35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 106 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2020

Met deze brief geef ik invulling aan drie aan mij gedane verzoeken van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. Ten eerste het verzoek om uw Kamer te informeren over de huidige stand van zaken met betrekking tot de concept-Rijkswet Caribische hervormingsentiteit. Tevens beantwoord ik in deze brief de Kamervragen van de leden Diertens (D66) en Kuiken (PvdA), waarmee ik invulling geef aan een tweede verzoek van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties. Daarbij maak ik van de gelegenheid gebruik om middels deze brief uw Kamer te informeren over de huidige stand van zaken per land, waarbij ik uw Kamer tevens voorzie van een kort reisverslag van mijn bezoek aan Curaçao en Bonaire. Aan het derde verzoek van de Kamercommissie, namelijk om adviezen van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) te delen met uw Kamer, kan ik niet voldoen. De adviezen van het C(A)ft dienen ter ondersteuning van beraadslaging in de Rijksministerraad en hier rust geheimhoudingsplicht op. In mijn brief van 10 juli 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 96), waarin ik u informeerde over de uitkomsten van de besprekingen in de RMR van 10 juli, heb ik u deze adviezen bij uitzondering wel doen toekomen, omdat de aard en omstandigheden van beraadslaging in de Rijksministerraad op dat moment de bekendmaking van de adviezen van het C(A)ft vorderden. Dat is nu niet het geval.

Stand van zaken concept-Rijkswet Caribische hervormingsentiteit

Graag informeer ik u over de actuele stand van zaken rond de concept-Rijkswet Caribische hervormingsentiteit. Met deze update beantwoord ik tevens de vragen van de leden Diertens (D66) en Kuiken (PvdA) over voorwaarden van noodsteun en de brief aan de Kamercommissie KR (11 augustus 2020) over het ontwerp consensus rijkswet houdende regels omtrent de instelling van de Caribische hervormingsentiteit (CHE) in Aruba, Curaçao en Sint Maarten (2020Z15229).

Staatsrechtelijke impact voorstel rijkswet op Aruba, Curaçao en Sint Maarten

In de afgelopen periode zijn van verschillende kanten zorgen geuit over de staatsrechtelijke impact van het voorliggende voorstel van rijkswet op de landen. In nieuwscommentaren, adviezen van de Raden van Advies en door uw Kamer zelf zijn vraagtekens geplaatst bij de proportionaliteit van het voorstel en de mate waarin dit zich verhoudt tot de lokale, door het Statuut geborgde democratie en autonomie. Deze zorgen en vraagtekens komen voor mij niet onverwachts. De regeling die in het rijkswetsvoorstel is vervat, getuigt in meerdere opzichten van een onorthodoxe aanpak. Daar is het kabinet zich bij het opstellen van het voorstel steeds terdege van bewust geweest. Het was voor alle betrokkenen echter ook helder dat de gebaande paden van samenwerking en bijstand ongeschikt zijn om de enorme uitdaging het hoofd te bieden waarvoor de Caribische landen zich thans als gevolg van een combinatie van nalatig bestuur sinds 10-10-10 en de Coronacrisis gesteld zien. Deze uitdaging vraagt zo spoedig mogelijk om een solide juridisch fundament, dat enerzijds de bevolkingen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten toekomstperspectief biedt en anderzijds Nederland vertrouwen geeft in een geslaagde besteding van de verstrekte financiële steun.

«Onorthodox» wil niet zeggen dat met het voorstel staatsrechtelijke grenzen worden overschreden. Het Statuut voor het Koninkrijk laat de landen zowel in procedureel, als in materieel opzicht veel ruimte bij het vervaardigen van regelingen om landsoverstijgende vraagstukken te adresseren. Die ruimte wordt in dit voorstel benut. Nederland verzoekt de Caribische landen in te stemmen met de instelling van een Nederlandse ZBO die hen, onafhankelijk van de Nederlandse regering, ondersteunt en monitort, zonder daarbij formele bevoegdheden over te nemen die bij de organen van de landen berusten. Dit geldt ook voor het budgetrecht van de Staten. Dat blijft na inwerkingtreding van de rijkswet, evenals andere parlementaire rechten op het gebied van bestuur en regelgeving, intact. Mochten de Staten van een land om welke reden dan ook niet bereid zijn om in te stemmen met een bepaalde hervorming of de financiering hiervan vanuit de eigen begroting, dan kunnen zij deze tegenhouden. Consequentie daarvan kan wel zijn dat de entiteit of het Nederlandse kabinet geheel of gedeeltelijk stopt met de verstrekking van financiële steun. Dat zou geen inperking van de Caribische democratie zijn, maar juist samenhangen met de aanwezigheid van een democratisch stelsel aan Nederlandse zijde.

Naar het oordeel van het kabinet vormt de instelling van de Caribische hervormingsentiteit ook geen schending op de autonomie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Autonomie is een begrip met een brede betekenis. Het omvat onder andere het hierboven genoemde beginsel van democratie. Maar het houdt ook in dat de landen zelf hun eigen aangelegenheden behartigen. De landen kunnen hun autonomie nu niet dragen. Nederland wil de landen helpen om die autonomie weer ten volle te kunnen dragen. De entiteit zal zich, als de rijkswet in werking treedt, gaan bezighouden met deze aangelegenheden. Dit zou de indruk kunnen wekken dat de rijkswet hiermee de autonomie van de landen schendt. Zulks is echter niet het geval. Het is niet ongebruikelijk dat in een consensusrijkwet taken worden toebedeeld aan andere organen dan landsorganen. Denk aan de Rijkswet financieel toezicht, waarin het Cft en de Koninkrijksregering ten aanzien van Curaçao en Sint Maarten bevoegdheden worden verleend op het terrein van financieel bestuur, een landsaangelegenheid. Daarmee wordt de autonomie van deze landen op dit terrein beperkt, maar niet geschonden. Dat is een wezenlijk onderscheid.

In het geval van het voorstel van Rijkswet Caribische hervormingsentiteit moet hierbij nog bedacht worden dat de wet een expliciet tijdelijk karakter heeft. Zes jaar na inwerkingtreding vervalt zij automatisch, tenzij landen in onderlinge overeenstemming ervoor kiezen de regeling te verlengen. Hiermee beantwoordt het voorstel aan een ander belangrijk juridisch beginsel: dat van proportionaliteit. Een beperking van de autonomie van een land binnen het Koninkrijk moet in verhouding staan tot het doel dat ermee wordt nagestreefd. Volgens het Nederlandse kabinet kunnen de Caribische landen de huidige crisis en haar onderliggende verschijnselen niet te boven komen zonder een meerjarige, gezamenlijke inspanning, die strak en gelaagd aan de voorkant is ingekaderd en waarin Nederland actief participeert. Voor die inspanning is tijd nodig, maar zij moet ook een duidelijke horizon kennen. De inzet van deze hele onderneming is immers dat Aruba, Curaçao en Sint Maarten tegen het jaar 2027 een fundament hebben gelegd waarop hun constitutionele autonomie optimaal kan gedijen.

Betekenis consensusvereiste en advisering Raad van State van het Koninkrijk

In de vragen die uw Kamer aan mij heeft gericht wordt voorts nog geïnformeerd wat naar mijn mening de inhoud van het consensus-vereiste is dat voor een rijkswet op grond van artikel 38 Statuut noodzakelijk is, gelet op de hierboven besproken beginselen. In dit verband verwijs ik graag naar mijn beantwoording van de vragen die ik op 27 augustus naar uw Kamer heb verzonden (Kamerstuk 35 420, nr. 102). Hierin heb ik uiteengezet dat het Statuut geen speciaal proces of protocol voorschrijft dat moet worden gevolgd bij consensusrijkswetgeving, behalve dat de aan zulke wetgeving deelnemende landen hun instemming dienen te verlenen hieraan. Idealiter gaat aan de totstandkoming van een voorstel – zoals in het verleden wel is gebeurd – een uitgebreid gezamenlijk redactie- en onderhandelingstraject vooraf. Daartoe ontbrak in casu echter de tijd. Daar komt bij dat de inzet in de ontwerpfase ook niet is geweest om direct een gezamenlijk gedragen product op te leveren. Die inzet was om een juridische constructie te ontwerpen waarmee – gelet op ervaringen uit het verleden – de benodigde hervormingen en investeringen op een doeltreffende en verantwoorde manier kunnen worden uitgevoerd. Uiteindelijk moet dat het doel zijn.

Artikel 38 lid 2 Statuut vormt het middel om dit doel te bereiken. Uiteraard staat hierbij overeind dat de landen niet tegen hun zin gedwongen kunnen worden zich aan het voorstel te verbinden. Dit instemmingsvereiste kan zich op verschillende momenten in het wetgevingsproces manifesteren. Nu instemmen met het besluit om het voorstel voor advies naar de Raad van State van het Koninkrijk te verzenden betekent dan ook niet dat de landen hieraan vastzitten. Daarom zie ik ook weinig in de suggestie om, voorafgaande aan deze besluitvorming, de Raad van State van het Koninkrijk om voorlichting te vragen. Dat levert extra vertraging op en voegt bovendien niet per se wat toe aan de reguliere adviesgang. Nadat de Raad van State van het Koninkrijk advies uitbrengt, breekt weer een nieuw moment aan waarop er consensus moet zijn; namelijk bij het opstellen van het nader rapport. Om zeker te stellen dat de Raad reflecteert op bepaalde vragen ten aanzien van het voorstel, ben ik met uw Kamer eens dat het kan helpen om deze vragen te incorporeren in de adviesaanvraag. Daartoe had ik reeds besloten, naar aanleiding van gesprekken over het voorstel met een van de landen.

Gelet op de urgente situatie in de landen spreekt het voor zich dat ik bereid ben het advies van de Raad van State van het Koninkrijk over het voorstel, na ontvangst, zo snel mogelijk in de Rijksministerraad voor te leggen. Als gezegd zal eerst echter in overleg met de deelnemende landen een nader rapport moeten worden opgesteld.

Aard en doelstellingen van de geboden ondersteuning

Ik deel de mening dat de nood op sommige fronten zo hoog is dat niet gewacht kan worden met het verstrekken van directe hulp. Het kabinet heeft daarom inmiddels circa 41 mln. euro vrijgemaakt voor voedselhulp aan de Caribische landen. Deze hulp wordt, via inzet van het Rode Kruis en lokale hulporganisaties, direct en onvoorwaardelijk verstrekt aan de meest kwetsbare inwoners. Op ook medisch terrein wordt ondersteuning geleverd. Het aantal besmettingen met covid-19 neemt in de Caribische delen van het Koninkrijk in rap tempo toe en is op sommige eilanden zorgelijk, VWS levert bijstand en monitort constant de situatie. De bijstand wisselt per eiland, maar richt zich op het versterken van de covid-19 zorg door: inzet van extra IC personeel, leveren persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM), testcapaciteit, versterken van diensten publieke gezondheid om onder andere bron- en contactonderzoek uit te voeren.

De mening dat de aan liquiditeitssteun verbonden voorwaarden zouden leiden tot een grotere sociale en economische ongelijkheid in het Koninkrijk deel ik niet. De hervormingen beogen die ongelijkheid juist weg te nemen en te zorgen voor een sociale en economische impuls. Daarnaast moeten deze hervormingen ertoe leiden dat de landen hun eigen autonomie echt kunnen dragen. Uiteraard zal in de uitwerking van de landspakketten goed gekeken moeten worden naar samenhang en volgtijdelijkheid van de genoemde hervormingen. Dit zal tot uitdrukking komen in de uitvoeringsagenda’s en plannen van aanpak, die samen met de Caribische landen opgesteld zullen worden. Daarbij zal ruimte zijn voor maatwerk per land.

De Rijkswet biedt mogelijkheden om de hervormingen in de landspakketten gericht te ondersteunen middels projecten, investeringen of anderszins. Hier kunnen ook initiatieven onder vallen die tot doel hebben de economische bedrijvigheid te stimuleren. Er is op dit moment niet voorzien in de instelling van een specifieke Garantie Ondernemingsfinanciering regeling (GO-regeling) voor de landen, zoals deze nu wel beschikbaar is voor de BES-eilanden. Nut en noodzaak van een dergelijke regeling kan verder verkend worden in de bredere context van benodigde hervormingen en investeringen op economisch terrein.

Uw Kamer informeert naar de bereidheid om een bepaald percentage van de begrotingssteun vast te stellen als donatie. Van belang is allereerst is dat de meest kwetsbaren niet in de kou blijven staan. De noodzakelijke humanitaire hulp verleent Nederland onvoorwaardelijk en in de vorm van een gift. Daarnaast is belangrijk dat de landen financieel ondersteund worden, zodat zij aan hun verplichtingen kunnen blijven voldoen, en tegelijkertijd hun economieën hervormd worden en belastingen geïnd worden, zodat een duurzaam effect gegenereerd kan worden en de landen weerbaarder worden. Pas dan kan bezien worden wat de effecten daarvan zijn op de schuldenposities van de landen.

Relatie tussen de Caribische hervormingsentiteit en C(A)ft

Tot slot is de vraag gesteld wat de relatie tussen de Caribische hervormingsentiteit en het C(A)ft zal zijn. Zou het geen aanbeveling verdienen om de beoogde taken van de entiteit neer te leggen bij het C(A)ft door middel van een wijziging van de Rijkswet financieel toezicht en de Landsverordening Aruba financieel toezicht? Die laatste vraag moet ik ontkennend beantwoorden. Het voorstel van rijkswet voorziet in een gevarieerd en veelomvattend takenpakket. Daar is het C(A)ft niet op toegerust en, belangrijker nog, het zou een goede uitoefening van zijn reeds bestaande taken in de weg kunnen zitten. Dat neemt niet weg dat het C(A)ft binnen het stelsel dat met het voorstel wordt opgetuigd een belangrijke rol speelt, bijvoorbeeld in de informatievoorziening over de financiële positie van de landen. Ook deelt het voorstel het C(A)ft nieuwe bevoegdheden toe, in het bijzonder de uitoefening van verscherpt financieel toezicht, mocht de entiteit hiertoe de Rijksministerraad adviseren. Een goede samenwerking tussen de entiteit en het C(A)ft is daarom van evident belang. Teneinde deze samenwerking te faciliteren, verplicht het voorstel beide instanties een samenwerkingsprotocol te sluiten.

Stand van zaken Aruba

De drie Caribische landen van het Koninkrijk stemden op 10 juli 2020 niet in met het voorstel dat voorlag in de Rijksministerraad. Aruba was het enige land dat nog dezelfde dag bij monde van Minister-President Wever-Croes liet weten op basis van dit voorstel wel het gesprek aan te willen gaan met Nederland, gericht op het bereiken van overeenstemming op korte termijn. Daarop is een intensief ambtelijk contact op gang gekomen over modaliteiten van de consensus Rijkswet, de wettelijke verankering van het financieel toezicht en het landspakket gericht op Aruba. Lopende dit traject heb ik regelmatig contact gehad met Minister-President Wever-Croes. Ondanks de inspanningen aan beide kanten van de oceaan is dit overleg, hoewel in een gevorderd stadium, nog niet afgerond. Het is mij daarom niet mogelijk op dit moment uw Kamer gedetailleerd te informeren.

Stand van zaken Sint Maarten

In de maanden na de Rijksministerraad op 10 juli 2020 is er vanuit Sint Maarten geen reactie gekomen waaruit blijkt dat er politieke steun is voor dit voorstel. Wel heeft Sint Maarten een tegenvoorstel gedaan voor de voorgestelde Consensusrijkswet, wat aan de orde is geweest tijdens de Rijksministerraad van 14 augustus. Het uitgangspunt blijft echter het pakket zoals dat voorlag tijdens de Rijksministerraad van 10 juli jl. Dit is een weloverwogen pakket, wat tot stand is gekomen met betrokkenheid van verschillende Nederlandse departementen, en zolang Sint Maarten niet instemt met de kern van dit pakket, zal een vruchtbaar gesprek niet mogelijk zijn. Daarbij komt dat tijdens de Rijksministerraad van 14 augustus bleek dat het Cft wederom niet heeft kunnen vaststellen dat Sint Maarten aan de voorwaarden bij de tweede tranche liquiditeitssteun heeft voldaan. Daarom is door de Rijksministerraad besloten om nog geen gesprekken te starten met Sint Maarten over de verstrekking van een derde tranche liquiditeitssteun. Mocht Sint Maarten dit gesprek alsnog willen voeren, dan zal het land eerst via het Cft aan de Rijksministerraad moeten aantonen dat alsnog is voldaan aan alle gestelde voorwaarden voor de tweede en de derde tranche.

Stand van zaken en reisverslag Curaçao

Op 2 en 3 september bracht ik een werkbezoek aan Curaçao. Graag had ik ook een bezoek gebracht aan de overige (ei)landen, echter was dit vanwege de geldende reisbeperkingen niet mogelijk. Het werkbezoek aan Curaçao stond in het licht van de sociaaleconomische gevolgen van de Covid-19 crisis. Het programma dat ik volgde, had voornamelijk tot doel om ook uit eigen waarneming de effecten van de crisis te kennen en om in contacten met inwoners, bedrijven en maatschappelijk middenveld te horen wat er speelt en de Nederlandse inzet toe te lichten. Die inzet is erop gericht om samen met Curaçao het weerstandsvermogen te vergroten waarmee het land de autonomie beter kan dragen. Daarvoor is het noodzakelijk dat nu werkelijk de al langere tijd benodigde hervormingen worden doorgevoerd. Tegelijkertijd zet Nederland onverminderd in op humanitaire hulpverleningen en ondersteuning op medisch terrein.

Tijdens mijn bezoek heb ik gesproken met de bisschop van het bisdom Willemstad. Daarbij heb ik mijn waardering uitgesproken voor de inzet van de Kerk om kwetsbare groepen in de samenleving te ondersteunen. Die noodzaak tot ondersteunen bleek ook uit het bezoek dat ik bracht aan de voedselbank Santa Rosa en in gesprek met het Rode Kruis. Onder coördinatie van het Rode Kruis worden door diverse NGO’s voedselpakketten en -vouchers verstrekt. Circa 20% van de bevolking van Curaçao is inmiddels afhankelijk van die ondersteuning. Ik ben onder de indruk van het werk van al die organisaties en vrijwilligers die de voedselhulp mogelijk maken. Ook bracht ik diverse wijkbezoeken waarbij ik met inwoners die zijn aangewezen op voedselhulp sprak. Dit waren stuk voor stuk indrukwekkende gesprekken. Daarbij heb ik helaas schrijnende armoede moeten constateren. De ernst van de problemen bleek mij ook uit gesprekken met stakeholders uit het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld. Die gesprekken sterkte mij in de gedachte dat de kracht die in de samenleving van Curaçao aanwezig is het mogelijk moet maken te werken aan een betere toekomst van Curaçao. Een toekomst waarbij aan de autonomie daadwerkelijk invulling gegeven kan worden. Daarvoor is het noodzakelijk de goede randvoorwaarden te creëren. Dat er ook investeringen mogelijk zijn die werkgelegenheid creëren bleek mij uit het bezoek dat ik bracht aan het Corendon Mangrove resort, dat recent is geopend.

Tijdens mijn bezoek heb ik ook petities van de vakbonden in ontvangst genomen. De vakbonden zijn tegen kortingen op de arbeidsvoorwaarden en wensen geen inmenging in de autonomie van het land. In het contact met de vakbonden heb ik aangegeven dat iedereen waar mogelijk een steentje moet bijdragen en dat de werkenden solidariteit zouden moeten hebben met de velen die nu zonder werk zitten. Ook heb ik benadrukt dat juist door de aangeboden hand vanuit Nederland om samen met Curaçao de noodzakelijke hervorming door te voeren Curaçao beter in staat zal zijn de eigen autonomie te dragen. Tijdens de vele mediacontacten die ik had, heb ik de inzet van Nederland toegelicht, vele vragen die er leven beantwoord en mijn indrukken van de diverse gesprekken en bezoeken gedeeld.

Zoals gebruikelijk heb ik ook de Gouverneur bezocht. Zij heeft mij geïnformeerd over de situatie op Curaçao. In vervolg op mijn eerdere contacten heb ik ook gesproken met Minister-President Rhuggenaath en heb ik gesproken met de Minister van Economische Ontwikkeling Martina. In die gesprekken zijn we nader ingegaan op het onverplichte aanbod dat Nederland heeft gedaan en dat op tafel lag in de Rijksministerraad van 10 juli jongstleden. Uit deze gesprekken bleek mij dat de regering van Curaçao thans nog geen ja kan zeggen op het aanbod van Nederland en dat de gesprekken (ook ambtelijk) worden vervolgd binnen de kaders die voorlagen in de Rijksministerraad van 10 juli.

Reisverslag Bonaire

Bonaire bezocht ik van 30 augustus tot en met 1 september. Dit bezoek stond in het teken van de voortgang van het Bestuursakkoord, de effecten van de Covid-19 crisis (medisch en economisch) en de ontwikkelingen op het terrein van toerisme (natuur en blue destination).

Ik heb gesproken met de individuele leden van het bestuurscollege alsmede met het voltallige bestuurscollege in het bijzonder over de voortgang van het bestuursakkoord. Hoewel op onderdelen voortgang wordt geboekt, zoals op het terrein van de sociale woningbouw en Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV), vertraagt de uitvoering van het bestuursakkoord. Ik ben onverminderd optimistisch over de mogelijkheden van het bestuursakkoord, maar ik ben niet tevreden met het tempo waarmee het wordt uitgevoerd. In ieder geval dient de grootste spoed betracht te worden bij het op orde krijgen van het ondersteunend ambtelijk apparaat, de functies van bijvoorbeeld eilandsecretaris en andere sleutelposities zijn essentieel voor de versterking van de bestuurskracht. Ook de voortgang op het financieel beheer is onvoldoende en dient met kracht opgepakt te worden. In dat kader heb ik met het bestuurscollege afgesproken om het Plan van Aanpak in het kader van een goedkeurende accountantsverklaring, zo snel mogelijk in uitvoering te brengen. Ik zal tevens het College financieel toezicht BES vragen om mij hierover regelmatig te informeren. Hoewel middelen beschikbaar zijn, is de voortgang op het gebied van het verbeteren van de wegen onvoldoende. Tijdens mijn bezoek heb ik een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeenten Alphen aan de Rijn, de gemeente Rotterdam, het openbaar lichaam Bonaire en het Rijk getekend. Daarmee wordt de al bestaande samenwerking bestendigd en de ondersteuning op onder meer het wegenherstel voortgezet. Het komt nu aan op het daadkrachtig uitvoeren van de diverse wegenprojecten die op stapel staan. Ook heb ik gesproken over de samenwerking tussen het openbaar lichaam Bonaire en het Rijk op het sociale domein en andere onderwerpen uit het bestuursakkoord. Over de voortgang van het bestuursakkoord heb ik ook gesproken met de programmamanager. Het bestuurscollege en de programmamanager delen mijn conclusie dat de voortgang onvoldoende is. Mij is door het bestuurscollege toegezegd de inzet en sturing op de voortgang te verbeteren en waar nodig de steunende hand te vragen.

Tijdens mijn bezoek heb ik ook gesproken met de fracties MPB en UPB uit de eilandsraad. De vrijdag vóór mijn bezoek heb ik gesproken met de fractievoorzitter van de DP. Over de relatie met de overheid en de ontwikkelingen op Bonaire heb ik ook gesproken met tien jonge Bonairianen.

De gesprekken in het kader van effecten van de Covid-19 crisis heb ik gevoerd met medewerkers van de voedselbank, publieke gezondheidszorg, maatschappelijke zaken en het bestuur van het ziekenhuis Fundashon Mariadal. Daarbij heb ik mijn waardering uitgesproken voor de inzet van alle betrokkenen. Ook heb ik in het kader van de economie gesprekken gevoerd met ondernemers en de Kamer van Koophandel. Deze gesprekken stonden veelal in het teken van de ideeën om de economie weer «vlot te trekken» en de steunmaatregelen. Uit die gesprekken blijkt mij dat de ondernemers de steun die zij ontvangen zeer waarderen, maar zich gelijktijdig zorgen maken over de toekomst. Dankzij de steun vanuit Nederland kunnen de ergste klappen worden opgevangen. Duidelijk is ook er de komende tijd blijvend inzet nodig is in relatie tot de impact van de Covid-19 crisis en de economische en sociale gevolgen daarvan voor het eiland. Gelijktijdig biedt deze crisis de kans en noodzaak aan het bestuur van Bonaire om keuzes voor de toekomst te maken.

Een belangrijk onderwerp voor de toekomst van Bonaire is natuurbehoud. Ik heb gesproken over de invulling van het concept Blue Destination en de kansen die dat biedt voor een duurzame ontwikkeling van – het toerisme op – Bonaire. Dat vraagt wel keuzes en besluiten door het openbaar lichaam, bijvoorbeeld hoe om te gaan met de ongestructureerde groei van het aantal inwoners en welk soort toerisme op Bonaire wenselijk is. In het kader van natuurbehoud en het beheer van loslopend vee heb ik gesproken met de nieuwe manager van Stinapa. Er zijn signalen dat door het (sterk) verminderde (cruise-)toerisme het onderwaterleven zich positief ontwikkelt. Zo zijn er bijvoorbeeld meer en grotere vissen te zien. Over de impact van het verminderde toerisme op de waterkwaliteit is geen uitspraak te doen. Stinapa zoekt naar mogelijkheden om structureel de kwaliteit van het water te kunnen meten, ook om daarmee de effecten van erosie meetbaar te maken. Erosie die overigens verminderd kan worden door een betere afwatering en opvang van regenwater, wat ook benut kan worden voor de landbouw. Ook een beter beheer van loslopende geiten en ezels draagt bij aan het tegengaan van erosie. Zo heb ik over de ezelstand gesproken met de beheerder van de Donkey Sanctuary Bonaire. Dit alles vraagt wel keuzes en besluiten door het eilandbestuur. Ik ben ervan overtuigd dat er met goede keuzes een duurzame toekomst voor Bonaire in het verschiet ligt.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven