Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2020
1. Inleiding
Met ingang van 1 oktober 2020 is de NOW-3 van kracht. Middels deze brief informeer
ik uw Kamer over de gevolgen hiervan voor de openstelling van het vaststellingsloket
van NOW-2. Daarnaast geef ik in deze brief een toelichting op het terug- en invorderbeleid
dat in overleg met UWV is afgesproken in het kader van de subsidievaststelling NOW-1.
2. Openstelling vaststellingsloket NOW-2
Vanaf het begin van de COVID-19-crisis wordt er een uitzonderlijke prestatie geleverd
door UWV, waar ik ze zeer erkentelijk voor ben. Met de invoering van de NOW-3 wordt
de druk op UWV niet minder. Op dit moment wordt door hen uitvoering gegeven aan verschillende
processen zoals: vaststelling van NOW-1 (sinds 7 oktober j.l.) en de subsidieverlening
en bezwaarprocedures van NOW-2.
Daarnaast worden voorbereidingen getroffen voor de openstelling van het aanvraagloket
NOW-3 (3e tranche) per 16 november aanstaande. De openstelling voor de 4e tranche staat vooralsnog gepland op 15 februari 2021 en voor de 5e tranche op 17 mei 20211.
Er komt dus veel werk op UWV af waarbij uitvoering wordt gegeven aan meerdere regelingen
tegelijkertijd, wat de complexiteit vergroot. UWV heeft aangegeven daarom niet het
loket voor vaststelling van de NOW-2 te kunnen openen op 15 november 2020. Ik acht
het van groot belang dat UWV als uitvoeringsorganisatie standhoudt onder de enorme
werkvoorraad en ik vind het van belang dat de uitvoering correct en begrijpelijk is
voor werkgevers. Ik heb daarom ingestemd met een verschuiving van de openstelling
van het vaststellingsloket NOW-2 van 15 november 2020 naar 15 april 2021.
Hoewel noodzakelijk, begrijp ik dat dit besluit voor sommige bedrijven vervelend is.
Zij hebben belang bij duidelijkheid en eventuele uitbetaling van het resterende subsidiebedrag.
Bedrijven die nog altijd in zwaar weer zitten kunnen gelukkig vanaf 16 november een
beroep doen op de NOW-3.
3. Ondergrens bij invorderingen
In de Kamerbrief2 van 30 september jl. informeerde ik u over het terugvorderingsbeleid dat UWV hanteert
bij de vaststelling van NOW-1. In aanvulling hierop breng ik u op de hoogte dat bij
invorderingen een ondergrens van € 500 wordt gehanteerd.
Het algemeen belang afwegende tegen de hoeveelheid werk die het invorderen met zich
meebrengt, is besloten tot de genoemde ondergrens van € 500. Dit betekent dat de werkgever
bij een invordering beneden dit bedrag wel een terugvorderingsbeschikking ontvangt,
maar dat er niet wordt overgegaan tot invordering. De werkgever hoeft bij een te hoog
verleende subsidie tot € 500 dan ook niets terug te betalen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees