35 394 Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief)

C VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 10 oktober 2022

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding:

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel verbetering regeling loonkostensubsidie en andere wijzigingen ter uitvoering van het breed offensief om arbeidsbeperkten aan werk te helpen. Zij hebben hierover enkele vragen aan de regering.

De leden van de CDA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het reeds vier jaar geleden aangekondigde wetsvoorstel «Breed Offensief» om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. De voorstellen die in deze wet zijn vervat geven zeker een verbetering voor de arbeidsparticipatie van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt, maar er zijn nog enkele vragen die de CDA-fractie graag wil voorleggen.

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De leden van deze fracties hebben hierover gezamenlijk een aantal vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben daarover nog enkele vragen. Deze vragen worden gesteld mede namens de leden van de D66-fractie. De leden betrekken daar ook de brief bij van de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen d.d. 8 juli 2022 over de resultaten van de banenafspraak over 2021 en over de uitkomsten van gesprekken inzake de toekomst van de banenafspraak.2

De vragen van de leden van de VVD-fractie:

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen voor het afschrift d.d. 10 maart 2022 van de brief aan de Tweede Kamer d.d. 21 februari 2022 naar aanleiding van de evaluatie van de Participatiewet.3 Uit die brief blijkt dat mensen die steun ontvangen vanuit de Participatiewet ook de nodige problemen ervaren die voortvloeien uit die wet. De Minister geeft in de brief aan te werken aan verbetering van de Participatiewet. Onderdeel daarvan is dit wetsvoorstel «Breed Offensief» dat zich specifiek richt op het bevorderen van de arbeidsmarktkansen van mensen met een beperking. De leden steunen de maatregelen gericht op de vereenvoudiging loonkostensubsidie en het expliciteren van de aanvraagmogelijkheden voor ondersteuning op maat (bijv. jobcoach) en het harmoniseren van de instrumenten. Wel hebben zij vragen over de effectiviteit van de maatregel die ziet op het vrijlaten van arbeidsinkomsten bij werken met loonkostensubsidie. Vooropgesteld, de leden van de VVD-fractie zijn van oordeel dat werken moet lonen en steunen de mogelijkheid van een vrijlating van het nettoloon uit arbeid wanneer iemand in deeltijd met loonkostensubsidie aan de slag is. Maar de leden vragen zich af of de regeling zoals die nu is vormgegeven mensen werkelijk helpt. Daarom de volgende vragen:

  • 1. Wat betekent een gedeeltelijke vrijlating voor de bij te houden administratie en de urenverantwoording van de persoon die met loonkostensubsidie werkt? Zijn alle betrokkenen qua «doenvermogen» in staat om een dergelijke administratie te voeren?

  • 2. Welke gevolgen heeft een gedeeltelijke vrijlating voor de toeslagen, zorgtoeslag, huurtoeslag?

  • 3. Welk risico loopt iemand met een gedeeltelijke vrijlating op het terugvorderen van teveel ontvangen toeslagen bijvoorbeeld wanneer de gewerkte uren fluctueren?

  • 4. Leidt de onzekerheid over mogelijke verrekeningen achteraf van toelagen en bijstand er niet toe dat mensen terughoudend zullen zijn om meer uren te gaan werken?

  • 5. Wat doet de regering om de administratieve last en de financiële onzekerheden voor de doelgroep weg te nemen?

De Nationale ombudsman doet in het onlangs verschenen rapport «Meedoen zonder beperkingen»4, een aantal aanbevelingen ter verbetering van de huidige situatie van jongeren met een beperking in de Participatiewet. De aanbevelingen zijn:

  • 1. Informeer jongeren – proactief – in begrijpelijke taal, al vóór de 18e verjaardag.

  • 2. Zorg voor persoonlijke begeleiding.

  • 3. Zorg dat werken van toegevoegde waarde is, ook in deeltijd.

  • 4. Zorg voor financiële zekerheid.

Graag verzoeken de leden van de VVD-fractie van de regering een reactie op het rapport van de Ombudsman. Kan de regering voorts aangeven in hoeverre dit wetsvoorstel aansluit bij de aanbevelingen van de Ombudsman?

In de genoemde brief van 21 februari 2022 geeft de Minister aan dat de amendementen van de Tweede Kamer die zich richten op de gehele doelgroep van de Participatiewet aan de orde zullen komen in het traject tot verbetering van de Participatiewet. Het onderhavige wetsvoorstel beperkt zich tot de doelgroep «Breed Offensief», zijnde mensen met een arbeidsbeperking. Toch ziet de met de vierde nota van wijziging5 aan het wetsvoorstel toegevoegde bepaling om de leeftijdsgrens waarop in sociale wetten iemand als kostendelende medebewoner voor de kostendelersnorm wordt aangemerkt te verhogen van 21 naar 27 jaar, ook op de brede doelgroep van de Participatiewet en niet exclusief op de groep mensen met een arbeidsbeperking. Dit is naar het oordeel van de leden van de VVD-fractie niet consistent en niet in overeenstemming met de titel van het wetsvoorstel waarin staat dat het om wijzigingen gaat ter uitvoering van het breed offensief om arbeidsbeperkten aan het werk te helpen. Graag een reactie hierop van de regering.

De vragen van de leden van de CDA-fractie:

Allereerst hebben de leden van de CDA-fractie een vraag naar de fundamentele herziening van de Participatiewet. In de brief van november 2019 wordt overleg aangekondigd met UWV, sociale partners en vertegenwoordigers van cliënten om te bekijken of de beoogde doelstellingen van de Participatiewet en de Wet banenafspraak worden gerealiseerd.6 Een en ander zou moeten leiden tot een meer fundamentele herziening van de Participatiewet Kan de regering aangeven wanneer deze fundamentele herziening te verwachten is?

De leden van de CDA-fractie herinneren zich een in de Tweede Kamer aangenomen motie-Van Kent/Slootweg waarin steun wordt uitgesproken voor de initiatiefnota van de leden Jasper van Dijk en Peters over nieuwe mogelijkheden voor beschut werken in sociale ontwikkelbedrijven.7 Hoe staat het met het denken daarover en met de uitvoering?

Het wettelijk aanvraagrecht voor maatwerk is nu geregeld. De begeleidingsbudgetten die nodig zijn om het maatwerk te leveren lopen echter niet synchroon met de behoefte en verschillen bovendien per gemeente. Ook de budgetten van de gemeente en sociaal ontwikkelbedrijven hebben een tekort. Wat denkt de regering te doen om de budgetten op peil te brengen zodat er daadwerkelijk invulling gegeven kan worden aan het maatwerk?

Omdat steeds meer re-integratiebudgetten naar het Gemeentefonds gaan kunnen gemeenten meer besteden aan de re-integratie, maar is er ook het risico dat er – gezien de vele budgetproblemen op lokaal niveau – minder besteed wordt. Belangrijk is dat bestuurders een inzicht houden in de beschikbare budgetten. Hoe kan dat gerealiseerd worden?

Een van de instrumenten om werkgevers over de streep te halen tot het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking (de no-riskpolis) staat pas komend jaar via enkele pilots op de uitvoeringsagenda. Waarom wachten wanneer de huidige tekorten op de arbeidsmarkt tot snelle actie zou moeten leiden, zo vragen deze leden.

Ook in de Tweede Kamer is gesproken over het vergroten van inzicht in het werkzoekendenbestand. Gemeenten als uitvoerder van de Participatiewet en ook het UWV zouden meer gebruik kunnen maken van de inzet van ontwikkelbedrijven die toch de instrumenten hebben en ook de capaciteit om werkzoekenden te bemiddelen voor een baan. Hoe kan de regering dit bevorderen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De vragen van de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks:

Het voorliggende wetsvoorstel kent een lange voorgeschiedenis en is gedurende een aantal jaren aangepast door maar liefst vijf nota’s van wijziging. De Raad van State had tweeëneenhalf jaar geleden stevige kritiek op het aanvankelijke wetsvoorstel. Graag vernemen de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks van de regering op welke punten in het uiteindelijke voorstel tegemoet is gekomen aan de kritiek van de Raad van State en op welke punten niet en waarom deze keuze zo is gemaakt.

Verschillende adviezen van onder andere de WRR, de Ombudsman, maar ook de portee van het boek «De Meeste Mensen Deugen» van Rutger Bregman (De Correspondent, 2019) stellen dat beleid uit moet gaan van vertrouwen in de goede wil van mensen. Is de regering van mening dat de Participatiewet met het voorliggende wetsvoorstel dusdanig is veranderd dat vertrouwen de basis is? Zo ja, welke wijzigingen of onderdelen van het wetsvoorstel zijn gebaseerd op vertrouwen in de goede wil van de doelgroepen van het beleid? Zo nee, bij welke onderdelen meent de regering dat wantrouwen gerechtvaardigd is?

Gemeenten hebben aangegeven meer financiering nodig te hebben om de ondersteuning op maat te kunnen leveren. Hoe beoordeelt de regering deze claim van gemeenten? Wat adviseert de regering gemeenten die niet voldoende middelen hebben om de ondersteuning op maat te geven?

Uit de evaluatie van het SCP blijkt dat de tegenprestatie die gemeenten mogen vragen van uitkeringsgerechtigden wordt ervaren als ontmoediging voor het aanvragen van een bijstandsuitkering en wordt ingezet als re-integratiemiddel, terwijl het daar niet voor is bedoeld. De tegenprestatie draagt volgens het SCP niet bij aan het vinden van werk en kan volgens het CPB worden afgeschaft zonder dat daar een negatief budgettair effect van zal sorteren. Is de regering het met de fracties van de PvdA en GroenLinks eens dat als een middel niet wordt gebruikt zoals het is bedoeld, het dan beter kan worden afgeschaft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de regering bereid om het middel tegenprestatie te schrappen bij een volgende wetswijziging en voor nu gemeenten te adviseren het middel niet in te zetten?

De bijverdienmogelijkheden worden in dit wetsvoorstel verruimd. Naar de informatie van Ieder(in) blijft met deze beperkte verruiming bijverdienen zo goed als onmogelijk voor mensen met een medische urenbeperking. Voor hen is met deze bijverdiengrenzen het doen van vrijwilligerswerk tegen een vrijwilligersvergoeding profijtelijker dan extra uren betaald werk te verrichten. De aan het woord zijnde leden vragen de regering of zij dit beeld herkent. Zo nee, wat is de situatie voor mensen met een medische urenbeperking dan wel? Indien de regering dat beeld wel herkent, kan de regering dan gemotiveerd aangeven waarom de keuzes zo zijn gemaakt en of dit in haar ogen een toets aan de checklist van het VN-verdrag Handicap kan doorstaan.

Daarnaast vragen genoemde leden zich af hoe de bijverdienmogelijkheid van 15% zich verhoudt tot de bijverdienmogelijkheid van 30% die geldt voor mensen in de Wajong die voor 2015 18 jaar zijn geworden. Waarom is in het nu voorliggende wetsvoorstel niet voor iedereen voor deze grens van 30% gekozen?

Wat is de beleidstheorie achter de vier weken zoektermijn voor jongeren onder de 27 jaar? Zijn er empirische bewijzen dat de beleidstheorie klopt? Zo nee, is de regering bereid om de vier weken zoektermijn voor alle jongeren af te schaffen? Is de regering het met de leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks eens dat het afschaffen van de vier weken zoektermijn voor alle jongeren ook eenvoudiger is voor de uitvoering van beleid?

Is de regering bekend met de conclusies van het CPB en SCP dat negatieve prikkels en sancties niet bijdragen aan het vinden van werk? Is de regering bereid om gemeenten meer vrijheid te geven sommige mensen te ontheffen van re-integratie- of arbeidsverplichtingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wordt die vrijheid vastgelegd en gecommuniceerd?

De leden van de fracties van de PvdA en GroenLinks hebben met instemming kennisgenomen van de nota van wijziging die de kostendelersnorm versoepelt. Dit zal leiden tot minder dakloosheid bij jongeren tot 27 jaar. Is de regering het met de aan het woord zijnde leden eens dat het tekort aan woningen deels kan worden aangepakt door mensen te stimuleren bij elkaar te wonen? Is de regering het eens met deze leden dat mantelzorgen makkelijker is door inwonende familie- en vrienden? Is de regering bereid om in een volgende wetswijziging de kostendelers geheel te schrappen? Zo nee, waarom niet?

Is de regering het met de aan het woord zijnde leden eens dat bijstandsgerechtigden een gift moeten kunnen ontvangen van familie en vrienden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat vindt de regering een maximum bedrag voor zo’n gift, en hoe beredeneert de regering dat maximum (per jaar)? Hebben de inflatie en de gestegen energiekosten invloed op het denken over dat maximumbedrag?

De vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie, mede namens de leden van de D66-fractie:

De leden van de ChristenUnie-fractie verzoeken allereerst om de laatste cijfermatige stand van zaken rond de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking die niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen (Wajong, Participatiewet). Het hardnekkig achterblijven van de publieke sector ten opzichte van het bedrijfsleven in het in dienst nemen van arbeidsgehandicapten is nog steeds een feit, zo blijkt uit de aangeleverde cijfers over 2021. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben meermaals aandacht gevraagd voor deze ondermaatse prestatie. Sinds de start van de banenafspraak hebben overheidswerkgevers geen enkel jaar de overeengekomen targets gehaald. Deelt de regering de vaststelling dat dit een pijnlijke en onacceptabele conclusie is? Waarom is de overheidsregie over de eigen sector zo tekortschietend? Dit is niet goed voor het maatschappelijk vertrouwen in de overheid. Wat is de achterliggende reden dat de overheid de zelf overeengekomen targets jaar in jaar uit niet realiseert? Gaan we überhaupt de streefcijfers van 125.000 duurzame banen in de periode tot 2026 halen? Geldt dit ook voor de beoogde 30.000 beschutwerkplekken? Wat is de impact geweest van de coronacrisis op de arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten? Heeft dit tot stagnatie geleid?

De leden hebben tevens behoefte aan een verduidelijking van het tijdspad van dit wetsvoorstel. De oorspronkelijke invoeringsdatum was 1 juli 2021; deze datum is vervolgens verschoven naar 1 januari 2022. Specifieke onderdelen (vereenvoudigingen) worden ingevoerd per 1 januari 2023. Gaan we deze nieuwe datum halen? Het hele traject beloopt inmiddels meer dan vier jaar en dat komt de beleidsmatige slagkracht niet ten goede. Er is te weinig vooruitgang geboekt. Er moeten nu meters worden gemaakt. Juist gelet op het kwetsbare karakter van de doelgroep is de geloofwaardigheid van beleid – alle goede intenties ten spijt – in het geding. Het adagium van een inclusieve arbeidsmarkt komt door de beleidsvertragingen in het nauw. De doelgroep van mensen met een arbeidsbeperking wil begrijpelijkerwijs weten waar zij nu aan toe is. Ook werkgevers worden hierdoor met voortdurende onzekerheid geconfronteerd. Deelt de regering deze vaststelling?

In de genoemde brief van de Minister van 8 juli jl. wordt een keur aan nader onderzoek, verkenningen, experimenten en gesprekken aangekondigd.8 De leden van de ChristenUnie-fractie twijfelen niet aan het belang ervan maar hebben vooral behoefte aan daadkrachtig beleid op korte termijn voor de doelgroep. De brief rept van een aantal maatregelen om de overheidswerkgevers te activeren om meer mensen met een arbeidsbeperking (regulier) in dienst te nemen: het naar voren halen van de financieringsconstructie, meer inzetten op Social Return, verplichte banenrapportages voor het funderend onderwijs en het aanscherpen van sanctiebeleid en quotumafspraken. Welke termijn heeft de regering voor ogen waarbinnen deze doelstellingen moeten zijn geïmplementeerd?

De helft van de mensen met een arbeidsbeperking, zo blijkt, heeft (nog steeds) geen (reguliere) baan. Het aantal werkgevers dat een persoon met een arbeidsbeperking in dienst heeft, houdt niet over (12%). Biedt de huidige schaarste op de arbeidsmarkt ook niet nieuwe kansen voor deze kwetsbare doelgroep? Is niet juist nu activerend beleid geboden? Moet het Breed Offensief gelet op deze toenemende vraag niet in een hogere versnelling? De leden van de ChristenUnie-fractie horen graag in welke mate het wetsvoorstel hier extra mogelijkheden aanreikt. Juist in een situatie dat werkgevers zitten te springen om nieuw personeel en het aantal vacatures ongekend groot is, komt er nieuw en hopelijk duurzaam perspectief voor mensen met een arbeidsbeperking. Waaruit blijkt dat met het nieuwe wetsvoorstel werkgevers en werkzoekende arbeidsbeperkten elkaar beter gaan vinden? Hoe gaat dit uitpakken voor het MKB?

Daarbij stellen de leden eveneens de vraag wat de voorgestelde wetswijzigingen te bieden hebben voor mensen die chronisch ziek zijn. Dit is in de ogen van de leden van de ChristenUnie-fractie een groep die het extra moeilijk heeft en voor wie arbeidsdeelname niet echt aan de orde is. Wat heeft de regering voor hen in het verschiet?

Uiteindelijk is het rekruteren van arbeidsgehandicapten afhankelijk van de match tussen werkgevers en werkzoekenden. Het verbeteren van de werkgeversdienstverlening is hierbij cruciaal, zoals ook het Sociaal en Cultureel Planbureau vaststelt in de evaluatie van de Participatiewet.9 Het wetsvoorstel verschaft hiervoor een aantal maatregelen: vereenvoudiging loonkostensubsidie, ondersteuning op maat (job coaches), wegnemen administratieve barrières (no-riskpolis), vrijlating arbeidsinkomsten bij loonkostensubsidie, uitzondering op vierwekenzoektermijn, verhoging leeftijdsgrens kostendelersnorm (naar 27 jaar). De leden zien dit als belangrijke en waardevolle verbeteringen. Delen de werkgevers, zo vragen zij de regering, deze constatering? Zien zij de nieuwe regeling rond loonkostensubsidie als een stap vooruit? Is er in hun ogen daadwerkelijk sprake van vereenvoudiging en wegnemen van barrières, van administratieve rompslomp? Wat is het oordeel hierover van de zijde van de gemeenten die een centrale rol in de uitvoering hebben? Heeft de regering een beeld van hoe de doelgroep van arbeidsbeperkten de voorgestelde maatregelen beoordeelt?

Daarnaast hebben de leden van de ChristenUnie-fractie een aantal aanvullende vragen rond de geïntroduceerde beleidsinstrumenten. Zo valt het de leden op dat scholing en bijscholing weinig substantiële aandacht krijgen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Juist het op peil brengen en houden van kerncompetenties is onontbeerlijk in het slechten van de mismatch tussen vraag en arbeid op de arbeidsmarkt. Dat geldt voor mensen met en zonder een arbeidsbeperking. Kan de regering hier een nadere beschouwing aan wijden? Waar kan, zo vragen de leden, beleid versneld worden? Kan nader onderbouwd worden waarom het ontwikkelde langetermijnperspectief nu wel zal werken? Wanneer kunnen we het aangekondigde wetsvoorstel voor een vereenvoudigde banenafspraak tegemoet zien?

Het voorliggende wetsvoorstel zet in op het werken met jobcoaches in het ondersteuningstraject; de leden zien dit als een goede zaak. Arbeidsbeperkten en werkgevers onderstrepen de noodzaak hiervan. Wel stellen de leden de vraag wat de geschatte omvang van het aanbod van jobcoaches is. Zijn er voldoende mensen die deze belangrijke maar ook veeleisende taak op zich willen nemen? Is er, kortom, voldoende aanbod om in de leemte te voorzien? Het gaat immers om vaak intensieve begeleiding. Gelden er kwalificatie-eisen? Kan iedereen zomaar jobcoach worden? Hoe is hier de taakverdeling tussen werkgevers en gemeenten (en UWV) gedacht?

Werk moet lonen, ook dat is voor de leden van de ChristenUnie-fractie een elementair uitgangspunt voor bijstandsbeleid. We moeten een armoedeval voorkomen. De voorgestelde vrijlatingsregeling biedt hiertoe soelaas. Mensen die in deeltijd werken én daardoor aangewezen zijn c.q. blijven op aanvullende bijstand, krijgen de mogelijkheid om een deel van hun inkomsten uit arbeid vooralsnog (tijdelijk) te behouden. De leden staan hier positief tegenover. We vragen zij of dit in de uitvoering wellicht extra (administratieve) complicaties oplevert. Er zijn nogal wat variërende vrijlatingspercentages. Dit roept de behoefte aan harmonisering op. De regering heeft in de Tweede Kamer toegezegd hier grondig naar te kijken. Zijn daar inmiddels stappen gezet?

Het is essentieel om werkgevers te ontzorgen als het gaat om het in dienst nemen van arbeidsbeperkten. We weten uit onderzoek dat het wegnemen van hindernissen voor bedrijven bepalend is om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Dat geldt bijvoorbeeld bij ziekte van werknemers met een handicap. De eerder ingevoerde no-riskpolis ontmoette veel bijval, maar werkgevers wijzen ook op administratieve beslommeringen. De leden zien het voorgestelde alternatief als een verbetering: het UWV betaalt bij ziekte een ZW-uitkering (no-riskpolis) ter hoogte van het dagloon minus het bedrag aan loonkostensubsidie. Daarbij loopt de loonkostensubsidie van de gemeente aan de werkgever gewoon door. Is hiermee het belangrijkste knelpunt weggenomen, zo vragen de leden? Bestaat het gevaar dat we nu de administratieve lasten verleggen naar het UWV? Hebben zij aangegeven dit aan te kunnen? Zijn overgangsproblemen te verwachten? De vervolgvraag die de leden stellen is of de werkgeversservicepunten en de regionale actieplannen naar behoren functioneren.

De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich vinden in het voorstel om de specifieke groep jongeren met beperkingen, namelijk jongeren met een medische urenbeperking en jongeren die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie, uit te zonderen van de vierwekenzoektermijn. Het biedt verlichting aan deze kwetsbare groep. Zij krijgen recht op arbeidsondersteuning. De kernbevoegdheid ligt hier bij gemeenten. Hoe borgen we, zo vragen de leden aan de regering, dat gemeenten hier op dezelfde manier mee omgaan? In welke mate zijn verschillen aanvaardbaar door de decentralisatie van beleid? Klopt het dat de doelgroep zelf schriftelijk om deze uitzondering op de vierwekentermijn moet vragen? Zal dit niet tot selectief gebruik gelden? Wat wordt de positie van arbeidsbeperkten die in deeltijd werken? Dit laatste punt kreeg in het voortraject veel aandacht. Wat is hier de slotconclusie van de regering?

De leden zien dat er een spanningsverhouding bestaat tussen de decentralisatie van beleid in het sociaal domein, de behoefte bij de gemeenten om maatwerk te leveren en de centrale regie rond uniformering van beleidsinstrumenten. Ook de Raad van State wijst op deze spanning. Kan de regering aangeven in welke mate de recente beleidsinspanningen ten behoeve van personen met een arbeidsbeperking aanleiding geven om van een problematisch dilemma te spreken? En zo ja, wat zijn hiervoor praktische oplossingen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de kostendelersnorm wordt opgerekt: inwonende jongvolwassenen tot 27 jaar tellen niet langer mee als kostendeler voor huisgenoten met een uitkering. Wel hebben zij behoefte aan een nadere onderbouwing van het feit dat afschaffing niet geldt voor volwassenen ouder dan 27 jaar. Wat is hier de achterliggende redenering? Zij vragen in deze context hoe de regering gevolg gaat geven aan de in de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen motie-Ceder om de kostendelersnorm niet onnodig restrictief toe te passen.10 Is hierover overleg gaande met de gemeenten en zo ja, wat is het resultaat? Wat is hier de stand van zaken?

De regering, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie, heeft een verkenning in voorbereiding waarin mogelijke toekomstscenario’s worden uitgewerkt voor sociale ontwikkelbedrijven. De leden vinden een duurzame en dekkende infrastructuur voor beschutte werkplekken onontbeerlijk. Op basis van welke beleidscriteria gaan de te ontwikkelen scenario’s worden gewogen? Is er al zicht op (eerste) uitkomsten van deze verkenning en wat zijn de beleidsimplicaties hiervan?

Gemeenten zijn gehouden om modelverordeningen te implementeren die het aanbod van voorzieningen (waaronder persoonlijke ondersteuning, vereenvoudiging van administratieve procedures, aanpassing werkplek) regelen. De leden zijn benieuwd in hoeverre dit proces succesvol in gang is gezet en welke ontwikkelingen zich hebben voorgedaan. Wat is de appreciatie van de regering op dit punt?

De maatregelen, tot slot, die opgesomd zijn, brengen kosten met zich mee voor gemeenten en UWV. De VNG heeft hierover aan de bel getrokken. Is de financiering inmiddels tot bevrediging van alle partijen geregeld? De leden constateren dat in 2020 € 150 miljoen beschikbaar is gesteld, oplopend tot € 547 structureel. In 2020 en 2021 is incidenteel € 53 miljoen extra vrijgemaakt. Wat zijn hier de laatste ontwikkelingen? Zijn alle overige bezwaren van de uitvoeringspartijen zoals opgesomd in de memorie van toelichting en de voorgestelde oplossingsrichtingen, ook tot voldoening van deze partijen afgehandeld?11 Wat zijn de financiële implicaties van de beleidsvoorstellen zoals toegelicht in de genoemde brief van 8 juli jl?

Het Europees Sociaal Fonds stelde medio september € 413 miljoen beschikbaar voor Nederland, o.a. voor kwetsbare werkenden en werkzoekenden. Welke rol kunnen deze middelen spelen in het ondersteunen van mensen met een arbeidsbeperking?

De leden van de commissie zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Vos

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van der Bijl


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Essers (CDA), Ester (CU), Vos (PvdA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Stienen (D66), De Bruijn-Wezeman (VVD) (ondervoorzitter), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), Crone (PvdA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Geerdink (VVD), Van Gurp (GL), Moonen (D66), Rosenmöller (GL), vacant (GL), De Vries (Fractie-Otten), De Blécourt-Wouterse (VVD), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Berkhout (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Prast (PvdD) en N.J.J. van Kesteren (CDA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/2022, 34 352, T.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/2022, 34 352 / 35 394, S.

X Noot
4

«Meedoen zonder beperkingen», Nationale ombudsman, 13 september 2022, publicatienummer 2022/144.

X Noot
5

Kamerstukken II 2021/2022, 35 394, nr.22.

X Noot
6

Kamerstukken I 2019/2020, 34 352, H.

X Noot
7

Kamerstukken II 2020/2021, 35 644, nr.9.

X Noot
8

Kamerstukken I 2021/2022, 34 352, T.

X Noot
9

Kamerstukken I 2019/2020, 34 352, I.

X Noot
10

Kamerstukken II 2021/2022, 35 394, nr.38.

X Noot
11

Kamerstukken II 2019/2020, 35 394, nr.3, pag. 32 e.v.

Naar boven