Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 juni 2021
Op 24 september 2020 is een motie van het lid Asscher aangenomen waarin wordt verzocht
om in de «subsidievoorwaarden van de NOW op te nemen dat gesteunde bedrijven moeten
meewerken aan begeleiding naar nieuw werk, hiervoor voldoende budget vrij te maken
en een sanctie uit te werken voor werkgevers die aantoonbaar niet aan deze voorwaarde
voldoen.»1
Er is invulling aan deze motie gegeven in artikel 12, onderdeel «e» in de NOW3. Het
artikel verplicht de werkgever om, indien hij een verzoek om toestemming doet om de
arbeidsovereenkomst van één of meer werknemers op te zeggen, tijdens de subsidieperiode
contact op te nemen met UWV voor ondersteuning bij de begeleiding naar ander werk.
Als de werkgever niet aan deze verplichting voldoet, wordt bij de vaststelling van
de bewuste subsidieperiode het subsidiebedrag verlaagd met 5%. Ik heb uw Kamer hier
middels een brief op 30 september jl. over geïnformeerd2.
Op maandag 4 oktober 2021 opent UWV het aanvraagloket voor de vaststelling van de
derde tranche van de NOW (subsidieperiode oktober t/m december 2020) en zal dan voor
het eerst de uiteindelijke subsidie moeten verlagen als blijkt dat de werkgever geen/niet
tijdig contact heeft opgenomen met het Klantcontactcentrum van UWV in verband met
begeleiding naar ander werk.
Recente cijfers van UWV (d.d. 25 mei 2021) tonen aan dat er tijdens de derde tranche
611 van-werk-naar-werk meldingen zijn ontvangen. Van deze 611 meldingen zijn er 74
ná de subsidieperiode en daarmee te laat ontvangen waardoor voor deze werkgevers het
uiteindelijke subsidiebedrag alsnog met 5% moet worden verlaagd. Daarnaast hebben
765 werkgevers überhaupt géén van-werk-naar-werk melding gedaan.
De derde NOW-regeling omschrijft duidelijk wanneer de werkgever een van-werk-naar-werk
melding moet doen en welke sanctie wordt opgelegd als niet aan deze verplichting wordt
voldaan. Op deze wijze is invulling gegeven aan de motie Asscher die door een meerderheid
van uw Kamer is aangenomen.
Tegelijkertijd bestaat uiteraard de mogelijkheid dat het opleggen van de 5%-sanctie
door de betrokken werkgevers wordt uitgelegd als een te strikte interpretatie van
de regelgeving en dat zij hiertegen in bezwaar zullen gaan, bijvoorbeeld omdat zij
niet op de hoogte waren van de verplichting of omdat de ontslagen werknemer aansluitend
een nieuwe baan heeft gevonden en de werkgever daardoor geen noodzaak zag voor een
van-werk-naar-werk melding bij UWV. Dit legt waarschijnlijk extra druk op de bezwaarafhandeling
bij UWV. Overigens staat op de website van UWV de betreffende verplichting vanaf de
derde tranche vermeld, inclusief de financiële gevolgen als deze verplichting niet
wordt nageleefd.
Middels deze brief heb ik uw Kamer willen informeren over de stand van zaken ten aanzien
van de uitvoering van de motie Asscher en de werking hiervan in de praktijk. Ik zal
uw Kamer op een later moment informeren over de hoeveelheid bedrijven dat met deze
korting te maken krijgt en in hoeveel gevallen dit heeft geleid tot het indienen van
een bezwaar.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees