35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 327 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2021

Op 24 september 2020 is een motie van het lid Asscher aangenomen waarin wordt verzocht om in de «subsidievoorwaarden van de NOW op te nemen dat gesteunde bedrijven moeten meewerken aan begeleiding naar nieuw werk, hiervoor voldoende budget vrij te maken en een sanctie uit te werken voor werkgevers die aantoonbaar niet aan deze voorwaarde voldoen.»1

Er is invulling aan deze motie gegeven in artikel 12, onderdeel «e» in de NOW3. Het artikel verplicht de werkgever om, indien hij een verzoek om toestemming doet om de arbeidsovereenkomst van één of meer werknemers op te zeggen, tijdens de subsidieperiode contact op te nemen met UWV voor ondersteuning bij de begeleiding naar ander werk. Als de werkgever niet aan deze verplichting voldoet, wordt bij de vaststelling van de bewuste subsidieperiode het subsidiebedrag verlaagd met 5%. Ik heb uw Kamer hier middels een brief op 30 september jl. over geïnformeerd2.

Op maandag 4 oktober 2021 opent UWV het aanvraagloket voor de vaststelling van de derde tranche van de NOW (subsidieperiode oktober t/m december 2020) en zal dan voor het eerst de uiteindelijke subsidie moeten verlagen als blijkt dat de werkgever geen/niet tijdig contact heeft opgenomen met het Klantcontactcentrum van UWV in verband met begeleiding naar ander werk.

Recente cijfers van UWV (d.d. 25 mei 2021) tonen aan dat er tijdens de derde tranche 611 van-werk-naar-werk meldingen zijn ontvangen. Van deze 611 meldingen zijn er 74 ná de subsidieperiode en daarmee te laat ontvangen waardoor voor deze werkgevers het uiteindelijke subsidiebedrag alsnog met 5% moet worden verlaagd. Daarnaast hebben 765 werkgevers überhaupt géén van-werk-naar-werk melding gedaan.

De derde NOW-regeling omschrijft duidelijk wanneer de werkgever een van-werk-naar-werk melding moet doen en welke sanctie wordt opgelegd als niet aan deze verplichting wordt voldaan. Op deze wijze is invulling gegeven aan de motie Asscher die door een meerderheid van uw Kamer is aangenomen.

Tegelijkertijd bestaat uiteraard de mogelijkheid dat het opleggen van de 5%-sanctie door de betrokken werkgevers wordt uitgelegd als een te strikte interpretatie van de regelgeving en dat zij hiertegen in bezwaar zullen gaan, bijvoorbeeld omdat zij niet op de hoogte waren van de verplichting of omdat de ontslagen werknemer aansluitend een nieuwe baan heeft gevonden en de werkgever daardoor geen noodzaak zag voor een van-werk-naar-werk melding bij UWV. Dit legt waarschijnlijk extra druk op de bezwaarafhandeling bij UWV. Overigens staat op de website van UWV de betreffende verplichting vanaf de derde tranche vermeld, inclusief de financiële gevolgen als deze verplichting niet wordt nageleefd.

Middels deze brief heb ik uw Kamer willen informeren over de stand van zaken ten aanzien van de uitvoering van de motie Asscher en de werking hiervan in de praktijk. Ik zal uw Kamer op een later moment informeren over de hoeveelheid bedrijven dat met deze korting te maken krijgt en in hoeveel gevallen dit heeft geleid tot het indienen van een bezwaar.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 35 420, nr. 109.

X Noot
2

Kamerstuk 35 420, nr. 142.

Naar boven