.
Bij het vaststellen van de ongedekte vaste kosten zal worden gekeken naar de kosten
die land- en tuinbouwbedrijven maken voor het verzorgen van planten en dieren. Dit
zijn kosten die niet vermeden kunnen worden doordat het een continue of lang-cyclische
productie betreft die wordt gekenmerkt door natuurlijke processen en die niet eenvoudig
aangepast kan worden. Hiermee wordt aangesloten bij de opslag voor speciale kosten
land- en tuinbouw binnen de TVL.
De OVK staat toe om één keer subsidie aan te vragen voor zowel het eerste als het
tweede kwartaal van 2021. Bedrijven kunnen, gedeeltelijk via de TVL, aanspraak maken
op maximaal € 550.000 per kwartaal voor mkb-bedrijven en € 600.000 per kwartaal voor
grote bedrijven. Van deze maxima wordt de, in dat kwartaal, al aangevraagde reguliere
TVL afgetrokken. Dus als de OVK in het tweede kwartaal wordt aangevraagd en er in
dat kwartaal ook nog € 150.000 reguliere TVL kon worden aangevraagd dan is de maximale
subsidie onder de OVK € 400.000. De subsidie voor deze twee kwartalen waarvoor OVK
kan worden aangevraagd, wordt in één keer verleend.
Het kabinet heeft voor deze regeling € 20 miljoen gereserveerd op de begroting van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit is aan uw Kamer gemeld in de brief over
de uitbreiding van het steunpakket. Daarnaast is deze € 20 miljoen budgettair verwerkt
bij voorjaarnota (Kamerstuk 35 850, nr. 1).
De regeling is door de uitvoeringsorganisatie, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland,
ingeregeld. Momenteel wordt met de accountantsorganisaties de laatste hand gelegd
aan de precieze wijze van verantwoorden.
Daarnaast wil ik u ook nog informeren over de opvolging van de toezegging om gesprekken
te houden met de landbouwsector over de gevolgen van andere boekhoudsystemen in bepaalde
landbouwsectoren. Deze gesprekken hebben plaatsgevonden met accountants van zowel
de landbouwsector als specifieke (deel)sectoren. De gesprekken hebben mede geleid
tot het oplossen van enkele uitvoeringsproblemen rond gebroken boekjaren. Bij bedrijven
waarop de omzetbepaling niet aansluit bij de gebruikelijke kwartalen, mag op andere
wijze een goed beeld worden gegeven van het omzetverlies in de subsidieperiode.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten