35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 194 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 december 2020

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 16 oktober 2020 over het steun en herstelpakket Caribisch Nederland (Kamerstuk 35 420, nr. 150).

De vragen en opmerkingen zijn op 5 november 2020 aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 2 december 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Paternotte

De adjunct-griffier van de commissie, De Vos

Inhoud

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen uit de fracties

2

 

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

2

 

Inbreng van de leden van de D66-fractie

3

 

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

3

       

II

Reactie van de Staatssecretaris

4

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het steun- en herstelpakket voor Caribisch Nederland. Het is goed om te zien dat ook in Caribisch Nederland de hulp voor overheden en ondernemers er is. De leden van de VVD-fractie hebben hier nog enkele vragen over.

Is de lokale overheid op Bonaire, Saba en Sint Eustatius toegerust om alle ontwikkelingen te faciliteren? Bijvoorbeeld de «tijdelijke intensivering van de dienstverlening op het gebied van arbeidsbemiddeling in Caribisch Nederland», wie gaat dat doen? Worden daar mensen voor opgeleid of zijn die al beschikbaar op de eilanden?

Voorts zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of ondernemers fysiek worden geholpen met hun aanvragen of vragen ten aanzien van hun aanvragen voor financiële ondersteuning; of gaat die hulp alleen digitaal? Welke rollen zijn er weggelegd voor het lokale bestuur in de uitvoering van dit pakket? Zijn er ook rollen weggelegd voor derden zoals bijvoorbeeld een Kamer van Koophandel? Deze leden ontvangen graag een toelichting van de Staatssecretaris.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over het steun- en herstelpakket voor Caribisch Nederland. De gevolgen van de coronacrisis zijn voor inwoners en ondernemingen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba nog niet te overzien. Met de Staatssecretaris onderschrijven deze leden dat de situatie in Caribisch Nederland – nog meer dan in Europees Nederland – om een aanpak vraagt die werkgelegenheid en bedrijvigheid beschermt en waar nodig de economie aanjaagt. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris in nauwe samenwerking met de openbare lichamen al het mogelijke te doen om de inwoners en ondernemingen perspectief te bieden op een toekomst na de coronacrisis.

Deze leden constateren dat de inspanningen om de bestaanszekerheid op de eilanden te verbeteren als gevolg van de coronacrisis onder druk staan. Het kabinet benadrukt het belang van het naar (ander) werk begeleiden van werknemers die als gevolg van de crisis hun baan verloren hebben of dreigen te verliezen. De Staatssecretaris stelt dat er in de huidige en nieuwe realiteit van de arbeidsmarkt nog steeds bedrijven en sectoren op zoek zijn naar personeel, al dan niet op basis van nieuwe eisen aan de competenties van personeel. Kan de Staatssecretaris daarvan voorbeelden geven?

De leden van de CDA-fractie onderschrijven de wens van het kabinet, dat investeringen een bijdrage leveren aan de structurele verbetering van het economisch fundament van Caribisch Nederland, gelet op de economische kwetsbaarheid van de eilanden. Deze leden vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de inventarisatie van kansrijke investeringsprojecten, met het oog op de additionele middelen voor investeringen die op korte termijn een impuls geven aan de economie van deze eilanden. Vindt een vergelijkbare inventarisatie van kansrijke investeringsprojecten plaats met het oog op het Nationaal Groeifonds? Is het kabinet bereid kansrijke investeringsprojecten niet alleen te inventariseren, maar ook in de planfase te stimuleren?

Graag zouden de leden van de CDA-fractie willen weten hoe belangrijk de ontwikkeling van de situatie op Sint Maarten – economisch, qua volksgezondheid en politiek – is voor de situatie op Saba en Sint Eustatius? Deelt de Staatssecretaris de zorg van deze leden ten aanzien van de ontwikkelingen op Sint Maarten zeker voor wat betreft de back-up van de (medische én economische) basisvoorzieningen op Saba en Sint Eustatius?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot het steun- en herstelpakket. Deze leden lezen dat het Nationaal Groeifonds ook aangewend kan worden voor investeringen in Caribisch Nederland. Zij constateren ook dat de ondergrens van 30 miljoen euro lastig bereikt kan worden, wat de toegankelijkheid van dit fonds belemmert. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij deze openbare lichamen kan ondersteunen om complementaire projecten te starten, zodat zij makkelijker gebruik kunnen maken van dit groeifonds. Deze leden vragen zich ook af op welke wijze het groeifonds, Invest-NL en de nieuw op te richten Entiteit gezamenlijk op kunnen trekken.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris de situatie op de eilanden zal blijven monitoren. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe hij dat doet en van welke instrumenten hoe daarbij gebruik maakt. Tevens vragen zij of de Staatssecretaris inzicht heeft in hoeveel procent van de hulpbehoevenden door de steun worden bereikt.

De eilanden kennen ook een grote informele economie. De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris hoe hij er zorg voor draagt dat ook deze mensen in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met instemming kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het noodpakket voor Caribisch Nederland. Deze leden willen de Staatssecretaris danken voor zijn grote inzet voor en betrokkenheid bij de inwoners van Sint Eustatius, Bonaire en Saba in deze crisistijd. Zij stellen het zeer op prijs dat wordt ingezet op een regeling die vergelijkbaar is voor Europees Nederland, met oog voor de Caribische context. In dat verband vragen de leden van de GroenLinks-fractie of dit betekent dat ook groepen en sectoren die in Europees Nederland wél, maar in Caribisch Nederland niet voor steunmaatregelen in aanmerking komen alsnog worden geholpen? Caribisch Nederland wordt hard getroffen door de gevolgen van de Covid-19-crisis en maakt de kwetsbaarheden van de kleine samenlevingen en de afhankelijkheid van toerisme als voornaamste inkomstenbron helaas prangend duidelijk. Werknemers die tot nu toe in het toerisme werkzaam waren zullen, naar de vrees van deze leden, niet snel uitzicht hebben op een nieuwe baan en zullen aangewezen zijn op de onderstand. De leden van de GroenLinks-fractie roepen de Staatssecretaris en zijn medebewindspersonen ertoe op de komende maanden alles in het werk te stellen om het afglijden van deze groep Nederlanders naar het bestaansminimum te voorkomen. Deze leden hebben daarom nog enkele vragen.

Verlenging en afbouw tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies

Kunt u in percentages aangeven hoeveel werkgevers, zelfstandigen en gewezen werknemers gebruik maken van de tijdelijke subsidieregeling? Klopt het dat veel kleine werkgevers niet in aanmerking komen voor subsidies omdat de vaste lasten en/of omzeteis te laag zijn om in aanmerking te komen, en/of ze niet beschikken over een eigen kantoorlocatie? De Kamer van Koophandel geeft aan dat meer dan 40% van de totale actieve registraties een vestigingsadres op het privéadres hebben. Heeft dat gevolgen (gehad) voor de toekenning van subsidies en zo ja, wordt dit manco hersteld? Zijn er u meer van dit soort beperkingen bekend? In hoeverre is er afstemming tussen de diverse ministeries over de diverse regelingen die ook voor de BES-eilanden gelden? In hoeverre zijn er «meet- en evaluatiemomenten» afgesproken om na te gaan of de steunmaatregelen goed ingericht zijn op de specifieke situatie van de BES-eilanden? In hoeverre kan in deze specifieke situatie gekeken worden naar een oplossing om zoveel mogelijk ook micro-bedrijven te ondersteunen op de eilanden?

Wordt er voldoende rekening gehouden met de werkelijke lokale Caribische omstandigheden, gezien het feit dat de cost of living en de cost of doing business vele malen hoger ligt dan in Nederland? Waaruit blijkt dat? En ziet u de noodzaak om ook voor de komende jaren een steun- en herstelpakket voor Caribisch Nederland vorm te geven? Naar verwachting is immers het toerisme pas medio 2025 weer op het oude niveau. In hoeverre biedt het pakket aanknopingspunten voor een ontwikkeling naar een crisisbestendiger Caribische economie, zo vragen de leden van de fractie van GroenLinks.

Opheffen beperking ontslagvergunning bedrijfseconomische redenen

Deze leden vragen naar de precieze gevolgen voor gewezen werknemers van het «anticiperen op een nieuwe sociaaleconomische werkelijkheid». Om hoeveel werknemers zal het naar verwachting gaan waarvoor de komende maanden een ontslagvergunning zal kunnen worden verleend en op welke sociale voorzieningen kunnen ontslagen werknemers rekenen? En wat zijn de concrete arbeidsmarktperspectieven voor deze ontslagen werknemers? Kunt u in bedragen en naar verblijfsduur aangeven in hoeverre de rechtspositie van deze gewezen werknemers in positieve zin verschilt van ontslagen werknemers vanwege «reguliere» sociaaleconomische oorzaken? Klopt de veronderstelling van de leden van de GroenLinks-fractie dat, hoe je het ook beziet, al vrij snel de onderstand dreigt voor deze mensen? En is er rekening mee gehouden dat er vrijwel geen alternatieve arbeidsmarkt beschikbaar is nu het toerisme vrijwel stil is komen te liggen?

II Reactie van de Staatssecretaris

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de lokale overheid op Bonaire, Saba en Sint Eustatius is toegerust om alle ontwikkelingen te faciliteren.

De ontwikkelingen rondom COVID-19 trekken een zware wissel op de openbare lichamen, maar vooralsnog zijn mij geen signalen bekend dat zij niet toegerust zijn om de ontwikkelingen het hoofd te bieden. Mijn ministerie onderhoudt nauw contact met de openbare lichamen over de steunmaatregelen en monitort de effecten. Indien nodig wordt er ondersteund en bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Een belangrijk deel van de (steun)maatregelen wordt overigens op het niveau van het Rijk georganiseerd.

In reactie op de vraag van de leden van de VVD-fractie wie de «tijdelijke intensivering van de dienstverlening op het gebied van arbeidsbemiddeling in Caribisch Nederland» gaat doen en of daar mensen voor worden opgeleid of al beschikbaar zijn op de eilanden, zij het volgende opgemerkt door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Arbeidsbemiddeling en intensivering van de daarmee verband houdende dienstverlening is, net als in Europees Nederland, een belangrijke pijler van het steun- en herstelpakket. Door daarin te investeren wordt ingezet op het begeleiden van mensen naar nieuw werk, waar dit mogelijk is. Arbeidsbemiddeling is een eilandelijke taak, maar betrokkenheid van en ondersteuning door het Rijk ligt voor de hand. Zo gaat het gezamenlijke jobcentrum op Bonaire de uitvoering doen op Bonaire. Ook op Saba en Sint Eustatius worden afspraken gemaakt over de uitvoering (waarbij ook de beschikbare menskracht een aspect is dat aandacht vergt). Bij deze ontwikkeling kan worden aangesloten bij de ondersteuning die de afgelopen jaren op de uitvoering van de eilandelijke taak arbeidsbemiddeling heeft plaatsgevonden via een twinning met de gemeente Leiden.

Voorts zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of ondernemers fysiek worden geholpen met hun aanvragen of vragen ten aanzien van hun aanvragen voor financiële ondersteuning; of gaat die hulp alleen digitaal? Welke rollen zijn er weggelegd voor het lokale bestuur in de uitvoering van dit pakket? Zijn er ook rollen weggelegd voor derden zoals bijvoorbeeld een Kamer van Koophandel?

De Ministeries SZW en Economische Zaken en Klimaat (EZK) geven aan dat ondernemers hulp kunnen krijgen bij de aanvraag voor de financiële ondersteuning inzake de tegemoetkoming in de vaste lasten en de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN. De RCN-unit SZW, die de regelingen uitvoert, heeft meerdere telefoonnummers opengesteld voor vragen van ondernemers. Ondernemers die met praktische vragen of inhoudelijke vragen langskomen op het kantoor van de RCN-unit SZW worden ook geholpen. Er is geen rol weggelegd voor het lokale bestuur in de uitvoering van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN en de tegemoetkoming in de vaste lasten door het Ministerie van EZK. Bij de dienstverlening voor de tegemoetkoming in de vaste lasten door het Ministerie van EZK is een belangrijke rol weggelegd voor de Kamers van Koophandel (KvK’s). De KvK’s informeren hun leden over de regelingen en hebben een «corona-steunloket voor ondernemers» geopend. Het steunloket heeft een totaaloverzicht van alle bestaande regelingen, waardoor het integraal ondersteuning en advies kan bieden. Ondernemers kunnen bij het steunloket van de KvK’s langskomen voor vragen over de regeling, begeleiding bij het invullen van de benodigde gegevens op het aanvraagformulier, en voor praktische zaken zoals printen en scannen van het aanvraagformulier. Tussen de KvK’s en de RCN-unit SZW is hierover contact.

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen in nauwe samenwerking met de openbare lichamen al het mogelijke te doen om de inwoners en ondernemingen perspectief te bieden op een toekomst na de coronacrisis.

Samen met de collega-bewindspersonen in het kabinet ben ik continu in gesprek met bestuurders en sociale partners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Zo sprak ik op 5 november jl. op Saba met onder meer de Saba Business Association. Het kabinet blijft de situatie voor inwoners en ondernemingen in Caribisch Nederland nauwlettendheid in de gaten houden. Overigens is het steun- en herstelpakket er nadrukkelijk op gericht om dat perspectief te bieden.

De leden van de CDA-fractie haken in op de stelling dat er in de huidige en nieuwe realiteit van de arbeidsmarkt nog steeds bedrijven en sectoren op zoek zijn naar personeel, al dan niet op basis van nieuwe eisen aan de competenties van personeel en vragen daarvan voorbeelden te geven.

De Staatssecretaris van SZW geeft aan dat in het tweede tertaal (periode mei tot en met augustus) 2020 er nog steeds sprake was van een aanzienlijk aantal functies waarvoor wegens ontbreken van lokaal arbeidsaanbod op aanvraag van de werkgever een tewerkstellingsvergunning is verstrekt. Dit betreft voornamelijk de bouw (metselaar en timmerman), maar ook voor functies als kok, kapper en schilder waren er binnen deze periode, waarin de coronacrisis gaande was, werkgevers op zoek naar personeel.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de inventarisatie van kansrijke investeringsprojecten, met het oog op de additionele middelen voor investeringen die op korte termijn een impuls geven aan de economie van deze eilanden.

Er is een inventarisatie gemaakt van projecten met een totale omvang van 100 miljoen euro. Omdat er 16 miljoen euro beschikbaar is – op voorwaarde van 50% cofinanciering van de beleidsverantwoordelijke departementen – moeten er keuzes gemaakt worden. Het selecteren van de kansrijke investeringsprojecten doe ik samen met de andere bewindspersonen vanwege de benodigde cofinanciering. Besluitvorming vindt plaats in het voorjaar van 2021.

Aanvullend vragen de leden van de CDA-fractie of een vergelijkbare inventarisatie van kansrijke investeringsprojecten plaatsvindt met het oog op het Nationaal Groeifonds. Is het kabinet bereid kansrijke investeringsprojecten niet alleen te inventariseren, maar ook in de planfase te stimuleren?

In de inventarisatie van kansrijke investeringsprojecten zitten ook projecten die interessant kunnen zijn voor indiening bij het Nationaal Groeifonds. Ik ben bereid om kansrijke projecten in de planfase te stimuleren. Echter, het stimuleren van projecten in de planfase biedt geen zekerheid, omdat indiening niet automatisch ook tot financiering leidt; een onafhankelijke commissie zal de voorstellen beoordelen.

De leden van de CDA-fractie zouden graag willen weten hoe belangrijk de ontwikkeling van de situatie op Sint Maarten – economisch, qua volksgezondheid en politiek – is voor de situatie op Saba en Sint Eustatius? Waarbij ook gevraagd wordt of ik de zorg van deze leden deel ten aanzien van de ontwikkelingen op Sint Maarten zeker voor wat betreft de back-up van de (medische én economische) basisvoorzieningen op Saba en Sint Eustatius.

De ontwikkelingen op Sint Maarten kunnen invloed hebben op Saba en Sint Eustatius. Het kabinet monitort in samenwerking met de openbare lichamen of vitale processen in het gedrang komen door de gevolgen van de COVID-19 crisis, en indien dit het geval is, bekijkt het per situatie of bijstand nodig en mogelijk is.

D66-fractie

De leden van de D66-fractie constateren dat de ondergrens van 30 miljoen euro voor projectvoorstellen voor het Nationaal Groeifonds lastig bereikt kan worden, wat de toegankelijkheid van dit fonds belemmert, en dat onderschrijf ik. Wel kunnen voorstellen gepoold worden met een aantoonbare complementariteit en kan samengewerkt met projecten in Europees Nederland om aan het drempelbedrag van 30 miljoen euro te komen. In de inventarisatie naar kansrijke investeringsprojecten zijn enkele projecten gekenmerkt die interessant kunnen zijn voor indiening in het Nationaal Groeifonds.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie op welke wijze het Nationaal Groeifonds, Invest-NL en de nieuw op te richten Entiteit gezamenlijk kunnen optrekken.

De nieuw op te richten Entiteit richt zich op de landen en de uit te voeren landspakketten. De landen Curaçao, Sint Maarten en Aruba hebben geen toegang tot Invest-NL en het Nationaal Groeifonds. Invest-NL heeft een revolverend karakter en doet duurzame en innovatieve investeringen met een publiek belang die ten dienste staan van het verdienvermogen van Nederland. Het verschil is dat het Nationaal Groeifonds (project-) subsidies verstrekt en Invest-NL in private bedrijven investeert. Het Groeifonds en Invest-NL zitten daarmee in andere fases van de ontwikkeling van projecten en bedrijven en kunnen aanvullend zijn op elkaar.

In reactie op de vraag van de leden van de D66-fractie hoe de Staatssecretaris de situatie op de eilanden blijft monitoren en van welke instrumenten daarbij gebruik wordt gemaakt, zij opgemerkt dat de Haagse departementen in nauw contact staan met onder meer de wnd. Rijksvertegenwoordiger en het hoofd van de RCN-unit SZW (die verantwoordelijk is voor de uitvoering van onder meer de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN) en langs die weg signalen over relevante ontwikkelingen ontvangen. Bovendien zijn er contacten met vertegenwoordigers van de openbare lichamen en het bedrijfsleven (waaronder via de Centraal Dialogen), waarin de gevolgen van COVID-19 en de werking van de maatregelen bijzondere aandacht krijgen.

Op de aansluitende vraag van de leden van de fractie van D66 of de Staatssecretaris inzicht heeft in hoeveel procent van de hulpbehoevenden door de steun worden bereikt, kan de Staatssecretaris van SZW antwoorden dat het voor het voor het steunpakket als geheel (gezien de diversiteit ervan) moeilijk aan te geven is. In feite hebben alle burgers en bedrijven op enigerlei wijze baat bij de genomen maatregelen. Hierbij is te denken aan het tijdelijke nultarief voor de aansluitkosten energie en drinkwater en de verlaging van de abonnementskosten voor internet, waardoor iedereen, in positieve zin, wordt geraakt.

Uit de toepassing van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN kan het Ministerie van SZW afleiden dat ruim een derde van de beroepsbevolking direct of indirect subsidie ontvangt. Het kabinet beschikt niet over signalen dat hulpbehoevenden ten onrechte niet door de steun worden bereikt. Hierbij zij opgemerkt dat de openbare lichamen middelen voor aanvullend eilandelijk beleid tot hun beschikking hebben, dat zij naar eigen inzicht gericht op situaties van kwetsbare inwoners (of bedrijven) kunnen inzetten.

In reactie op de vraag van de leden van de D66-fractie hoe in verband met de grote informele economie ervoor wordt zorggedragen dat ook deze mensen in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien, zij allereerst opgemerkt door de Staatssecretaris van SZW dat van iedereen die van de regeling loonkosten en inkomensverlies gebruikmaakt de bereidheid mag worden verlangd om zich te conformeren aan de toepasselijke wetgeving, ook die op fiscaal terrein. Onverlet dit uitgangspunt levert de RCN-unit SZW bij de toepassing van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN waar mogelijk maatwerk. Eén van de subsidievoorwaarden is dat de zelfstandig ondernemer op of voor 13 maart 2020 was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Voor zover een ondernemer niet is ingeschreven – dit komt in de praktijk onder meer voor bij taxichauffeurs en vissers – kan hij of zij toch onder de regeling vallen onder voorwaarde dat aangifte wordt gedaan bij de Belastingdienst Caribisch Nederland.

Fractie GroenLinks

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het uitgangspunt van een met Europees Nederlandse vergelijkbare regeling met oog voor de Caribische context betekent dat er groepen en sectoren zijn die in Europees Nederland wél, maar in Caribisch Nederland niet voor steunmaatregelen in aanmerking zouden komen.

Mijn beeld is dat dit niet in algemene zin kan worden gesteld. Voor zover hiervan al sprake zou zijn, is er omgekeerd evenzeer sprake van verruiming. Zo geldt de regeling tegemoetkoming vaste lasten voor alle ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden (zoals omzetderving); in Europees Nederland gold deze regeling in de eerste openstelling alleen voor bepaalde sectoren (op basis van SBI-code). In de tweede openstelling (oktober t/m december 2020) is de regeling in Europees Nederland voor alle sectoren geopend.

Het kabinet deelt de bezorgdheid van de leden van de GroenLinks-fractie over werknemers in de toeristische sector. Tegelijkertijd zet het kabinet alles in het werk om werkgelegenheid te behouden. Naast de loondervingsregeling van de subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN van het Ministerie van SZW, is de inzet erop gericht om door middel van arbeidsbemiddeling werknemers waar nodig te begeleiden naar ander werk.

De vraag van de leden van de fractie van GroenLinks naar het gebruik van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN is in absolute aantallen vrij nauwkeurig te beantwoorden door de Staatssecretaris van SZW. Afhankelijk van het telmoment gaat het om circa 3400 werknemers in dienst van een werkgever, circa 1000 zelfstandigen en bijna 500 gewezen werknemers. Daarmee ontvangt ruim een derde van de beroepsbevolking direct of indirect subsidie.

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het klopt dat veel kleine werkgevers niet in aanmerking komen voor subsidies omdat de vaste lasten en/of omzeteis te laag zijn om in aanmerking te komen, en/of ze niet beschikken over een eigen kantoorlocatie? De Kamer van Koophandel geeft aan dat meer dan 40% van de totale actieve registraties een vestigingsadres op het privéadres hebben. Heeft dat gevolgen (gehad) voor de toekenning van subsidies en zo ja, wordt dit manco hersteld? Zijn er u meer van dit soort beperkingen bekend? In hoeverre is er afstemming tussen de diverse ministeries over de diverse regelingen die ook voor de BES-eilanden gelden? In hoeverre zijn er «meet- en evaluatiemomenten» afgesproken om na te gaan of de steunmaatregelen goed ingericht zijn op de specifieke situatie van de BES-eilanden? In hoeverre kan in deze specifieke situatie gekeken worden naar een oplossing om zoveel mogelijk ook micro-bedrijven te ondersteunen op de eilanden?

De Staatssecretaris van EZK geeft aan dat ook kleine werkgevers in aanmerking komen voor de tegemoetkoming in de vaste lasten, mits de onderneming aan de voorwaarden voldoet. Voor de tweede tegemoetkoming van het Ministerie van EZK (subsidieperiode juni tot en met september 2020) geldt geen eis aan minimale vaste lasten. Wel is het een vereiste dat ondernemingen een omzetverlies van ten minste 30% hebben geleden. Een zeer klein deel van de aanvragen is op deze grond afgewezen. Van de 613, op het moment van schrijven, ontvangen aanvragen waarop een besluit is genomen, zijn er 19 afgewezen vanwege onvoldoende omzetverlies, en 6 omdat het subsidiebedrag niet boven de ondergrens van de tegemoetkoming van USD 500 over vier maanden uitkwam.

Het niet beschikken over een kantoorlocatie is in beginsel geen reden tot afwijzing van de tegemoetkoming in de vaste lasten. De onderneming mag op hetzelfde adres als het privéadres van de ondernemer gevestigd zijn, mits de onderneming afgescheiden is van de woonruimte en een eigen ingang heeft. Een onderneming kan ook als «ambulante onderneming» worden aangemerkt. In de regeling wordt ervan uitgegaan dat een ambulante onderneming aanzienlijke doorlopende hoge vaste lasten heeft in verband met de bedrijfsmiddelen die cruciaal zijn voor de bedrijfsvoering, zoals een onderneming met een fysieke vestiging die ook heeft. Voorbeelden hiervan zijn een taxi of een foodtruck. Deze bedrijven komen in aanmerking voor de EZK-regeling. Het ontbreken van een eigen kantoorlocatie hoeft dus geen gevolgen te hebben voor de aanvraag van de tegemoetkoming in de vaste lasten door het Ministerie van EZK. Dit geldt ook voor de vervolgregeling, deze is op dezelfde manier opgebouwd.

Als de ondernemer voldoet aan alle voorwaarden, kunnen ook een heel klein bedrijf of eenmanszaken een aanvraag indienen voor deze tegemoetkoming. Daarnaast kan een zelfstandig ondernemer die vanwege de coronamaatregelen minder inkomen heeft, mits deze aan alle voorwaarden voldoet, via het Ministerie van SZW een aanvraag doen voor tijdelijke ondersteuning.

Afstemming tussen de diverse ministeries over de diverse regelingen is geborgd. De invulling van het steunpakket is onderdeel van interdepartementaal overleg en van besluitvorming op het niveau van het kabinet. De samenhangende afweging komt bovendien tot uitdrukking in de brede inhoud van de Kamerbrieven over het noodpakket, zoals laatstelijk de Kamerbrief van 16 oktober 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 150).

De «meet- en evaluatiemomenten» om na te gaan of de steunmaatregelen goed ingericht zijn op de specifieke situatie van de eilanden, waar de leden van de GroenLinks-fractie naar vragen, zijn er. Het kabinet houdt voortdurend de vinger aan de pols, zoals reeds vermeld in de beantwoording van de vraag van de leden van de fractie van D66 over de monitoring.

Voorts vragen de leden van de fractie van GroenLinks of voldoende rekening wordt gehouden met de lokale Caribische omstandigheden, gezien de hoge kosten van levensonderhoud en zakendoen. Tevens vragen zij naar de economische ontwikkeling en eventuele steunverlening in de verdere toekomst omdat verwacht wordt dat het toerisme tot medio 2025 achterblijft.

Bij het maken van stimuleringsregelingen wordt altijd rekening gehouden met de lokale Caribische omstandigheden, zoals de afhankelijkheid van het toerisme en de kleinschaligheid van de economieën. Zo zijn de Beleidsregel tegemoetkoming getroffen ondernemers COVID-19 BES (TOGS BES) en de Regeling subsidie financiering vaste lasten getroffen ondernemingen Covid-19 BES (TVL BES) door het Ministerie van EZK opgesteld in nauwe samenspraak met de RCN-unit SZW, die de regeling uitvoert, en de Kamer van Koophandel Bonaire. Uitkomst hiervan is dat de regeling in Caribisch Nederland veel eenvoudiger is opgezet (geen SBI-codes, papieren indiening, eenvoudig aanvraagformulier, en de optie voor een lagere tegemoetkoming voor kleine ondernemers in de TOGS BES). Ook voor de regeling die vanaf 1 oktober voor Caribisch Nederland geldt, wordt goed gekeken naar de specifieke, lokale omstandigheden. In het voorjaar van 2021 wordt bezien of er na de looptijd van het huidige steun- en herstelpakket (1 juli 2021) verlenging nodig is. Dit gebeurt tegelijkertijd met Europees Nederland. Op de eilanden wordt op het gebied van (afhankelijkheid van) toerisme bovendien het belang van duurzaam toerisme en de diversifiëring van de economie gestimuleerd. Het Ministerie van EZK biedt daarbij waar nodig ondersteuning door mee te denken en te faciliteren.

De vraagstelling van de leden van de fractie van GroenLinks met betrekking tot de precieze gevolgen voor gewezen werknemers van het «anticiperen op een nieuwe sociaaleconomische werkelijkheid», is velerlei.

Op de vraag voor hoeveel werknemers naar verwachting de komende maanden een ontslagvergunning zal kunnen worden verleend, is volgens de Staatssecretaris van SZW op dit moment geen antwoord te geven. Het initiatief voor het aanvragen van een ontslagvergunning ligt bij werkgevers en het is niet te voorspellen in hoeverre werkgevers de komende periode op grond van bedrijfseconomische omstandigheden gedwongen zullen zijn om een ontslagvergunning aan te vragen. In de eerste maand na het opheffen van de beperking op het verlenen van een ontslagvergunning is (nog) geen oplopend aantal ontslagaanvragen waargenomen.

In antwoord op de vraag op welke sociale voorzieningen ontslagen werknemers kunnen rekenen, geeft de Staatssecretaris van SZW aan dat zij in de eerste plaats gewezen op de Cessantiawet BES. De Cessantiawet BES legt de werkgever de verplichting op om bij gedwongen ontslag de gewezen werknemer een eenmalig bedrag uit te keren, waarvan de hoogte afhankelijk is van het laatstverdiende loon en de duur van het dienstverband. Bovendien voorziet de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN in een subsidie voor de gewezen werknemer die in verband met de coronacrisis geen dienstverband meer heeft. De hoogte van deze subsidie is 80% van het laatstverdiende dagloon (gemaximeerd). Op grond van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN zoals die per 13 oktober 2020 is gewijzigd, is de duur van deze subsidie gelimiteerd tot een periode van drie maanden. Aansluitend kan een beroep op de onderstand worden gedaan, mits betrokkene aan de voorwaarden van deze regeling voldoet.

De vraag van de leden naar de concrete arbeidsmarktperspectieven voor de ontslagen werknemers, laat zich in zoverre moeilijk beantwoorden door de Staatssecretaris van SZW, dat het perspectief op de arbeidsmarkt uiteraard sterk afhangt van de individuele situatie, zoals ten aanzien van werkervaring en competenties. Aannemelijk is wel dat door de coronacrisis het aantal vacatures afneemt, wat het arbeidsmarktperspectief van werkzoekenden negatief beïnvloedt. Deze constatering is voor het kabinet aanleiding geweest om extra middelen vrij te maken voor een gerichte inzet op dienstverlening in verband met arbeidsbemiddeling.

De leden van de GroenLinks stellen vragen in verband met de bevoorrechte rechtspositie naar bedragen en naar verblijfsduur van de gewezen werknemer in het kader van de Tijdelijke subsidieregeling loonkosten en inkomensverlies CN.

De Staatssecretaris van SZW kan hierop antwoorden dat het positieve verschil de subsidie betreft ter hoogte van 80% van het gemaximeerde dagloon; die vanaf 1 januari 2021 gemaximeerd is op een periode van drie maanden. Tijdelijke subsidie is gerechtvaardigd met het oog op het bijzondere karakter van de coronacrisis. Ongeacht de eventuele consequentie van een noodzakelijk beroep op onderstand en de op dit moment verminderde kansen op de arbeidsmarkt, moet deze maatregel echter wel tijdelijk zijn. Het aanmerkelijke verschil in beschermingsniveau ten opzichte van werknemers die om andere bedrijfseconomische redenen dan de coronacrisis hun baan verliezen, is naar het oordeel van het kabinet niet langdurig te rechtvaardigen.

Naar boven