35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2024

Op 22 december 20221 en 14 maart jl.2 informeerde ik uw Kamer over de voortgang van de Nederlandse implementatie van de Brexit Adjustment Reserve (hierna: BAR). De BAR is een door de EU ter beschikking gesteld fonds om kosten te dekken die door de lidstaten zijn gemaakt in verband met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Momenteel bevindt de implementatie zich in een afrondende fase waarbij de focus ligt op het succesvol declareren van de onder de BAR bestede middelen bij de Europese Commissie.

Via deze brief wil ik uw Kamer, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de Minister van Financiën, informeren over de stand van zaken betreft de BAR. Als eerste zal ik ingaan op de volledige en doelmatige benutting van de BAR-middelen. Vervolgens zal ik kort ingaan op het proces betreft de declaratie van de BAR-gelden bij de Europese Commissie. Als laatste volgt een toelichting op de relevante ontwikkelingen binnen de drie onderdelen van de Nederlandse BAR-implementatie: Algemeen Bedrijfsleven, Publieke kosten en Visserijsector.

1. Volledig en doelmatige benutting BAR-middelen

Het is de kabinetsinzet dat aan het einde van de fondsperiode van de BAR Nederland de vanuit de verordening ter beschikking staande gelden van € 886,2 miljoen volledig en doelmatig heeft benut.

De huidige verwachting is dat met de declaratie van gelden onder de BAR-beleidssporen van € 524,0 miljoen in combinatie met een overheveling naar de Nederlandse Herstel- en Veerkracht Faciliteit (hierna: HVF) van € 280,0 miljoen in totaal € 804,0 miljoen van de € 886,2 miljoen aan Nederland gealloceerde BAR-middelen aan Nederland ten goede zullen komen.3 Dit betekent dat er een onderuitputting is van ongeveer € 82,2 miljoen.

Hieronder is uiteengezet hoe de BAR middelen momenteel zijn verdeeld.

BAR onderdeel

 

Initieel begroot

Actuele prognose

Onder uitputting

Algemeen bedrijfsleven

Bedrijfsleven-regelingen

€ 218,0 mln

€ 5,0 mln

€ 213,0 mln

EU-Handelsprogramma

€ 32,0 mln

€ 7,5 mln

€ 24,5 mln

Buffer

€ 50,0 mln

€ 50,0 mln

Visserijsector

Saneringsregeling

€ 155,0 mln

€ 97,0 mln

€ 58,0 mln

Stilligregeling

€ 33,0 mln

€ 36,8 mln

€ – 3,8 mln

Liquiditeitsregeling

€ 12,0 mln

€ 0,5 mln

€ 11,5 mln

Publieke kosten

Rijkskosten

€ 364,0 mln

€ 364,0 mln

Vergoeding uitvoeringskosten

 

€ 22,2 mln

€ 13,2 mln

€ 9,0 mln

totaal declaratie BAR

 

€ 886,2 mln

€ 524,0 mln

€ 362,2 mln

         

Overheveling HVF

   

€ 280,0 mln

 

Achtergrond verdeling BAR-middelen

In eerste instatie4 waren alle middelen toebedeeld aan de verschillende beleidssporen (Algemeen Bedrijfsleven; Publieke kosten; Visserijsector), om deze ten goede van Nederlandse bedrijven en overheden te laten komen.

Begin 2023 is gebleken dat dit waarschijnlijk niet zou leiden tot volledige besteding van de middelen, onder andere door een onderuitputting op het onderdeel Algemeen bedrijfsleven. Daarop is gekeken naar alternatieve routes om te zorgen dat de middelen niet worden teruggevorderd door de Europese Commissie, wat maart jl. heeft geresulteerd in een overheveling van een deel van de BAR-middelen (€ 280,0 miljoen) gealloceerd aan het onderdeel Algemeen bedrijfsleven naar de HVF. Uw Kamer werd hierover geïnformeerd in de Kamerbrief van 14 maart jl.

In het najaar van 2023 is opnieuw geconstateerd dat een onderuitputting dreigt, ditmaal op het onderdeel Visserijsector voor een verwacht bedrag van in totaal zo’n € 60 miljoen. Dit was het resultaat van onderuitputtingen op de saneringsregeling en liquiditeitsregeling. Het is niet haalbaar gebleken om deze middelen nog volledig onder de BAR te gaan declareren.

Het Ministerie van LNV en de Management Autoriteit (hierna: MA) hebben zich wel ingezet deze middelen alsnog onder de BAR te kunnen besteden.5 Zo heeft de MA samen met provinciale overheden geïnventariseerd of er op provinciaal niveau uitgaven zijn gedaan die binnen de BAR verordening vallen en kans maken op succesvolle declaratie. Op de inzet van LNV kom ik terug onder het kopje «Stand van zaken onderdeel Visserijsector.»

2. Declaratie van BAR-gelden bij Europese Commissie

Om de middelen die zijn uitgegeven onder de genoemde BAR onderdelen succesvol te declareren bij de Europese Commissie wordt uiterlijk september 2024 een officiele declaratie ingediend. De voorbereidingen hiertoe lopen volgens planning. Er is momenteel geen reden om te verwachten dat er in 2024 geen succesvolle declaratie kan worden gedaan. Dit mede op basis van een informeel bezoek van de Europese Commissie aan de Nederlandse Management Autoriteit april jl. voor een preliminary audit.

3. Toelichting relevante ontwikkelingen

a. Stand van zaken onderdeel Algemeen bedrijfsleven

Voor het Algemeen bedrijfsleven wordt de BAR ingezet om bedrijven te faciliteren in de aanpassing van hun operationele bedrijfsvoering en internationaliseringsstrategie. Hiervoor zijn twee regelingen en één programma ontwikkeld met een oorspronkelijk budget van € 300,0 milijoen.

Bedrijfslevenregelingen

Naast de regeling te maken kosten (gesloten op 15 januari jl.) zijn ook de regeling reeds gemaakte kosten (31 maart jl.) en het EU-Handelsprogramma (31 maart jl.) gesloten voor aanvragen.

In totaal is via de regelingen door 160 bedrijven subsidie aangevraagd, voor een totaal van € 5,0 miljoen.

EU-Handelsprogramma

Het EU-Handelsprogramma, dat wordt uitgevoerd gezamenlijk met het Ministerie van Buitenlandse Zaken kent 203 deelnemende bedrijven.

Binnen het EU-Handelsprogramma zijn 15 verschillende sectormarkt trajecten ontwikkeld, waar getroffen bedrijven binnen een bepaalde sector gezamenlijk een markt betreden. Binnen deze trajecten hebben inmiddels verschillende activiteiten plaatsgevonden (beursdeelname, handelsmissies, trainingen).

Een van de trajecten die is ontwikkeld richt zich op bedrijven die actief zijn in de handel in biologische producten (in- en uitvoer). Om de effecten van Brexit te mitigeren, worden 13 bedrijven uit het EU-Handelsprogramma ondersteund in nabije Europese markten hun afzet te vergroten of deze markt voor het eerst te betreden. Door middel van marktstudies, factfinding missies en beursbezoeken/-deelnames is een start gemaakt met het realiseren van deze gezamenlijke ambitie en positionering van de Nederlandse sector. Tijdens de factfinding missies zijn Denemarken, Zweden en Duitsland bezocht om te kijken wat er valt te leren van andere landen waar biologische producten al hoog op de agenda staan. In november is dit traject afgesloten met een deelname aan de Nordic Organic Food Fair.

De activiteiten van het EU-Handelsprogramma lopen nog door tot het einde van dit jaar (2023). Het gros van de activiteiten is eind november afgerond.

De huidige inschatting is dat er voor € 7,5 miljoen onder het EU-Handelsprogramma gedeclareerd kan worden.

Daarmee komt de totale verwachte declaratie op het gehele onderdeel Algemeen bedrijfsleven op € 12,5 miljoen.

b. Stand van zaken onderdeel Visserijsector

Het onderdeel Visserijsector van de BAR wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, via drie regelingen: de saneringsregeling, de stilligregeling en de liquiditeitsregeling.

Deze drie regelingen zijn alledrie opengesteld en inmiddels gesloten. Hierdoor is er een goede schatting te maken van de verwachte uitputting op het visserijspoor. Er wordt een onderuitputting van € 65,7 miljoen verwacht.

Gezien de verwachte onderuitputting op het onderdeel Visserijsector heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich ingezet om te onderzoeken of er mogelijkheden bestaan een aanvullende regeling open te stellen binnen dit onderdeel. Gezien het aflopen van de BAR, en door juridische- en beleidstechnische belemmeringen zijn er geen mogelijkheden gevonden om een aanvullende regeling open te stellen die past binnen het beleidskader van LNV.

Saneringsregeling

Van 1 september 2022 tot 30 november 2022 stond de saneringsregeling voor de visserij open. Deze regeling is opgesteld voor Nederlandse visserijbedrijven die negatieve gevolgen ondervinden als gevolg van de Brexit en hierdoor geen toekomst meer zien in de visserij. De ondernemer ontvangt een subsidiebedrag dat gekoppeld is aan de vangstcapaciteit van het vaartuig (bruto tonnage). Het desbetreffende vaartuig moet worden gesloopt om te voldoen aan de gestelde voorwaarden. Voor deze regeling was € 155,0 miljoen euro gereserveerd. In totaal zijn er 82 aanvragen ingediend. In juli 2023 is gebleken dat 31 van de 82 saneringsaanvragen niet konden worden doorgezet. Deze aanvragen zijn ingetrokken of afgewezen omdat deze niet voldeden aan de vereisten van de regeling.

Dit is grotendeels te verklaren, doordat een aantal aanvragers bij nader inzien toch besloten heeft hun vaartuig niet te slopen in het kader van de saneringsregeling. Velen van hen hebben in plaats daarvan een aanvraag ingediend voor de stilligregeling. Als gevolg, is op de saneringsregeling, die in eerste instantie volledig bevraagd was, een onderuitputting ontstaan. Uiteindelijk zijn 51 aanvragen toegewezen en vastgesteld, met totaal bedrag van € 97,0 miljoen.

Stilligregeling

De stilligregeling compenseert eigenaren van vissersvaartuigen voor het stilliggen van 1 januari 2021 tot en met 24 december 2022 als gevolg van de quotaverliezen door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Hiermee wordt vissers de gelegenheid geboden om zich aan te passen aan de vermindering van vangstmogelijkheden. Aan de stilligregeling neemt met name de pelagische sector deel. Op 13 april jl. is de stilligregeling voor de visserij opengesteld en deze sloot op 30 juni jl.

De regeling heeft 101 aanvragen ontvangen voor een totaalbedrag van € 41,0 miljoen. Hiermee is het initiële budget van € 33,0 miljoen overvraagd. De regeling is tijdens de openstellingsperiode opgehoogd met 20%, tot € 39,6 miljoen. Na de sluitingsdatum bleek dat de initiële ophoging niet alle aanvragen kon dekken. Daarom is de Europese Commissie verzocht om toestemming voor het verder ophogen van de stilligregeling, zodat alle aanvragen in behandeling kunnen worden genomen. Dit verzoek is ingewilligd en de regeling is opgehoogd naar een totaalbedrag van € 42,0 miljoen. Uiteindelijk zijn 75 aanvragen toegewezen en vastgesteld voor een totaal bedrag van € 36,8 miljoen.

Liquiditeitsregeling

De liquiditeitsregeling is een tegemoetkoming voor vissers die inkomensverlies hebben geleden in het eerste kwartaal van 2021 door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Het gaat hierbij om een minimaal omzetverlies van 30%. Voorwaarden zijn onder andere dat het inkomensverlies aantoonbaar is en een direct gevolg is van de Brexit. Op 13 april jl. is deze regeling opengesteld en deze is gesloten op 30 juni jl. Voor deze regeling is € 12,0 miljoen euro gereserveerd. De regeling heeft 25 aanvragen ontvangen voor een totaalbedrag van € 2,9 miljoen. Veel visserijondernemers hebben een aanvraag ingediend voor zowel de liquiditeitsregeling als de stilligregeling. RVO kent de subsidie toe op grond van de regeling waaruit het hoogste bedrag voortkomt. Omdat ondernemers vaak een hogere subsidie krijgen uit de stilligregeling, zijn er slechts 4 aanvragen op de liquiditeitsregeling toegewezen en vastgesteld, voor een totaalbedrag van € 0,5 miljoen.

Daarmee komt de totale verwachte declaratie op het gehele onderdeel Visserijsector op € 134,3 miljoen.

c. Stand van zaken onderdeel Publieke kosten

Dit onderdeel van de BAR valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën. De te ontvangen bedragen zijn in de rijksbegroting ingeboekt. De inzet van de BAR op het publieke spoor richt zich op het declareren van kosten op rijksniveau. Voor het publieke spoor is een beleidskader geschreven welke het mogelijk maakt deze kosten te declareren onder de BAR. Naast kosten van de Douane en de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) als gevolg van structurele werving van extra personeel, wordt inmiddels ook voor soortgelijke kosten van de Koninklijke Marechaussee (extra personeel) en het Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) (opleiding van extra inspecteurs) onderzocht hoe een declaratie kan worden samengesteld.

Op dit moment is een eerste onderbouwing van de gerealiseerde kosten voor de jaren 2020, 2021 en 2022 opgeleverd en wordt deze gereviewd door de RVO op declarabiliteit onder de BAR. Hierna volgt nog het opleveren van de onderbouwing van de kosten voor het jaar 2023. De subsidiabele kosten op rijksniveau lopen door tot en met 31 december 2023.

Daarmee komt de totale verwachte declaratie op het gehele onderdeel Publieke kosten op € 364,0 miljoen. Uw Kamer ontvangt in de eerste helft van dit jaar weer een update van mij en eerder in het geval ontwikkelingen daarom vragen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens


X Noot
1

Kamerstuk 35 393, nr. 48.

X Noot
2

Kamerstuk 35 393, nr. 50.

X Noot
3

Kamerstuk II 35 393, nr. 50. Nederland hevelt € 280 mln. over; met de oorspronkelijk beschikbare € 455 mln. is in totaal € 735 mln. beschikbaar.

X Noot
4

Kamerbrief 35 393, nr. 47.

X Noot
5

De Management Autoriteit ziet toe op een gedegen uitkering van de BAR-gelden. Deze taak is ondergebracht bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

Naar boven