35 353 Wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte (Wet toeristische verhuur van woonruimte)

Nr. 36 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 16 september 2020

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 7 september 2020 overleg gevoerd met mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over:

  • het wetsvoorstel Wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte (Wet toeristische verhuur van woonruimte) (Kamerstuk 35 353).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Ziengs

De griffier van de commissie, Roovers

Voorzitter: Kops

Griffier: Roovers

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Beckerman, Van Eijs, Koerhuis, Kops, Nijboer, Smeulders en Terpstra,

en mevrouw Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Aanvang 14.30 uur.

De voorzitter:

Ik open de vergadering. Aan de orde is een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over de Wet toeristische verhuur van woonruimte. Hartelijk welkom aan de Minister en welkom aan de Kamerleden. Aanwezig zijn de heer Koerhuis van de VVD, mevrouw Beckerman van de SP, mevrouw Van Eijs van D66, de heer Terpstra van het CDA, de heer Nijboer van de PvdA en de heer Smeulders van GroenLinks. We stellen voor vijf minuten spreektijd in eerste termijn en twee interrupties in tweeën. Ik geef als eerste het woord aan de heer Koerhuis namens de VVD.

De heer Koerhuis (VVD):

Voorzitter. Je zult maar in een buurt wonen waar het hele jaar overlast is door dronken toeristen die in het huis van je buren slapen, niet één keer, maar iedere week nieuwe toeristen. Dat is om gek van te worden. In sommige gevallen is de woning van je buren zelfs een sociale huurwoning, die bedoeld is voor mensen die het echt nodig hebben, maar die nu illegaal wordt onderverhuurd via platforms als Airbnb.

Voorzitter. Verhuur via platforms als Airbnb zorgt voor veel overlast in buurten. Ook leidt het in veel situaties tot oneerlijke concurrentie met hotels. Helaas hebben gemeenten nu nog weinig mogelijkheden om hiertegen op te treden. De Wet toeristische verhuur, de voorliggende wet, geeft gemeenten extra mogelijkheden om hier iets tegen te doen, zoals het instellen van een registratieplicht voor verhuurders, het opleggen van een maximumaantal verhuurdagen, het instellen van een meldplicht en in sommige gevallen een vergunningsplicht.

De VVD vindt dat mensen de vrijheid moeten hebben om hun eigen woning tijdelijk te verhuren aan toeristen, maar dit moet niet leiden tot overlast in buurten en oneerlijke concurrentie met hotels. We zien dat nu te vaak gebeuren. Ik steun daarom de voorliggende wet, een wet waar we als hele Kamer, van links tot rechts, van de SP tot de VVD, al twee, drie jaar naar uitkijken. Want laten we eerlijk zijn: de overlast van met name Airbnb-verhuur loopt vaak de spuigaten uit. Buurten hebben hier veel last van en hotels geven terecht aan dat er sprake is van oneerlijke concurrentie. We zien gewoon dat veel mensen bijna permanent hun woning aan toeristen verhuren zonder hotelvergunning en zonder alle bijbehorende verantwoordelijkheden. Airbnb-verhuur is prima om te doen als de eigenaar bijvoorbeeld zelf op vakantie gaat, maar niet structureel als hotel.

Zoals ik al zei, is het goed dat gemeenten extra mogelijkheden krijgen om hier iets tegen te doen. Op sommige punten zijn de mogelijkheden die gemeenten krijgen onvoldoende, zo hebben zij mij laten weten. Daarom dient de VVD samen met de SP op dit onderdeel meerdere amendementen in.

Allereerst zien we in de wet dat de boete voor verhuurders die zich niet registreren voor toeristische verhuur maximaal € 4.350 bedraagt. Op dit moment is de boete in Amsterdam € 6.000. Mijn vraag aan de Minister is: waarom kiest zij ervoor een lager bedrag op te nemen dan nu al gangbaar is in Amsterdam? Het zou wat de VVD betreft een vreemd signaal zijn om dit te verlagen. Samen met de SP dient de VVD een amendement in dat regelt dat de boete maximaal € 8.700 wordt.

Ten tweede zien we dat het vaak een groep verhuurders is die structureel de fout ingaat. Hoe kunnen gemeenten hier volgens de Minister tegen optreden met deze nieuwe wet? Wat de VVD betreft moet er stevig opgetreden worden. Samen met de SP dienen we een amendement in dat regelt dat gemeenten verhuurders die drie keer binnen vijf jaar in de fout zijn gegaan, een verhuurverbod kunnen opleggen.

Ook willen we dat gemeenten een advertentieverbod aan platforms kunnen opleggen. Zij mogen dan geen advertenties meer plaatsen voor overtredende verhuurders. Hiervoor hebben we een extra amendement ingediend. Als verhuurders of platforms zich hier niet aan houden, dan kunnen zij een last onder dwangsom krijgen.

We hebben hier ook nog een vraag over. Gemeenten kunnen verhuurders een registratienummer laten aanvragen om woningen toeristisch te verhuren. Er is een brief van de VNG binnengekomen die vraagt of een aantal voorwaarden kan worden gesteld aan het toekennen van een registratienummer. Een aantal voorwaarden lijkt de VVD heel logisch, bijvoorbeeld dat je de woning moet bezitten of erin moet wonen. Maar het aanvragen van een registratienummer moet niet even moeilijk worden als het aanvragen van een vergunning. Is de Minister bereid om hiernaar te kijken?

Voorzitter. Woonoverlast is in heel Nederland een groot probleem. Door de Wet aanpak woonoverlast hebben gemeenten al de mogelijkheid gekregen om gedragsaanwijzingen aan huurders te geven. Maar dat kunnen ze niet aan verhuurders. Ik heb verschillende gemeentes bezocht die mij hebben verteld dat woonoverlast vaak bij een groep verhuurders optreedt. Samen met de SP dien ik een amendement in om gemeenten de mogelijkheid te geven een last onder dwangsom direct aan verhuurders op te leggen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik heb het betreffende amendement van de heer Koerhuis en mevrouw Beckerman op stuk nr. 17 bekeken. U hebt het over overlast en over gedragsaanwijzingen, maar gaat het hier dan echt om toeristische verhuur? Of heeft u het gewoon over woonoverlast in de breedte? Het wetsvoorstel gaat echt over toeristische verhuur.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik was nog niet helemaal uitgesproken. Deze wet tegen overlast gaat over toeristische verhuur en woonoverlast door toeristische verhuur en woonfraude in het algemeen. De woonoverlast moet aangepakt worden. Het alleen beperken tot toeristische verhuur – de wet beperkt woonfraude ook niet tot alleen maar tot toeristische verhuur – is iets te mager. Wij stellen daarom voor om ook woonoverlast aan te pakken bij verhuur buiten de toeristische verhuur, zoals bijvoorbeeld bij arbeidsmigranten in woonwijken. Zo stelt de wet ook voor om woonfraude veel breder aan te pakken dan alleen via de toeristische verhuur.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Maar dit voorstel gaat natuurlijk wel over toeristische verhuur. U fietst er dus iets breders doorheen dan bij de discussie die we eerder in de Tweede Kamer hadden over vooral de overlast door toeristische verhuur.

De heer Koerhuis (VVD):

Nogmaals, dit is de wet toeristische verhuur én woonfraude. De woonfraude die we gaan aanpakken, betreft bijvoorbeeld de illegale onderverhuur van sociale huurwoningen, maar ook het illegaal verkameren van koopwoningen. Daarvoor gaat de boete in z'n algemeenheid, ook bij Airbnb, omhoog van ongeveer € 20.000 naar ongeveer € 80.000. Dat gaat dus ook buiten de toeristische verhuur en buiten Airbnb om. Dat is goed en zo moet ook de bestrijding van woonoverlast niet alleen gericht zijn op Airbnb-verhuur maar ook op andere vormen van verhuur.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Koerhuis (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Daarnaast bevat de wet ook de mogelijkheid om te kunnen optreden tegen woonfraude. Op verzoek van de VVD en de SP gaat de boete bij woonfraude omhoog van € 20.750 naar € 83.000 bij herhaalde overtredingen. Dat is goed, omdat illegale onderverhuur van sociale huurwoningen op grote schaal voorkomt en het ondanks de huidige boete nog steeds winstgevend is om te frauderen. Wij zijn dan ook blij met deze verhoging.

Tot slot, voorzitter. Wij lazen dit weekend dat Airbnb huurders voor de rechter sleept, omdat zij de servicekosten, de bemiddelingskosten, terugvragen. Wat de VVD betreft staan platforms als Airbnb niet boven de wet en de wet zegt heel simpel dat de bemiddellaar geen bemiddelingskosten mag vragen aan huurders. Kan de Minister een oplossing bedenken waarbij deze huurders de bemiddelingskosten kunnen terugvragen bij de Huurcommissie in plaats van bij de rechter?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koerhuis. Dan is nu het woord aan mevrouw Beckerman van de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, voorzitter. Nederland zit in een diepe wooncrisis en illegale vakantieverhuur via platforms als Airbnb vergroot die wooncrisis nog verder: overlast, wijken die steeds minder leefbaar worden, fraude, illegale winsten en zeer waarschijnlijk nog hogere huizenprijzen en huren. Wat de SP betreft is een huis bedoeld om in te wonen en niet om illegaal schathemeltjerijk van te worden.

In 2017 werd een voorstel van mij en anderen aangenomen om te komen tot een wet met regels voor het verhuren van je huis aan toeristen. En nu, drie jaar later, ligt er uiteindelijk een wet. We hebben drie jaar moeten wachten en nu ligt er een wet die wij eigenlijk veel te slap vinden! We vinden het onbegrijpelijk dat de Minister de platforms zelf ongemoeid laat. Uit een WOB-verzoek blijkt dat Airbnb en andere platforms zelf aan tafel zaten om de regels te bepalen. Het is alsof je de kalkoen vraagt hoe je opgediend wil worden met kerst. Zo komen we toch nooit tot een effectieve aanpak, zo vraag ik de Minister.

Voorzitter. Er komt nu wel een registratieplicht en op zich is dat goed, maar worden platforms daarbij ontzien? En waarom kan Airbnb wegkomen met het plaatsen van een advertentie zonder registratienummer? Vindt de Minister het rechtvaardig dat een gemeente dus zelf alle advertenties moet bijhouden, terwijl het platform in de fout gaat? En wat gebeurt er als Airbnb of andere platforms niet meewerken als er bijvoorbeeld overlast is geconstateerd? En waarom worden winsten die gemaakt worden met illegale verhuur, niet afgepakt bij de platforms? De hele Tweede Kamer heeft twee jaar geleden al gesteld dat woonfraude via bedrijven als Airbnb als een economisch delict moet worden aangepakt. Waarom regelt de Minister dit niet?

Voorzitter. Ik heb samen met de VVD verschillende voorstellen ingediend – ze zijn net al even benoemd – om de strijd tegen illegale verhuur te verstevigen en de wet aan te vullen. Het is wat ons betreft zaak dat er veel hogere boetes komen. Het is onbestaanbaar dat de Minister met een wet komt waarin de boetes lager zijn dan de boetes die nu al in Amsterdam worden uitgedeeld. Wij vinden ook dat er een verhuurverbod moet komen voor foute verhuurders die keer op keer op keer in de fout gaan. Maar het belangrijkste is voor ons dat die platforms zelf worden aangepakt. Wij vinden dat er een publicatie- of advertentieverbod moet komen voor die platforms. Laat niet alles over aan gemeentes, maar pak ook de platforms zelf aan! Nu zien we dat gemeentes ongelofelijk veel tijd en geld kwijt zijn om achter dit soort wanpraktijken aan te gaan, en dat foute verhuurders en die platforms daar nog steeds gigantisch aan verdienen.

Voorzitter. Ik wilde eigenlijk heel graag positief eindigen. Ik zie ook dat er een interruptie is, dus laat ik het positief eindigen nog maar even achterwege laten.

De voorzitter:

Ja, dan gaan we eerst naar een interruptie van de heer Terpstra.

De heer Terpstra (CDA):

U mag zeker nog wel positief eindigen, mevrouw Beckerman. Dat lijkt mij alleen maar goed. Ik heb een vraag voor mevrouw Beckerman. Zij geeft een behoorlijke tirade over de verantwoordelijkheid van platforms als Airbnb zelf en vindt dat zij weglopen voor hun verantwoordelijkheid. Ik voel daar wel in mee en zal daarop ook terugkomen in mijn eigen inbreng. Zij wil graag dat ook wettelijk wordt verankerd dat die verantwoordelijkheid bij die platforms terechtkomt. Maar vindt zij eigenlijk niet ook dat zij medeaansprakelijk gesteld zouden moeten worden voor de schade en de overlast die deze platforms veroorzaken in steden?

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter, mag ik misschien een verduidelijkende wedervraag stellen? Welke schade bedoelt u, meneer Terpstra? Bedoelt u echt schade aan bijvoorbeeld eigendommen? Aan welk soort schade zat u te denken?

De heer Terpstra (CDA):

Bijvoorbeeld eigendommen, maar ook schades op straat en in het publieke domein, maar wellicht ook voor de veroorzaakte overlast. Ik doel gewoon op het medeverantwoordelijk maken voor de ellende die wordt veroorzaakt.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik denk dat ik daar een heel eind in mee kan gaan. Ik ben benieuwd of de heer Terpstra ook met zo'n voorstel komt. Je kunt in theorie al heel lang, als je een paar weken of korter op vakantie gaat, je huis verhuren aan iemand die daar dan tijdelijk in zit. Maar het heeft pas een vlucht genomen sinds die platforms dat zijn gaan aanbieden. Heel veel mensen hebben dat heel lang afgedaan als iets schattigs, als de deeleconomie. Ze hebben hun ogen gesloten voor de enorme ellende die daar ook achter zit: woningen die compleet worden onttrokken aan het woningstelsel, waardoor mensen nog moeilijker een huis kunnen krijgen, maar ook de gigantische overlast en de impact die die overlast heeft op buurten. Dat is ook waarom we die voorstellen hebben ingediend. Ik vind dat de verantwoordelijkheid daarvoor nu wel heel makkelijk alleen maar bij de verhuurders en de huurders wordt neergelegd en te weinig bij de platforms. Ik heb uw voorstel natuurlijk nog niet gezien, maar ik kan daar een heel eind in meegaan. Ik denk namelijk dat dat echt de kern is en dat we met deze wet eigenlijk nog helemaal niet zo veel, of zelfs niks doen aan de ellende die de platforms zelf veroorzaken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik heb de heer Terpstra gelukkig al tevredengesteld. Ik wilde positief eindigen.

Al jaren voeren wereldwijd vele steden strijd tegen illegale verhuur, tegen de verschillende platforms en zeker tegen Airbnb. In Nederland heeft Amsterdam dat ook gedaan en er keer op keer bij ons op aangedrongen met verdere wetgeving te komen. Inmiddels doen vele andere steden dat ook. Maar er zijn wereldwijd ook steden die deze strijd nu echt aan het winnen zijn. Een heel mooi voorbeeld vind ik Lissabon. Daar hebben ze echt in extreme mate nadeel ondervonden van overmatig toerisme, waardoor steeds minder inwoners een woningen konden vinden.

Wat ze nu doen in Lissabon, is die shortstayappartementen, zoals dat dan heet, omkatten naar sociale huurwoningen, zodat er weer meer plek komt voor de bewoners van Lissabon zelf. Ik vond het een erg mooi voorbeeld dat zij juist nu, midden in de coronacrisis, hebben gezegd: het is zó belangrijk om voor iedereen een goed en betaalbaar huis te hebben; laten we hiermee beginnen. Ik zou de Minister willen vragen of zij dat ook een mooi idee vindt voor Nederland. Zullen we nu niet alleen dit soort illegale praktijken beperken, maar meteen ook een slag maken en zorgen dat we die wooncrisis aanpakken? Is de Minister daartoe bereid, vraag ik haar, uiteraard via de voorzitter.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage. Dan is het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. Je eigen huis, je eigen plekje, je eigen stek. En ga je met vakantie, hoe mooi is het dan dat iemand anders van diezelfde plek kan genieten en dat jij dan een klein zakcentje verdient? Ik ben ook woordvoerder circulaire economie in een andere commissie. Daar spreken we met elkaar veel over de deeleconomie. Het is natuurlijk geen nieuw idee – woningdelen of woningruil kennen we al vele jaren – maar het heeft nu een enorme vlucht genomen dankzij de digitale platforms die het allemaal zo vreselijk makkelijk maken.

Maar de vrijheid van de een eindigt waar de overlast voor de ander begint. Er zijn buurten waar de buren elk weekend anders zijn, waar sociale controle ontbreekt omdat men of slaapt of juist op pad is en niemand thuis is of waar rolkoffers de stoep overnemen. Dit zijn niet de leefbare wijken waar wij naar streven. Ook zijn er beleggers die kansen voor starters verminderen doordat ze woningen opkopen, alleen maar voor toeristische verhuur. Daarom zijn we blij dat er nu wet- en regelgeving is om daar paal en perk aan te stellen. Ik vraag aan de Minister of de registratieplicht en de andere maatregelen in deze wet en de opkoopbescherming die er nog aan zit te komen ervoor zorgen dat starters nu echt voldoende kans hebben in grote steden om een woning te kopen. Heeft de Minister voldoende inzicht in het effect van toeristische verhuur op woningprijzen? Een andere vraag is hoe gemeentes nog meer kunnen werken aan het bevorderen van de leefbaarheid. Daar gaat het natuurlijk in de bredere zin over.

Voorzitter. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de leefbaarheid in de wijken, maar daarvoor hebben ze wel inzicht nodig. Als het goed is, biedt de uitwerking van deze wet inzicht in de toeristische verhuur. Amsterdam is niet de Achterhoek en er is maatwerk nodig om te kijken wat er eventueel gedaan moet worden met de toeristische verhuur waar we het vandaag over hebben. Maar er zitten wel voorwaarden aan het benoemen van de schaarste of het aantonen van overlast. Daarvoor is het ook nodig dat dat in de huisvestingsverordening wordt gedefinieerd en dat er überhaupt een huisvestingsverordening is in de gemeenten. Slechts de helft van de gemeenten heeft een huisvestingsverordening. Dus ik vraag ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er op dit punt een interruptie van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Die had niet per se heel veel haast, maar ik ben wel heel erg benieuwd naar de mening van mevrouw Van Eijs. Ik hoor u terecht zeggen: de wooncrisis is veel te diep en daar moeten we iets aan doen. Dat is bemoedigend, maar ik vroeg me heel erg af of mevrouw Van Eijs ook vindt dat deze wet ver genoeg gaat, omdat juist de platforms zelf eigenlijk ongemoeid worden gelaten.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik heb zelf twee amendementen ingediend die de verantwoordelijkheid wat meer richting de platforms schuiven, zal ik maar zeggen. Het ene amendement gaat over het publiceren van het registratienummer. Dat registratienummer is er niet voor niets, dus waarom zou je niet verplichten om dat netjes te vermelden? Het andere gaat erover dat de platforms ook zelf kijken of het aantal nachten dat zo'n woning verhuurd mag worden is overschreden. Dan moet die advertentie eigenlijk van de site af. Ik ben het er dus mee eens dat ook de platforms een verantwoordelijkheid hebben.

Mevrouw Beckerman (SP):

Goed om te horen dat ook de fractie van D66 zeer kritisch is op de wet waar het kabinet mee komt drie jaar na het aannemen van mijn motie. Maar die amendementen zijn toch behoorlijk soft. Kunt u ook de amendementen steunen die ik samen met de heer Koerhuis heb ingediend, waarin we veel verder gaan en bijvoorbeeld ook zorgen dat de boetes behoorlijk omhooggaan en dat Airbnb niet alleen maar ietsje meer verplicht wordt tot het publiceren van nummers, maar gewoon wordt aangepakt als ze illegale praktijken blijven ondersteunen? Kan mevrouw Van Eijs onze voorstellen daartoe ook steunen?

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik ben natuurlijk ook wel benieuwd naar het oordeel van de Minister. In onze eigen amendementen hebben we bijvoorbeeld flink gestoeid met de Europese regelgeving daaromheen. Ik vind het wel fijn dat als een amendement wordt gesteund en aangenomen, het niet uiteindelijk bij de rechter sneuvelt of zo. In het verhogen van de boetes – volgens mij was het niet eens een absurd bedrag – kan ik mij in principe wel vinden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik had het over de huisvestingsverordening. In de huisvestingsverordening moeten schaarste en overlast worden gedefinieerd. Ik vraag de Minister of schaarste en overlast wel heel goed toepasbaar zijn op al die verschillende situaties. Zoals ik al zei, hebben de Achterhoek en Amsterdam een andere problematiek als het bijvoorbeeld gaat over schaarste en overlast. Hoe ondersteunt de Minister gemeenten bij het vaststellen van zo'n huisvestingsverordening? Het is natuurlijk wel zo handig dat gemeenten die dit willen doen dan ook een huisvestingsverordening hebben.

Ook de platforms zelf zijn met de gemeenten verantwoordelijk voor de naleving. Zich alleen maar beroepen op het bijeenbrengen van vraag en aanbod is echt te vrijblijvend; vandaar het amendement waar ik het over had over het verplicht vragen en tonen van een registratienummer.

Voorzitter. Zoals ik al zei: maatwerk is belangrijk. Ook is het de verantwoordelijkheid van college en platforms samen om overmatige toeristische verhuur, oftewel een gemotiveerd nachtencriterium, op te pakken en mensen hieraan te houden, om dit te handhaven. Deelt de Minister deze opvatting, zo vraag ik haar.

We zien dat ook veel andere landen worstelen met Europese regelgeving rond toeristische verhuur. De Europese richtlijnen lijken handhaving moeilijk te maken. We hebben daar zelf ook mee geworsteld bij het opstellen van onze amendementen. Ik vraag de Minister: wat is de Europese inzet van het kabinet op dit punt? Streeft het kabinet naar een modernisering van de e-Commercerichtlijn om ervoor te zorgen dat dit soort dingen beter kunnen worden aangepakt? Op welke termijn verwacht de Minister hiervan resultaten?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Eijs. Dan is het woord aan de heer Terpstra namens het CDA.

De heer Terpstra (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Wanneer de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. Iedereen is bekend met dit Nederlandse gezegde. Bij de voorbereiding op deze wetsbehandeling heb ik enkele keren aan dit gezegde moeten denken. Al jaren stijgt het aantal overnachtingen in de toeristische verhuur, aangeboden via platforms als Airbnb, Expedia en Booking.com. Waar verhuur van de eigen woning via een platform begon als leuke aanvulling op de bestaande accommodaties, is het anno 2020 een keiharde miljardenbusiness en is het totaal uit de hand gelopen. Het gevolg: woningen die onttrokken worden aan de woningvoorraad, veel overlast in buurten en wijken, en gefrustreerde omwonenden. Want tenslotte, wanneer de kat van huis is, dansen de muizen op tafel.

Alleen al in Amsterdam is het aantal overnachtingen toeristische verhuur gestegen naar bijna twee miljoen per jaar. Landelijk werden vorig jaar 55.000 accommodaties – let wel: dat zijn woningen – verhuurd met toeristische doeleinden. Het is dan ook een brede wens van deze Kamer – u hoorde het mijn voorgangers als zeggen – om de toeristische verhuur aan banden te leggen, of in ieder geval te reguleren. Het CDA is daarom dan ook content met het voorliggende wetsvoorstel, dat gemeenten de mogelijkheid geeft om, als de overlast zo groot wordt, de verhuur aan banden te leggen en terug te brengen naar normale proporties.

Voorzitter. We zien de afgelopen jaren dat veel te veel steden worstelen met toeristische verhuur en de handhaving daaromtrent. Natuurlijk moet toeristische huisvesting of verhuur mogelijk zijn in Nederland, maar het moet niet ten koste gaan van de noodzakelijke woonruimte, leefbaarheid en sociale cohesie in de wijk. Met name in grote steden als Amsterdam, Utrecht en Rotterdam gaan kostbare woonruimten voor starters en gezinnen verloren omdat eigenaren meer geld kunnen verdienen aan buitenlandse toeristen via verhuur door middel van de deelplatforms waar we het over hebben. Ook kunnen toeristische woonruimten ten koste gaan van doorstroming en hebben ze waarschijnlijk een verhogend effect op de koop- en huurprijs. Panden in Amsterdam worden geliefde beleggersobjecten, met als doel toeristische verhuur.

Overlast, afval en lawaai: de leefbaarheid valt of staat bij het handhaven van de regels. De wet die we vandaag behandelen, voorziet in de mogelijkheid voor gemeenten om te komen tot een registratieplicht, een meldplicht en een onderbouwde vergunningsplicht. Het biedt de gemeenten de mogelijkheid te handhaven. Echter, het CDA wijst er wel op dat in dit wetsvoorstel de verantwoordelijkheid voor die handhaving volledig bij de gemeenten terechtkomt. De medewerking van de platforms is wat betreft het CDA dan ook te vrijblijvend opgenomen in dit wetsvoorstel.

Wanneer de gemeenten verzoeken om medewerking, zijn de platforms op straffe van een dwangsom verplicht de informatie te delen. Het blijkt echter vanuit Europese wetgeving niet mogelijk om platforms te verplichten alleen advertenties aan te bieden met een registratienummer. We kunnen alleen afgaan op de mooie blauwe ogen van deze platforms als ze zeggen dat er geen woonruimte aangeboden wordt zonder registratienummer. Ofwel: handhavingsambtenaren van de gemeente moeten alle advertenties nalopen of websites constant vernieuwen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

De heer Terpstra is de derde spreker van de zijde van de coalitie. Het is opvallend hoe eensgezind coalitie en oppositie inmiddels zijn door uit te spreken dat deze wet niet ver genoeg gaat. Ik hoor de heer Terpstra in de richting gaan van steun voor de voorstellen van mijzelf en de heer Koerhuis om juist de platforms zelf veel harder aan te pakken. Deze wet lijkt vooral op een wet ván Airbnb en andere platforms en niet op een wet om de overlast écht grondig aan te pakken. Klopt dat, meneer Terpstra? Bent u bereid onze voorstellen te steunen om tot een echt scherpe wet te komen?

De heer Terpstra (CDA):

Ik vind dat lastig. Ik begrijp wat u zegt. Ik deel wel de wens om met name de platforms zelf meer verantwoordelijkheid te geven en dat wettelijk te verankeren. Dat is volgens mij ook nodig. Tegelijkertijd hebben we te maken met Europese wetgeving, zoals mevrouw Van Eijs terecht aangaf. Er zitten goede elementen in deze wet, zoals de registratieplicht en de meldplicht. Als we de amendementen van u en de heer Koerhuis aan zouden nemen, bestaat het risico dat het helemaal wordt afgeschoten door de rechter en dat gemeentes en met name de omwonenden alsnog met hun handen in het haar zitten omdat het gewoon niet kan op basis van Europese wetgeving. Ik wil dus eerst afwachten wat de Minister zegt en kijken op welke manier we het best mogelijk kunnen maken wat we allebei delen, namelijk de verantwoordelijkheid meer neerleggen bij de platforms.

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman, vervolgvraag.

Mevrouw Beckerman (SP):

De heer Terpstra heeft gelijk dat er af en toe wel heel teleurstellende Europese uitspraken zijn gedaan. Ik denk dat wij met onze amendementen gekozen hebben voor een juridische formulering die wél kan. Dat hebben we ook laten checken. Tegelijkertijd hebben wij vaker ertoe opgeroepen – want het is wel heel erg makkelijk om je continu te verschuilen achter Europa – om ervoor te zorgen dat we een blok vormen met verschillende landen en zo tot een effectieve aanpak komen. De steden hebben ons dat al voorgedaan. Nu lopen we eigenlijk al jaren achter de feiten aan. Mocht de heer Terpstra ervan overtuigd raken dat dit juridisch kan – wij hebben dat al laten controleren – is hij dan bereid om dit te steunen?

De heer Terpstra (CDA):

Nogmaals, wij delen de doelstelling zoals geformuleerd in uw amendement, namelijk om de verantwoordelijkheid van platforms als Airbnb te verankeren in een wet. Ik moet alleen van de Minister horen of dat juridisch kan. Mijn antwoord op uw vraag is dus: als het kan, als het juridisch gedekt is, dan ben ik zeker bereid om daar welwillend naar te kijken. Maar als het gevaar bestaat dat de goede elementen in deze wetgeving, zoals de registratieplicht, de meldplicht en de vergunningplicht, daarmee op de helling komen te staan, dan kent u het CDA ook als een degelijke partij die daartoe niet bereid is. We wachten de reactie van het kabinet in dezen dus even af.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, op hetzelfde punt. Ik zou tegen de heer Terpstra willen zeggen: niet te bangig. Natuurlijk moeten we altijd zorgvuldig zijn met wetgeving. Ik wacht het antwoord van de Minister af. Maar kijk naar andere landen in Europa. Mevrouw Beckerman haalde Lissabon al aan, maar ook in Spanje en in Frankrijk is het allemaal gereguleerd. Je kunt, als ik goed ben geïnformeerd, zelfs celstraf krijgen als je je niet aan de regels houdt. Ik zou toch denken dat we nationaal gaan over ons woon- en leefklimaat in steden. Ik ken het CDA ook zo dat het daar voorstander van is. Ik zou dus niet al te makkelijk een beroep doen op een of andere Europese regel, terwijl dit toch een nieuwe ontwikkeling is. Nou ja, nieuw ... Het is in ieder geval nieuwer dan twintig of dertig jaar geleden toen al die verdragen gesloten werden. Ik zou toch durven ingrijpen als overheid. Is de heer Terpstra dat in beginsel met mij eens?

De heer Terpstra (CDA):

Het is mooi dat mij wordt verweten bang te zijn; dat vind ik ook wel een keer leuk. Ik deel wat de heer Nijboer zegt. Natuurlijk moeten we streven naar leefbaarheid in die steden, in die buurten, in die wijken en moet het hard worden aangepakt en moet de verantwoordelijkheid van de platforms ook worden aangepakt. Maar, zeg ik daar tegelijkertijd bij, dat moet wel degelijk en juist gebeuren. Als dat niet degelijk en juist gebeurt ... Nogmaals, er zitten elementen in die goed zijn. Gemeentes schreeuwen bijna richting Den Haag om handhavingsmogelijkheden om de overlast aan te pakken. Dat willen we ook graag en dat wil ik niet op de lange baan schuiven. Voor mij is de keiharde voorwaarde dat het geborgd is. Nogmaals, zeg ik tegen de heer Nijboer, ik wacht de reactie van het kabinet af.

De voorzitter:

Dan vervolgt u uw betoog.

De heer Terpstra (CDA):

Nogmaals, wat het CDA betreft ontlopen platforms te makkelijk hun verantwoordelijkheid om steden, wijken en buurten leefbaar te houden. Zoals de heer Nijboer al aangaf: andere Europese landen eisen op basis van dezelfde Europese wetgeving wél van de aanbiedende platforms dat ze advertenties zonder nummer weigeren en verwijderen. Hiervoor worden zelfs boetes opgelegd. Lissabon doet dat, heb ik al gehoord en ook Frankrijk is zo'n voorbeeld. Ik wil graag van het kabinet horen wat we kunnen doen om dat ook in Nederland mogelijk te maken. Graag een reactie daarop.

Voorzitter. Dan de aansprakelijkheid.

De voorzitter:

Voordat u daarnaartoe gaat, een interruptie van de heer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Ik dacht: ik doe er niet aan mee, want volgens mij zijn we het toch allemaal eens met elkaar. Maar als de heer Terpstra het zelf in zijn spreektekst heeft opgenomen, dan vind ik zijn vorige antwoord toch een beetje raar. Volgens mij geeft de heer Terpstra in zijn antwoorden aan dat hij eigenlijk wel voor is, maar dat het niet van Europa kan om vervolgens zelf te zeggen: maar andere landen doen het wel. Dan moet het hier toch ook kunnen? Waarom zou het in andere landen wel kunnen en in Nederland niet?

De heer Terpstra (CDA):

Nou goed. Ik constateer met de heer Smeulders dat het in andere landen wel gebeurt en dat daar ook een juridische basis voor is. U heeft helemaal gelijk: we beogen hier allemaal hetzelfde doel. Maar ik heb ook de antwoorden van de zijde van de regering gelezen: het zit lastig vanwege de Europese richtlijnen. Nogmaals, ik kan het tot sint-juttemis herhalen: we moeten zorgen dat dat in overeenstemming is met die richtlijnen. Anders gaan er goede elementen waar gemeentes om smeken verloren. Dat wil het CDA niet.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Wat mij betreft is het fijn dat de heer Terpstra zo welwillend is. Ik hoop dan ook dat hij aan de Minister wil vragen om heel duidelijk te maken waarom dit in andere landen wel zou kunnen maar hier niet. Want heel eerlijk, als dat niet superduidelijk wordt in de behandeling vandaag, ga ik gewoon voor al die amendementen stemmen. Ik geloof er niks van dat daarmee de hele wet onderuit zou gaan. Denkt de heer Terpstra daar ook zo over?

De heer Terpstra (CDA):

Er moet inderdaad een goede uiteenzetting komen van de zijde van de regering waarom het hier eventueel niet zou kunnen maar in andere landen wel. U probeert nu de tegenstelling neer te zetten dat ik het niet zou willen vanwege Europese wetgeving, maar dan zeg ik: neenee, wij delen hier volgens mij allemaal aan tafel dat de platforms meer verantwoordelijkheid moeten krijgen. Ik ben dus heel benieuwd naar het antwoord van de Minister hierop.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter. Als laatste de aansprakelijkheid, zoals ik net al aangaf, voor de overlast in de steden, in de wijken, in de buurten. Wat het CDA betreft zouden de platforms zelf medeaansprakelijk gesteld moeten kunnen worden voor de overlast en schade die tijdelijke huurders en verhuurders veroorzaken. Ook dit gebeurt in verschillende andere Europese landen al, bijvoorbeeld in Frankrijk. Uiteraard zijn de verhuurders er zelf verantwoordelijk voor aan wie ze hun woning verhuren, maar als bemiddelaars hebben de platforms hierin ook een verantwoordelijkheid wat het CDA betreft. De bemiddelaar koppelt tenslotte de huurder en de verhuurder aan elkaar. Graag een reactie hierop van de Minister.

Tot slot. Het CDA is tevreden dat gemeenten meer instrumenten in handen krijgen om te kunnen optreden bij overlast door toeristische verhuur. Slechts cashen met een woning ten koste van de leefbaarheid kan, zeker gezien de hoge woningnood, nooit de bedoeling zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage. Dan is het woord aan de heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. «De huurstijgingen gaan door het dak», kopte De Telegraaf vanmorgen. «Huurder bezwijkt onder de hoge woonlasten.» Niets is minder waar. De Minister is er talloze keren door deze Kamer, maar ook door de Eerste Kamer voor gewaarschuwd. De Minister is ziende blind en horende doof. Ik vraag haar: wat gaat zij nu doen, nu de motie van afkeuring door de Eerste Kamer is aangenomen en blijkt dat de huren zo veel stijgen? Huurders worden dubbel gepakt. Komt dat ook nog door de btw-verhoging van vorig jaar? Is dat de reden dat nu ook de huren extra worden verhoogd? Ik zeg voor de zoveelste keer tegen de Minister: grijp in en bevries de huren.

Voorzitter. Dit heeft te maken met het onderwerp van vandaag. Want doordat beleggers en andere partijen huizen opkopen, kunnen die huizen ook steeds meer een alternatieve bestemming hebben en kunnen zij steeds hogere huren vragen. Vandaar dat de PvdA-fractie deze wet zal steunen om een registratieverplichting in te voeren.

Voorzitter. Ik heb twee fundamentele punten die ik onder de aandacht zou willen brengen en die ik liever ook in de wet geregeld had gezien. Het eerste punt heeft mevrouw Beckerman ook aangehaald, namelijk het afromen van winsten. Ik zeg alvast dat ik die amendementen om de boetes te verhogen zal steunen. Je kunt bij de Huurcommissie wel een bezwaar indienen – dat duurt ellenlang, want de Huurcommissie heeft allemaal vertraging – en dan uiteindelijk gelijk krijgen, maar er staat vervolgens geen straf op. Het is eigenlijk een loterij zonder nieten. Deze wet lijkt die praktijk, die dus niet goed werkt, ook hier weer in te voeren. Dat vind ik niet zo verstandig. Dat is de eerste fundamentele kritiek.

Het tweede is dat ik vind dat de wet heel erg uitgaat van de Dienstenrichtlijn, van mededinging en van eigendomsrecht – eigendomsrecht is ook best belangrijk; daar gaat het helemaal niet om – maar niet van het publiek belang van een leefbare wijk en een leefbare gemeente. Ik vind dat een gemeente gaat over wat een beetje een wenselijke samenstelling is van een wijk. Zij verleent vergunningen voor bijvoorbeeld kamerverhuur en studentenverhuur, maar dat geldt dus ook voor toeristische verhuur. Dat wordt hier toch best wel strak ingekaderd. Een gemeente mag alleen maar het aantal dagen beperken als ze daar allerhande tritsen van overwegingen bij heeft. Ik vind dat gek. Ik vind dat een gemeente moet kunnen beslissen wat het is. Daar hebben we een gemeenteraad voor. Die kan gekozen worden en ook weer worden weggestuurd. Dat lijkt me goed. Het is een publiek belang om een leefbare stad en leefbare wijken te hebben. Ik vind het uitgangspunt in deze wetgeving, die ik vanochtend nog eens goed heb nagelezen, nog te veel hinken op: het is allemaal eigendomsrecht en het moet allemaal Europeesrechtelijk. Mijn uitgangspunt is dat het een publiek belang is en dat de gemeente daarover gaat.

Voorzitter. Ik heb een drietal amendementen ingediend. Daarover zal ik kort zijn, want iedereen kan die nalezen. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister daarop. Ten eerste. In Amsterdam is het, meen ik, al afgesproken dat platforms ook de toeristenbelasting kunnen innen. Dan ben je er gelijk van af. Het lijkt me praktisch om dat in ieder geval als mogelijkheid te doen. Je hoeft het niet te verplichten, maar dan heb je in ieder geval een van beide manieren om dat te regelen. Het tweede gaat over het informeren over gemeentelijke regulering. Je mag ervan uitgaan dat Airbnb en andere platforms weten wat de gemeentelijke reguleringen zijn en hen ook ertoe verplichten om de verhuurders die zij ten dienste staan daarover te informeren. Een derde amendement ziet erop om hen daar dan ook aan te houden. Kortom, als je maximaal 30 dagen mag verhuren, moet je via dat platform niet 50 dagen kunnen verhuren. Ik vind dat je dat wel van platforms mag verwachten. Dat zijn de drie amendementen die wij hebben ingediend. Ik denk dat die de wet verder aanscherpen.

De voorzitter:

De heer Koerhuis heeft daar een interruptie op.

De heer Koerhuis (VVD):

Ja, met name een vraag over het amendement dat stelt dat de toeristenbelasting geïnd moet kunnen worden door Airbnb in plaats van door de toeristische verhuurders zelf. Hoe ziet de heer Nijboer dat voor zich? Een verhuurder kan los van het platform een woning toeristisch verhuren. Hij kan het ook via het platform doen. Je hebt ook hotels; die zitten soms op een platform en soms niet. Wordt dat niet een ratjetoe aan inningen? En hoe ziet de heer Nijboer zowel de uitvoering als de handhaafbaarheid daarvan voor zich?

De heer Nijboer (PvdA):

Ik zie dat als volgt voor me. Als je als verhuurder, als particulier, kiest voor één platform en je huis een aantal dagen verhuurt, kun je met dat platform afspreken dat het de belasting voldoet. Dat is natuurlijk heel wat anders dan een hotel, dat dat echt zelf kan regelen. Dat heeft weet ik hoeveel aanbieders, kan dat via de website regelen en zal dat nooit zo doen. Maar ik zou er voorstander van zijn om dat als mogelijkheid te introduceren in de wet. Ik begrijp dat er in Amsterdam ook al vergaande voorstellen in die richting zijn gedaan. Dat lijkt me makkelijk voor iedereen, en het lijkt me voor de gemeente ook prettig dat die belasting binnenkomt.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik zie het dan als volgt voor me. De registratienummers zie je zo mooi voor je; dit kun je ook beeldend voor je zien. Dit is dan dus een soort vinkje dat je aan kan vinken op het moment dat je je woning toeristisch wilt verhuren bij bijvoorbeeld Airbnb. Dan zet je een vinkje: laat de toeristenbelasting maar innen door Airbnb. Zoiets dus?

De heer Nijboer (PvdA):

Precies zo. Ja, helemaal goed.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. De VNG heeft nog een briefje gestuurd met vereisten. Die vond ik zo simpel dat ik dacht: dat ze het nodig vinden om dat naar Kamerleden te sturen! Ze zeiden namelijk: er moeten nog wat dingen in lagere wetgeving worden geregeld, bijvoorbeeld dat een adres moet bestaan – ja! – en dat de eigenaar van dat adres ook akkoord moet zijn met de verhuur, en zo nog wat dingen. De Minister kent die brief ongetwijfeld. Dit wordt wel geregeld, mag ik hopen? Of moeten we dat allemaal nog bij amendement regelen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage. Dan is nu het woord aan de heer Smeulders namens GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. We zitten midden in een wooncrisis. Voor heel veel mensen is wonen nu al onbetaalbaar. We staan ook aan de vooravond van een economische recessie. Toch stijgen de huren dit jaar harder dan ooit, in ieder geval harder dan de afgelopen zes jaar. We hebben daar in deze Kamer heel veel debatten over gehad. Toen heeft de Minister gezegd: ik doe een moreel appel op de verhuurders. Volgens mij is de conclusie van vandaag dat dat moreel appel totaal niet gewerkt heeft. Mijn eerste vraag aan de Minister is dan ook wat ze nu gaat doen om te zorgen dat wonen toch weer betaalbaar wordt. Gaat ze het opnemen voor de mensen? Of blijft ze marktpartijen verdedigen, wat in onze ogen met dit wetsvoorstel ook gebeurt?

Maar daarover later meer, voorzitter, want over dit wetsvoorstel zijn wij best wel positief. Het is positief dat er nu eindelijk een kleine stap wordt gezet naar het meer reguleren van toeristische verhuur. Want al die woningen in Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam zijn niet ooit gebouwd om voor heel veel geld verhuurd te worden aan toeristen; die zijn gebouwd om gewoon verhuurd te worden aan mensen die in Nederland willen wonen. En ze zijn zeker niet bedoeld om voor heel veel overlast te zorgen in straten en buurten. Het is eigenlijk best wel bijzonder dat je nu ziet dat de Kamerleden van links tot rechts allemaal zeggen: Minister, ga alsjeblieft verder; leg meer verplichtingen op, want wij kiezen echt voor het belang van onze inwoners en niet voor dat van het grootkapitaal.

Voorzitter. Voordat ik inhoudelijk op dit wetsvoorstel inga, wil ik het eerst graag hebben over de wijze waarop deze wet tot stand is gekomen. Eind vorig jaar bleek namelijk – we hebben daar eerder schriftelijke vragen over gesteld – dat platforms als Airbnb een behoorlijke invloed hebben gehad op de inhoud van dit wetsvoorstel. In 2018 en 2019 is in totaal tien keer door ambtenaren van deze Minister overlegd met de platforms. Daaruit blijkt dat het ministerie gemeenten en platforms als gelijkwaardige partners zag bij de totstandkoming van deze wet. Ik vind dat eigenlijk wel schokkend om te horen. Kennelijk hebben grote, commerciële platforms, multinationals net zo veel invloed als medeoverheden die opkomen voor de belangen van onze inwoners. Dat kan toch niet waar zijn?

Ik wil graag een passage voorlezen uit de schriftelijke antwoorden van 14 februari van dit jaar. Daarin schrijft de Minister: «Platforms hebben aangegeven dat een eenmalige registratieverplichting die laagdrempelig, kosteloos en digitaal wordt ingericht, voor hen werkbaar is.» Zoals collega Koerhuis vaak zegt: nu breekt mijn klomp. Nu breekt echt mijn klomp. Die brak ook toen ik de antwoorden las. Het lijkt alsof platforms in dit land bepalen wat er in de wet komt te staan en wat niet. Dat is echt onwenselijk. Ik zal straks ook een motie indienen om dit in de toekomst te voorkomen.

Dan de grote vraag van vandaag. Volgens mij hebben de meeste partijen die al beantwoord. Is dit wetsvoorstel voldoende? Eerlijk gezegd twijfelt GroenLinks daar zeer aan. Als deze wet ingaat, is de verhuurder van een woning straks verplicht om bij een advertentie die via een platform wordt aangeboden, een registratienummer te plaatsen. Op die manier kunnen gemeenten controleren of die woning niet te lang of te vaak wordt verhuurd en kan overlast worden aangepakt. Dat is natuurlijk een goede stap. Het probleem is dat dit niet genoeg is. GroenLinks vindt het werkelijk onbegrijpelijk dat platforms zoals Airbnb niet verplicht worden om advertenties die geen of een foutief registratienummer hebben, te verwijderen. Dat zou supereffectief zijn, veel effectiever dan welke vorm van handhaving dan ook.

Als we dat niet doen, dan ontspringen platforms die heel veel winst maken met het fungeren als tussenpersoon tussen verhuurder en huurder, geheel de dans qua verantwoordelijkheid. Als er straks toch woningen illegaal worden verhuurd, kan Airbnb zich achter de verhuurder verschuilen. Hun lobby heeft blijkbaar effect gehad bij de totstandkoming, maar volgens mijn fractie is dat echt onwenselijk. Ik heb daarom samen met de heer Koerhuis van de VVD een amendement ingediend om ook platforms de wettelijke plicht te geven om die registratienummers te hanteren, om illegale verhuur tegen te gaan.

Daarnaast hebben wij een tweede amendement ingediend om het makkelijker te maken voor gemeenten om toeristische verhuur te verbieden. Dat kan met name handig zijn voor gebieden waar de overlast groot is.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik heb een interruptie, natuurlijk niet over het eerste amendement, dat wij samen hebben ingediend, maar wel over het tweede. Het werd heel snel even gezegd, maar ik ken GroenLinks toch als een democratische partij, die op andere dossiers toch echt democratie aanhangt, dus dit verbaast mij een beetje. GroenLinks wil een gebiedsverbod kunnen opleggen aan toeristische verhuur. Dat kan al voor bepaalde gebieden via de gemeenteraad en de huisvestingsverordening. En wat stelt GroenLinks nu voor? Om dat te doen zonder de gemeenteraad, dus dat een gemeente dat kan beslissen zonder de gemeenteraad als democratisch orgaan. Ik heb honderden e-mails gehad dit weekend.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Honderden?

De heer Koerhuis (VVD):

Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik nog nooit zo veel e-mails heb gehad bij een wetsbehandeling over wonen als over dit wetsvoorstel, tegen het amendement van GroenLinks om de gemeenteraad buitenspel te zetten voor de huisvestingsverordening. Dan is mijn vraag: wat is het antwoord van GroenLinks op deze honderden mensen die mij ge-e-maild hebben dat hun volksvertegenwoordiging buitenspel wordt gezet en dat een gemeente zelfstandig, zonder democratische controle, kan besluiten waar er wel of niet toeristisch verhuurd mag worden?

De heer Smeulders (GroenLinks):

Volgens mij heeft het amendement inderdaad wat losgemaakt. Ik heb zelf tien e-mails gehad, denk ik, maar misschien heb ik er als indiener minder gehad. Dat is ook geen probleem. Het is ook heel goed dat mensen zich bij ons melden als ze zich ergens zorgen over maken.

Wij krijgen uit de steden signalen dat het vaak lang duurt voordat je zo'n procedure doorlopen hebt en dat de toeristische verhuur op dit moment zo'n booming business is dat je dan misschien achter de feiten aanloopt. Vandaar dat wij een amendement hebben gemaakt voor het college van B en W als dagelijks bestuur, benoemd door de gemeenteraad. Ik ben zelf wethouder geweest. Het college van B en W heeft tal van bevoegdheden die gedelegeerd zijn door de gemeenteraad of door de wet zodat het autonoom besluiten kan nemen. In mijn ogen is het voor de gemeenteraad altijd mogelijk om bijvoorbeeld in de eerstvolgende raadsvergadering zo'n besluit terug te draaien.

Maar meneer Koerhuis, ik zie ook dat dit amendement heel veel vragen oproept bij veel mensen. En wij zijn inderdaad een democratische partij, dus ik ben ook heel benieuwd naar het antwoord van de Minister hierop. Volgens mij is het niet heel gek wat wij doen, en gebeurt het bij heel veel andere onderwerpen. Ik zei dat ik wethouder ben geweest; wij hebben als college wekelijks soortgelijke besluiten genomen. Maar ik kan me voorstellen dat verhuurders zeggen: wij vinden dit dermate belangrijk dat we dit ook op het niveau van de gemeenteraad moeten laten plaatsvinden. Ik vind daar ook wat voor te zeggen. Ik vind snelheid het belangrijkste, en als ik moet kiezen tussen welke twee amendementen worden aangenomen, dan hoop ik eigenlijk dat het dat van ons is, omdat ik denk dat het effectiever is dan dit. Dit is alleen maar voor de snelheid.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik ben blij met de beantwoording van de heer Smeulders. Ik hoorde hem al zeggen dat hij uit gemeenten hoort dat het soms lang duurt. Tja, soms duurt democratie iets langer. Maar ik heb de heer Smeulders gehoord en ben hoopvol.

De voorzitter:

Wilt u daarop reageren, meneer Smeulders? Anders ...

De heer Smeulders (GroenLinks):

Nee, volgens mij was het helder.

De voorzitter:

Dan gaan we naar mevrouw Van Eijs.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik ben ook wel verbaasd over dit amendement en ik wil de heer Smeulders eigenlijk nog aan iets herinneren. Wij hebben ooit goed gewerkt op het gebied van de Omgevingswet, waar wij juist hebben geprobeerd om de gemeenteraden meer in positie te brengen. En ik vind het wel grappig, want ik zocht het op en dacht: nou ja, de heer Smeulders is zelf toch ook gemeenteraadslid geweest, hoe kan dit nou? Maar dat is niet zo, hij is alleen wethouder geweest. Dus ik vroeg me af of daar misschien dan toch de sympathie voor B en W vandaan komt in plaats van voor de gemeenteraad.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dat is een gevoelig punt. Ik ben verkiesbaar geweest voor de gemeenteraad, maar toen hadden we net niet genoeg zetels. Dus ik ben vier jaar commissielid geweest in de gemeenteraad, wat dus eigenlijk lager is dan gemeenteraadslid, en ik ben inderdaad daarna wethouder geweest. Ik ben ook wel Statenlid geweest, en ook vier jaar commissielid in de Staten. En we kunnen het heel lang over dit amendement hebben, maar wij hebben gedacht dat we een goede zet zouden zetten door het sneller te maken. Ik zie dat er heel veel weerstand op is. Ik wil absoluut niet dat de indruk ontstaat dat wij om gemeenteraden heen werken of zo, absoluut niet. Ik heb in de gemeenteraden van veel grote steden waar dit speelt heel veel vertrouwen, vaak meer dan de heer Koerhuis als het over wonen gaat. Dus volgens mij komt dit dan wel goed, alleen duurt het iets langer.

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs nog een keer? Nee? Dan vervolgt u uw betoog, meneer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Ja, dank u wel, voorzitter. Ik zal ook richting een afronding gaan, door te zeggen dat wij de amendementen die zijn ingediend door mevrouw Beckerman en de heer Koerhuis onder meer rondom de boetes, van harte steunen. En ik wil afsluiten met twee vragen, namelijk een aan de Minister, want volgens mij heb ik nog niet gehoord hoe het staat met het traject om in Europees verband toch veel specifiekere regels te kunnen stellen. We hadden straks al de discussie dat wij vanuit het ministerie vaak horen: het kan niet vanwege Europa. Ik ga er dan van uit dat in ieder geval de Minister heel erg hard werkt in Europa om dingen wél mogelijk te maken. Hoe gaat het daarmee? En op welke termijn worden ook vervolgstappen verwacht?

Ik wil met mijn andere vraag eigenlijk heel graag aansluiten bij de vraag van de heer Koerhuis over de actuele kwestie van Airbnb, de servicekosten en de rechtszaken die ze nu aan het aanspannen zijn. Volgens mij lijkt dat een beetje op chantage als je op die manier werkt. Ik zou graag willen weten hoe de Minister daarover denkt en of zij Airbnb hier al op aangesproken heeft of dat graag nog wil gaan doen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Smeulders. Ik vraag aan mevrouw Beckerman of zij even het voorzitterschap wil overnemen, dan kan ik een bijdrage leveren namens de PVV.

Voorzitter: Beckerman

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kops. Ik neem dat uiteraard graag even van u over, om u direct het woord te geven voor uw vijf minuten.

De heer Kops (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Oneigenlijk gebruik van de woningvoorraad, brandonveiligheid, woonfraude, overlast. De Minister heeft het in de memorie van toelichting zelfs over herrie makende rollende koffers in trappenhallen. Het is allemaal nogal wat. En nu ligt er dus een Wet toeristische verhuur woonruimte. Het wetsvoorstel bestaat primair uit een registratieplicht; de verhuurder moet een registratienummer aanvragen en zodra dat er is, kan de gemeente ook overgaan tot een nachtencriterium, een meldplicht en/of een vergunningplicht. En gemeenten moeten hiermee vooral inzicht krijgen in wat zich in de gemeente allemaal afspeelt, om vervolgens te kunnen gaan handhaven.

Maar dan schrijft de Minister in een van de stukken, ik citeer: «Het wetsvoorstel kent geen directe verplichtingen voor platforms.» Andere sprekers hebben het daar ook over gehad. Kijk, daar gaat het dus eigenlijk fout, juist omdat die platforms zo belangrijk zijn, juist omdat die platforms nu een podium bieden, ook aan malafide verhuurders. Nu schrijft de Minister dat is onderzocht of het mogelijk is om platforms te verplichten de persoonsgegevens van verhuurders direct met de gemeente te delen. En de conclusie van de Minister is dat dat leidt tot een inbreuk op de privacy. Dat vind ik toch wat makkelijk. Kan de Minister dat uitleggen? Hoezo dan? Want die informatie is juist zo cruciaal. De Minister zelf erkent ook dat gemeenten om überhaupt te kunnen gaan handhaven moeten weten, uiteraard, door wie welke woonruimte wordt aangeboden. Maar de Minister schrijft in de schriftelijke beantwoording dat zij het niet noodzakelijk noch proportioneel acht om platforms actief de persoonsgegevens van verhuurders met de gemeenten te laten delen. Dat klinkt nogal vaag, want mag het nu niet of wil de Minister het gewoon niet? Dat blijft onduidelijk. Graag een reactie.

De gemeenten moeten uitvoering gaan geven aan deze wet in hun eigen huisvestingsverordening. Wat betreft de meldplicht zegt de Minister expliciet dat de gemeenteraad moet gaan oordelen of deze wel proportioneel en noodzakelijk is. Kan dan de gemeenteraad ook in diezelfde huisvestingsverordening gaan oordelen dat deze het proportioneel acht dat platforms direct de gegevens van verhuurders verstrekken? Waarom kan het een wel en het ander blijkbaar niet?

Op 25 september 2018 – het is alweer twee jaar geleden – hadden we ook een plenair debat met deze Minister over platforms als Airbnb en malafide verhuurders die daarop actief zijn. Toen zijn er twee vergelijkbare moties aangenomen, zowel van de SP als van de PVV. Die van de PVV verzocht de regering ervoor te zorgen dat Airbnb de adressen bij de advertenties vermeldt dan wel een registratienummer waarvan de gemeente het bijbehorende adres kent. Dat registratienummer komt er nu weliswaar, maar ja, platforms wordt het nog altijd niet verplicht dit nummer ook te vermelden. Nogmaals, daar gaat het mis. Als je de teksten van de Minister, de schriftelijke beantwoording leest, kom je heel vaak het woord «verzoeken» tegen. Als advertenties geen nummer hebben verzoekt de gemeente het platform de adresgegevens te verstrekken. Ook kan de gemeente het platform verzoeken om niet deugende advertenties te verwijderen. Het klinkt allemaal heel vrijblijvend en dat is het ook. Wat nu als de platforms het nummer bewust niet vermelden op de website? Ze hebben, zo begrijpen we uit alle teksten en alle stukken, aangegeven mee te willen werken, maar ja, dat is het dan ook: willen meewerken. Nogmaals, het klinkt allemaal heel vrijblijvend.

Een registratieverplichting voor verhuurders. Dat klinkt heel stoer en daadkrachtig maar hoe verplichtend is die eigenlijk in de praktijk? Want wat nou als die malafide verhuurders simpelweg geen nummer aanvragen en toch hun woonruimte blijven aanbieden, desnoods buiten de platforms om? Daar zijn ze immers malafide genoeg voor. Denkt de Minister nu werkelijk dat zij, die malafide verhuurders waar het juist om gaat, zich nu netjes bij de gemeente zullen melden? Heeft de Minister inzicht in hoezeer die verhuurders zullen uitwijken naar andere kanalen?

En laten we eerlijk zijn, zonder die registratie heeft de wet eigenlijk weinig gevolgen, want het nachtencriterium, de meldplicht en de vergunningsplicht hebben pas waarde als de verhuurder zich heeft geregistreerd. Dus in welke zin gaat deze wet, die we natuurlijk in principe toejuichen, iets toevoegen en bereiken, vooral als die wet is gestoeld op primair de eerlijkheid van de verhuurder door zich netjes te registreren? Dit terwijl die eerlijkheid van de verhuurder nu juist de aanleiding is geweest voor deze wet ...

De voorzitter:

Meneer Kops, zou u bijna willen afronden?

De heer Kops (PVV):

Ik ga afronden, absoluut, voorzitter. Dit terwijl die platforms een belangrijke faciliterende rol spelen maar, zoals gezegd, negens toe verplicht worden. Nogmaals, concluderend, de vraag aan de Minister: wat gaat er in de praktijk dan aan de huidige situatie veranderen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage. Dan geef ik het voorzitterschap weer aan u terug.

Voorzitter: Kops

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Beckerman. Dan zijn we hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik kijk even naar de Minister. Hoe lang wil zij schorsen? Zij zegt twintig minuten. Dan doen we dat.

De vergadering wordt van 15.25 uur tot 15.51 uur geschorst.

De voorzitter:

We zijn toegekomen aan de beantwoording van de Minister in eerste termijn. Ga uw gang.

Minister Ollongren:

Dank, voorzitter. Laat ik vooropstellen dat ik als oud-wethouder in Amsterdam ... Ik ben nooit raadslid geweest, dus wat dat betreft zeg ik «shake hands» tegen de heer Smeulders. O nee, dat is nu een wel heel ongelukkige uitdrukking! Maar ik ben dus wel wethouder geweest in Amsterdam. Toen was ik samen met een collega, een partijgenoot van mevrouw Beckerman, de heer Ivens, verantwoordelijk voor de toeristische verhuur en hoe we daarmee omgingen. Wat dat betreft vind ik dit wel een mooi moment, omdat we nu een volgende stap kunnen zetten in dit best wel weerbarstige dossier.

Als ik vandaag naar iedereen luister, geloof ik dat we het helemaal eens zijn dat woningen er zijn om in te wonen. We hebben allemaal gezien dat er op zich niets mis mee is dat mensen heel kort verhuren aan toeristen, bijvoorbeeld als ze zelf met vakantie zijn of iets dergelijks. Maar je kunt inderdaad allerlei uitdrukkingen gebruiken voor wat we later hebben gezien, zoals «als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel» of «het hemd is nader dan de rok». In ieder geval heeft het gewoon onwenselijke effecten gehad en vind ik het inderdaad niet acceptabel dat woningverhuur aan toeristen, bij de schaarste op de woningmarkt die er is, leidt tot een veel kleinere kans op huisvesting voor anderen, mensen die naarstig op zoek zijn naar een woning, of tot overlast voor de buren en andere omwonenden. Dat zijn negatieve effecten waarvan we gezamenlijk hebben vastgesteld dat ze onwenselijk zijn en dat wij daar iets aan willen doen.

Met het voorliggende wetsvoorstel wil ik vooral gemeenten behulpzaam zijn om dit in goede banen te leiden. Gemeenten hebben daar ook om gevraagd. De essentie van het wetsvoorstel is dat de gemeenten inzicht krijgen in de adressen waar toeristische verhuur plaatsvindt, waarmee de handhaving van de eigen regels die de gemeente stelt veel effectiever kan worden. Via het wetsvoorstel zullen er straks drie instrumenten zijn om dat te doen. Dat is ten eerste de mogelijkheid van een eenmalige registratieverplichting. Dan wordt ook meteen duidelijk wie zich aan de regels houden en wie niet. Dan is er het nachtencriterium met eventueel een meldplicht per verhuring, waarmee het aanbod van woningen kan worden gedoseerd. Er is een vergunningensysteem, waarmee op wijkniveau kan worden gereguleerd en gequoteerd, als dat een woord is. Tot slot wil ik met dit wetsvoorstel gemeenten de mogelijkheid geven om hogere boetes op te leggen indien vaker gevallen van woonfraude of illegale verhuur worden aangetroffen. Een aantal gemeenten in Nederland heeft aangegeven veel met deze kwestie te maken te hebben en snel aan de slag te willen met deze instrumenten, dus ik wil graag het maximale doen om ervoor te zorgen dat zij dat ook kunnen. Ik kom daar natuurlijk nog uitgebreid op terug, maar vandaar dat het wetsvoorstel zich primair richt op degene die de woning voor toeristische verhuur aanbiedt.

Dat wil niet zeggen dat het voorstel helemaal vrijblijvend is voor platforms. Er bestaat een verplichting voor platforms om op verzoek van de gemeente gegevens te verstrekken over woonruimte die illegaal op hun platforms wordt aangeboden. Dat kan ook worden afgedwongen met een last onder dwangsom. Ik deel de zorgen die ik vandaag beluister in de inbreng van alle leden en vind dat we heel serieus naar een aanvullende wettelijke verplichting moeten kijken. Ik ben dat dus ook aan het voorbereiden, bijvoorbeeld het verplichten van het vermelden van het registratienummer, het proactief verwijderen of blokkeren van illegale advertenties en het door de platforms op niet meer boekbaar zetten van advertenties als het maximumaantal dagen is bereikt of als een aanbieder herhaaldelijk de regels overtreedt.

Dan kom ik op een punt dat door velen naar voren is gebracht, voordat ik uitgebreid inga op de beantwoording. Ik wil vooraf al even zeggen dat ik voor het mogelijk maken van deze verplichting voor platforms wel gehouden ben aan de reikwijdte van relevante Europese richtlijnen en jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie. De Europese Commissie heeft ook een Digital Services Act aangekondigd. Ik wil de opties die deze zaken bieden zo snel mogelijk van een vervolg voorzien en in het kabinet bespreken. Dat kost wel tijd; dat is zo. Ik kan op voorhand niet garanderen via welke route dit gaat lukken, maar ik wil dat wel doen. Ik zou het alleen vervelend vinden als de voorstellen die in het wetsvoorstel staan, zouden moeten wachten op een ongewis Europees traject dat nog tijd kost en waarvan ik niet op voorhand weet welke uitkomst het heeft. Dat zou ik vervelend vinden, want ik wil dat de steden aan de gang kunnen. Ik wil ze dit handvat zo snel mogelijk bieden en dat willen die steden ook. We zitten nu in een tijd waarin de toeristenstroom even is opgedroogd en nu weliswaar mondjesmaat weer op gang komt. Die toeristenstroom gaat wel weer komen en dan vind ik het echt heel belangrijk dat deze wet er ligt en dat de handvatten er zijn voor de steden om dit te gaan doen. Wat mij betreft kan het parallel en moet niet het een op het ander wachten.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Smeulders.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Meteen in het begin dan maar. Volgens mij is de Kamer heel duidelijk geweest en wil iedereen zover gaan als mogelijk is. Alleen geeft de Minister nu in de inleiding meteen al aan: je kan niet zover gaan wegens Europa, en dan moet er van alles gebeuren. Volgens mij hebben heel veel Kamerleden duidelijk aangegeven dat andere landen het al wel doen. Dus waarom zouden andere landen wel stappen kunnen zetten? Als wij dat dan in amendementen op het wetsvoorstel van de Minister voorleggen, waarom zou het dan niet kunnen? Kan de Minister dat misschien uitleggen?

Minister Ollongren:

U stelt dat andere landen het wel kunnen, maar daar ben ik nog niet van overtuigd. Als wethouder heb ik geprobeerd samen te werken met andere steden met vergelijkbare problematiek. Nu is er uiteindelijk toch een soort lappendeken van beleid. Parijs doet het anders dan Berlijn. Berlijn doet het anders dan Amsterdam en Amsterdam doet het weer anders dan Lissabon. Dat is de feitelijke situatie. Heel veel van de door u geschetste maatregelen hebben geen standgehouden bij de rechter in die andere landen. Wat mij betreft kiezen we samen voor de route waarvan we zeggen: dit kunnen we in ieder geval doen. Het overige zou zo veel mogelijk via de Europese route moeten worden geüniformeerd. We proberen zo veel mogelijk via Europa langs dezelfde lijnen die platforms te verplichten tot bepaalde zaken. We willen het niet laten aankomen op allerlei pogingen die vervolgens bij de rechter stranden.

Ik kom straks in mijn beantwoording nog op een aantal van die voorbeelden, maar dat is de reden waarom ik zeg: laten we nou doen waarvan we zeker weten dat we het kunnen waarmaken. Overigens zullen die platforms in hoge mate gewoon meewerken, ook al is die wettelijke verplichting er strikt genomen nog niet. We gaan wel toewerken naar die wettelijke verplichting, maar dan het liefst via de route van Europa, zodat we ook zeker weten dat de notificatie of de route waar we voor kiezen, standhoudt bij de rechter.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Ik vind dit niet heel bemoedigend. Ik had het gevoel dat de Kamer zegt: we gaan het gewoon doen. Maar ik heb het gevoel bij de Minister dat zij zegt: we gaan het niet doen, want het kan misschien misgaan. Ten eerste is mij nog steeds niet helder wat er wel kan en wat er niet kan, maar dat kan dadelijk misschien in een voorstel komen. Dat hoop ik eigenlijk. Is de Minister het met mij eens dat het echt heel duidelijk moet zijn dat het niet kan en dat we het anders wel gewoon moeten doen? Want andere landen doen het ook en daar gaat het ook gewoon goed.

Minister Ollongren:

Maar misschien is het dan een goed idee dat ik eerst even de vragen ga beantwoorden die precies over dit onderwerp gaan. Volgens mij verschillen wij, de heer Smeulders van GroenLinks en ik, niet van mening over wat wij zouden willen en over wat ik hierna ook in de wet zou willen opnemen. Ik vind ook dat dit zou moeten. We verschillen misschien wel van inzicht over de vraag of het kansrijk is om het via die route te doen. Maar ik zal proberen of ik via de beantwoording van de vragen de heer Smeulders toch kan meekrijgen.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

We zitten in een gigantische wooncrisis. Het is steeds moeilijker om een goed en betaalbaar huis te vinden. De Minister erkent nu dat illegale verhuur via platforms als Airbnb die wooncrisis alleen nog maar dieper maakt. De Minister vertelt dat zij als wethouder in Amsterdam een strijd voerde tegen die platforms. Dan vraag ik me af hoe het kan dat het Amsterdam gelukt is om hogere boetes op te leggen en dat de Minister met een wetsvoorstel komt waarin die boetes juist weer lager zijn. Dan staat u toch helemaal niet aan de kant van die wethouders die die strijd aan het voeren zijn?

Minister Ollongren:

Ik kom zo op die boetes. Als de hoogte van de boete uiteindelijk het strijdpunt is dat nog overblijft, dan komen we daar ook uit. Ik sta helemaal aan dezelfde kant als de wethouders, zoals wethouder Ivens en anderen, die al jarenlang aan de kant staan van het betaalbaar en beschikbaar houden van woningen voor Amsterdammers en al die andere mensen in Nederland die op zoek zijn naar woonruimte. Nogmaals, ik heb er zelf ook vier jaar lang aan meegewerkt. Zij staan ook aan de kant van al die mensen die overlast ervaren als gevolg van de enorme vlucht die dit fenomeen van de toeristische verhuur van woningen heeft genomen.

Voorzitter. Ik ga verder met de beantwoording van de vragen over de Europese route. Mevrouw Beckerman vroeg naar het voorbeeld van Lissabon. Anderen refereerden daar ook aan. Ik zei het al: het is overal anders. Lissabon heeft gekozen voor een route waarbij zij bekijken hoe zij kamers die anders langdurig worden verhuurd, naar de sociale huur kunnen trekken. Dat doen ze door drie jaar vooruit te betalen voor die woonruimte, zodat die beschikbaar is voor sociale verhuur. In Nederland, in alle steden, kennen we natuurlijk een heel ander stelsel voor sociale verhuur, namelijk het stelsel van wet- en regelgeving en woningbouwcorporaties en private verhuurders die voorzien in woonruimte voor mensen met een laag inkomen. In dat opzicht is het echt onvergelijkbaar. Onze sociale huur is ook beschermd voor dit soort fenomenen, omdat sociale huurwoningen sowieso niet mogen worden onderverhuurd en dus ook niet beschikbaar mogen worden gesteld voor toeristische verhuur. Het is echt heel anders.

Dan de inzet voor Europese regelgeving. Daar vroegen onder anderen mevrouw Van Eijs en de heer Smeulders naar. De Europese Commissie heeft een herziening van de Richtlijn elektronische handel aangekondigd in de vorm van de Digital Services Act. Het kabinet steunt dit. De presentatie van de Digital Services Act is voorzien voor eind van dit jaar. Vooruitlopend daarop werken we vanuit het kabinet aan diverse non-papers, ook over het thema van de toeristische verhuur, ook over de mogelijkheden die wij via deze Digital Services Act zouden kunnen benutten om verplichtingen op te leggen aan platforms. Daar koersen we dus heel erg nadrukkelijk op. Dat betekent dat we dit op verschillende manieren en op verschillende niveaus, ook op diplomatiek niveau door de PV in Brussel, maar straks ook op politiek niveau in gesprekken met Europese Commissarissen en straks in formele vergaderingen gewoon op de agenda hebben staan. Wij zullen dat maximaal benutten.

De platforms vallen onder de Europese Richtlijn elektronische handel, de e-Commercerichtlijn, en daar geldt het zogenaamde land-van-oorsprongbeginsel. Dan gaat het om de lidstaat van vestiging. Als we het over Airbnb hebben, dan is dat Ierland. Andere lidstaten mogen daarom geen regels stellen, tenzij voldaan wordt aan een aantal strenge materiële eisen. Dit maakt dat het door Nederland opleggen van verplichtingen aan platforms zeer lastig is, niet onmogelijk, maar wel heel lastig. Om uitsluitsel te krijgen of in het kader van dit specifieke wetsvoorstel verplichtingen kunnen worden opgelegd aan platforms, moet een Europees notificatieproces doorlopen worden. Dan zal de Commissie in dat proces toetsen of de beoogde Nederlandse wetgeving wel of niet strijdig is met het Europees recht. En dat duurt een aantal maanden. Nogmaals, je weet niet op voorhand zeker wat de uitkomst is. De Europese Commissie kan akkoord gaan en de verplichtingen kunnen in werking treden of de Europese Commissie gaat niet akkoord. Dan moeten we ons op die nieuwe DSA richten om meer mogelijkheden te creëren. Al die routes zullen we bewandelen en benutten.

In het verlengde daarvan vroeg de heer Terpstra hoe we ervoor kunnen zorgen dat platforms ook verantwoordelijkheid dragen en aansprakelijkheid aanvaarden. Ze hebben natuurlijk een verantwoordelijkheid. Platforms moeten op verzoek van de gemeenten illegale content verwijderen. Dat volgt al uit de huidige Richtlijn elektronische handel en staat ook in het Burgerlijk Wetboek. Als die platforms geen gehoor geven aan het verzoek, dan kunnen ze ook aansprakelijk worden gesteld. Het wetsvoorstel regelt daarnaast dat, als platforms niet meewerken aan informatieverzoeken, een last onder dwangsom kan worden worden opgelegd.

De heer Kops vroeg op welke termijn vervolgstappen zijn te verwachten. Er lopen heel veel trajecten; ik heb er net een aantal geschetst. In het verleden is er ook nog een zaak voor het Hof geweest: Frankrijk vs. Airbnb Ierland. In deze zaak heeft het Hof december vorig jaar bepaald dat diensten als Airbnb vallen onder de Richtlijn Europese handel. Vandaar dat ik heb gezegd: eerst reguleren van aanbieders die negatieve effecten kunnen veroorzaken. Dat valt binnen die Europese kaders en daarom kunnen die gemeenten snel met de wet aan de slag. Tegelijkertijd, parallel, leggen we die verplichting op langs die twee routes die ik net heb geschetst. Dat is wat mij betreft de beste weg om zo snel mogelijk te komen tot wetgeving waar de gemeenten mee uit de voeten kunnen en waarmee de gemeenten kunnen gaan doen wat zij graag willen, namelijk grip krijgen op dit hele fenomeen. Parallel daaraan zorgen we er ook voor dat we aan de Europese zijde zijn afgedekt.

De heer Terpstra (CDA):

Ik heb goed geluisterd naar de Minister. Eigenlijk de hele Kamer heeft aangegeven dat er gekomen moet worden tot een meer wettelijk verankerde verantwoordelijkheid. De collega's hebben daar ook allerlei amendementen voor ingediend. Die wens deelt de Minister, maar ze geeft aan dat dat zal moeten lopen via allerlei Europese wetgevingstrajecten met allerlei richtlijnen en formele en informele circuits. Tegelijkertijd is de nood hoog en lijdt de sociale cohesie in de wijken steeds meer onder de overlast door toeristische verhuur. Ik zou de Minister daarom willen vragen om het toch één slagje concreter te maken. We hebben er drie jaar over gedaan om tot deze wet te komen, maar wat is er nou nodig om vanaf nu een beetje tempo te gaan maken? Hoe kunnen we gas gaan geven? Hoe kunnen we er een tandje bij zetten?

Minister Ollongren:

Ik denk dat de heer Terpstra dan bedoelt te vragen wat er nodig is om er in de Europese context een tandje bij te zetten. Wat daarvoor nodig is, is dat wij erbovenop blijven zitten. Dat zullen we zo veel mogelijk samen met andere landen moeten doen. Maar ja, het heeft wel mijn sterke voorkeur om het niet volgordelijk te laten zijn. Met andere woorden, we moeten met onze eigen aanpassing van de wetgeving niet wachten op Brussel of de Europese Commissie. We moeten zo veel mogelijk zelf doen en parellel daaraan dat andere spoor bewandelen en ervoor zorgen dat het daar zo hoog mogelijk op de agenda komt te staan.

De heer Terpstra (CDA):

«Erbovenop zitten» voelt net effe een beetje ongemakkelijk, gezien het probleem waar we hier over spreken, namelijk grote overlast en het onttrekken van woningen aan de woningvoorraad. Ik denk dat de Minister gelijk heeft als zij zegt dat we degelijke en goede Europese wetgeving nodig hebben om dit mogelijk te maken. Daar ontkomen we gewoon niet aan, maar «erbovenop zitten» vind ik dan net even te vrijblijvend. Is de Minister bereid om daar ook een termijn aan te hangen en de Kamer aan te geven wanneer wij dan verdere wetgeving mogen verwachten om die verantwoordelijkheid voor deze platforms groter te maken?

Minister Ollongren:

Ik heb nu niet paraat welk time frame daar precies onder hangt, maar laat ik afspreken dat ik daar in tweede termijn sowieso even op terugkom. De heer Terpstra kan dan beoordelen of hij het ambitieus genoeg vindt.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Er waren een aantal vragen over de wet zelf. Mevrouw Van Eijs vroeg bijvoorbeeld of er nog meer mogelijkheden dan dit zijn om de leefbaarheid te reguleren. Ruimtelijke ordening is een instrument om de leefbaarheid van de fysieke omgeving te reguleren. Er zijn natuurlijk ook andere maatregelen mogelijk om woonoverlast of andere vormen van overlast in de woonomgeving tegen te gaan. Als er ernstige problemen met de leefbaarheid in een gebied zijn, kan de gemeente ook de Minister verzoeken om de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek toe te passen. Eigenlijk is het huidige voorstel voor de regulering van toeristische verhuur een aanvullend instrument dat kan worden ingezet als dat nodig is voor de leefbaarheid.

De heren Koerhuis en Nijboer maar ook anderen hebben gevraagd naar de signalen van de VNG over de algemene maatregel van bestuur die de minimale vereisten van het registratiesysteem moet regelen. Ik ben bekend met de signalen. Het ministerie is eigenlijk voortdurend in gesprek met met name de G4 om te zorgen dat die AMvB werkbaar is. Dat is natuurlijk heel erg belangrijk. Er wordt ook gekeken naar de ontwikkeling van een registratiesysteem en daarbij heeft de gemeente Amsterdam het voortouw vanwege haar kennis en ervaring. Ik vind overigens dat de gemeente Amsterdam die rol heel voortvarend oppakt. Komende vrijdag sluit de consultatie van de AMvB en daarna kunnen we alle reacties gaan bestuderen. Daarbij zullen we uiteraard die inbreng van de VNG betrekken. Maar het is in een ieders belang dat het wetsvoorstel en de AMvB goed op elkaar aansluiten.

De heer Kops vroeg of de gemeenteraad in de huisvestingsverordening het delen van gegevens proportioneel kan verklaren. Dat kan niet, want daarvoor is een wettelijke grondslag nodig en die wettelijke grondslag moet weer voldoen aan eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit. De heer Kops vroeg voorts wat er gaat gebeuren als de platforms geen registratienummers zouden vermelden. Zijn die verhuurders eigenlijk eerlijk, was geloof ik de achterliggende gedachte. Je zult zien dat advertenties zonder nummer meteen opvallen; daarmee kun je het kaf al van het koren scheiden. Dan zullen de gemeentes actie ondernemen richting de platforms en gelden er boetes. We komen zo nog over de hoogte te spreken, maar die boetes kunnen bij recidive heel hoog zijn en zeer ontmoedigend werken.

Er is natuurlijk ook gevraagd naar de uitvoerbaarheid van een en ander. Bijvoorbeeld mevrouw Beckerman vroeg of het redelijk is dat de gemeenten alles moeten doen en die hele registratie moeten bijhouden. De gemeenten houden die gegevens bij als gevolg van die registratieverplichting. Dat verschaft de gemeenten ook het inzicht dat zij nodig hebben voor effectieve handhaving. Zie de hele situatie in Amsterdam de afgelopen jaren. Met die gegevens kunnen ze, als er sprake is van illegaal aanbod, de platforms verzoeken om dat te verwijderen. Ik denk dus dat het juist een nuttig en noodzakelijk instrument is voor de gemeenten om dat te kunnen doen.

Dan de kwestie die door verschillenden van u is aangeroerd, namelijk het spreken met platforms over dit wetsvoorstel. De gewoonte is om met partijen te spreken als er een wet wordt gemaakt. Dat is ook een goed gebruik. Dat doen we eigenlijk altijd bij nieuwe wetgeving, maar je moet natuurlijk wel een eindafweging maken, die je eigen afweging is van verschillende belangen en niet een afspiegeling van één partij. Verder hebben we natuurlijk de platforms wel nodig. Zij moeten bijvoorbeeld helpen om illegale advertenties te voorkomen. Dat hebben ze ook toegezegd. Ze hebben aangegeven hun website zo in te richten dat die advertenties zonder nummers eigenlijk bijna uitsluit. Ik wil ook benadrukken dat ook andere stakeholders om tafel hebben gezeten, waaronder natuurlijk de gemeenten. Door met al die partijen te praten, weet je ook zeker dat je ergens aan werkt wat uiteindelijk ook uitvoerbaar is.

Mevrouw Van Eijs vroeg eigenlijk ook naar de werkbaarheid voor gemeenten. Ze zei: gemeenten kunnen gebruikmaken van de instrumenten uit het wetsvoorstel als er sprake is van schaarste of nadelige gevolgen voor de leefomgeving. Is dat nou werkbaar voor gemeenten? In de huidige Huisvestingswet kunnen gemeenten alleen ingrijpen als er schaarste is aan woonruimte. Met dit wetsvoorstel kunnen gemeenten ook toeristische verhuur beperken als er negatieve gevolgen zijn voor de leefbaarheid, dus dat is een uitbreiding. Wij weten dat dat het geval is: toeristische verhuur kan een sterke invloed hebben op de leefbaarheid vanwege de overlast en ook door het gebrek aan sociale cohesie dat kan ontstaan. Met andere woorden, nadelige gevolgen voor de leefbaarheid is dus een passende grondslag om de regels uit het wetsvoorstel te volgen en de vrijheid van dienstverlening te beperken. Want het gaat het er natuurlijk om dat je daarop een inperking pleegt. Dat betekent dat gemeenten waarin er geen schaarste is en ook geen problemen met de leefbaarheid spelen, eigenlijk geen goede reden hebben om in te breken in die dienstenvrijheid.

Voorzitter. Dan nog een aantal andere onderwerpen die langs zijn gekomen. De heer Smeulders vroeg naar de servicekosten. Mag Airbnb servicekosten in rekening brengen? Airbnb rekent kosten aan zowel de huurder als de verhuurder, en de kantonrechter heeft deze werkwijze in een uitspraak van maart jongstleden in strijd geacht met het verbod op tweezijdige bemiddeling. Overigens maken meerdere platforms gebruik van deze constructie. Via een aantal claimbedrijven hebben zich ongeveer 30.000 Nederlandse klanten van Airbnb gemeld met het verzoek om de in rekening gebrachte servicekosten terugbetaald te krijgen. Airbnb vraagt zich af of deze uitspraak niet in strijd is met het Unierecht en heeft weer een zaak aangespannen met als doel een principe-uitspraak te krijgen van de Hoge Raad over het al dan niet strijdig zijn met het Unierecht. Omdat deze kwestie op deze manier onder de rechter is, zullen we de uitkomst daarvan afwachten.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik was aan het wachten of mijn tweede vraag dan daarna zou komen. Mijn vraag was eigenlijk of de gemeenten nu echt uit de voeten kunnen met de begrippen «schaarste» en «overlast». Kunnen zij dat hard genoeg maken om in te kunnen grijpen, of kunnen ze hiermee moeilijk uit de voeten in gebieden waar de nood misschien iets minder hoog is dan in het bekende voorbeeld Amsterdam? Omdat de helft van de gemeenten geen huisvestingsverordening heeft, vroeg ik ook nog of daar misschien nog problemen liggen en of er ondersteuning vanuit het ministerie is.

Minister Ollongren:

Dit is niet het enige instrument dat je wilt inzetten. Wij hebben in deze commissie ook gesproken over andere voorstellen om de leefbaarheid in bepaalde gebieden te verhogen, bijvoorbeeld de opkoopbescherming. Op de tweede vraag van mevrouw Van Eijs zal ik straks nog terugkomen. Die had ik in eerste termijn even gemist.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik heb de Minister gehoord over wat zij ervan vindt dat Airbnb nu huurders voor de rechter aan het slepen is over bemiddelingskosten. De Minister heeft het erover dat er een principe-uitspraak van de Hoge Raad loopt. Allereerst een technische vraag: hoelang verwacht de Minister dat dat duurt? Ik heb geen idee.

Dan over de claimbedrijven. Het klopt dat er zo'n 30.000 mensen zijn aangesloten bij claimbedrijven, maar er zijn ook individuele huurders die graag hun bemiddelingskosten terug willen hebben. Volgens mij is de wet heel simpel: je mag geen bemiddelingskosten vragen aan huurders. Normaal gesproken kan een huurder daarvoor naar de Huurcommissie. Mijn specifieke vraag was: kan de Minister een oplossing bedenken waarbij deze huurders de bemiddelingskosten kunnen terugvragen bij de Huurcommissie in plaats van bij de rechter? Dat bespaart tenslotte een hele dure gang bij de rechter en het staat ook open voor andere huurders. Wat is er nodig voor zo'n oplossing? Kan de Minister dat zelf regelen? Is daar een amendement voor nodig? Graag een reactie.

Minister Ollongren:

Zoals ik het heb begrepen, is wat er nu speelt een kwestie tussen de aanbieders en het platform. Als dat zo is, kun je niet de gang naar de Huurcommissie maken. Dat is dan niet van toepassing. Bij een kwestie van dubbele bemiddelingskosten is de rechter natuurlijk wel een logische route. Ik wil best nog ... Overigens, op zijn eerste vraag hoelang het duurt bij de Hoge Raad: ik heb ook geen idee. Ik ga er ook niet over. Ik kan het wel voor de heer Koerhuis uitzoeken, maar we hebben er verder nul over te zeggen. Ik weet het ook niet.

De heer Koerhuis (VVD):

Met dat antwoord kan ik niet zo heel veel. De principe-uitspraak duurt te lang. Dat suggereert dat enige actie van ons vereist is. Ik zou niet weten hoelang het duurt, maar laten we dan het zekere voor het onzekere nemen. De Minister zegt dat dit nu speelt tussen platforms en huurders bij de rechter. Dat is juist het probleem dat ik ermee heb. Normaal gesproken kan dit bij de Huurcommissie. Heeft de Minister een suggestie hoe we dit daar kunnen oplossen? Anders zal ik zelf broeden op een oplossing.

Minister Ollongren:

Nee. Ik zal de suggestie van de heer Koerhuis nog overwegen. Ik heb nu geen nadere informatie daarover.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Ollongren:

De heer Kops vroeg of ik had onderzocht of het delen van persoonsgegevens wel mag. We kennen natuurlijk de AVG. Die bevat het beginsel van dataminimalisatie. Alle gegevens opvragen bij Airbnb is niet proportioneel. Die gegevens zijn door de platforms verzameld met een ander doel dan handhaving door gemeenten, dus dat kun je niet doen. Ik denk dat het vooral heel belangrijk is dat de gemeenten die informatie niet meer nodig hebben op het moment dat ze via het registratiesysteem en het registratienummer kunnen gaan handhaven. Er is op dat terrein goed gekeken dat dat niet botst met de AVG, en dat doet het niet. Het registratienummer kent het uitgangspunt van de dataminimalisatie.

Tot slot de kwestie van het effect op de huurprijzen. Huurprijzen zijn van heel veel factoren afhankelijk. Het is best lastig om te zeggen wat het geïsoleerde effect van deze wet zou kunnen zijn. Gemeenten krijgen met dit wetsvoorstel veel meer grip op de toeristische verhuur en kunnen het dus reguleren. In gebieden waar dat nodig is, kan een beperking worden toegepast. Voorts zijn er natuurlijk ook andere effecten op huurprijzen, bijvoorbeeld van de coronacrisis. Die heeft in die zin een positief effect op het prijsniveau van huurwoningen.

Voorzitter. Ik wil in deze termijn ook de amendementen langslopen en van een oordeel voorzien, want dat lijkt mij wel zo praktisch. Daar ben ik nu aan toegekomen.

De voorzitter:

Voordat u dat doet, is er een interruptie van de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik stelde een vraag over de stijgende huur: wat gaat de Minister daaraan doen? Ze heeft voor de zomer steeds gezegd: wacht maar tot Prinsjesdag; dan gaan het gebeuren. Alles ligt op straat, tot de beleggers die meer belasting gaan betalen en de starters die geholpen worden met de overdrachtsbelasting – dat is een idee dat ik eerder had geopperd – aan toe, maar er ligt eigenlijk helemaal niks voor de huurders. Ik vraag de Minister dus wat zij daaraan gaat doen.

Minister Ollongren:

Ik weet niet of de heer Nijboer mij nu verwijt dat ik iets niet heb gelekt, maar ik kan natuurlijk niet vooruitlopen op Prinsjesdag. Ik heb voor de zomer gezegd: we houden de huurprijsontwikkeling goed in de gaten. Vandaag is er nieuws omdat we nu de huurprijsontwikkeling kennen door het CBS. Dat roept natuurlijk de vraag op – dat begrijp ik heel goed – wat dat dan betekent en wat voor conclusies ik daaraan verbind. De conclusie die ik daaraan verbind, is dat ik de betaalbaarheid van de huren voor mensen erg belangrijk vind. Ik heb steeds gekozen voor maatwerk. We hebben steeds gezegd: we moeten goed kijken of er mensen zijn die als gevolg van de coronacrisis in de problemen zijn gekomen met hun huur en of de verhuurders daar met maximale coulantie mee om kunnen gaan. Kijk naar het totaal van de mensen en naar de koopkrachtontwikkeling en de huurontwikkeling. Zijn er dan bepaalde groepen huurders die in de knel komen en waar we aanvullend iets voor willen doen? Het is weliswaar al over een week en een dag, maar het is nog geen Prinsjesdag.

De heer Nijboer (PvdA):

De Minister wil niet zeggen wat er volgende week in de Prinsjesdagstukken staat. Nou, dat zullen we dan zien. Laat ik de vraag dan anders stellen. De Minister heeft een morele oproep gedaan aan verhuurders. Stelt zij met de PvdA vast dat daar niet naar geluisterd is? Kijk maar naar de huurprijzen, die ontzettend zijn gestegen. Het is de hoogste stijging in zes jaar. Kunnen we dat samen concluderen? Dan zal ik volgende week kijken of de Minister daar een consequentie aan heeft vastgeknoopt en of ze daarmee ook wat aan die huren heeft gedaan.

Minister Ollongren:

Dan zou ik de heer Nijboer willen vragen of hij mijn mening deelt dat je wel even heel goed moet kijken naar wat er precies achter die cijfers zit. Achter de gemiddelde huurprijsstijging zit ook de stijging van inflatie. Het Sociaal Huurakkoord spreekt over de hoeveelheid huurstijging boven op inflatie. De inflatie bedroeg vorig jaar 2,6%. Dan hou je gemiddeld nog 0,3% huurstijging over. Als je alleen kijkt naar de sociale verhuur, zie je zelfs een hele kleine daling voor de zittende huurders. «Het is de hoogste huurstijging in jaren» klinkt dus mooi, maar je kunt het ook omdraaien: over het geheel genomen, is de huurprijsstijging beperkt. Dat neemt niet weg dat er groepen huurders zijn die hierdoor wel degelijk in de knel kunnen komen. Ik heb steeds gezegd dat ik aandacht heb voor die groepen. Ik let ontzettend op hoe de verhouding is tussen enerzijds wat er van hen gevraagd wordt aan huur en aan huurstijging en anderzijds hun daartegenover staande inkomen. En nogmaals, het staat mij niet vrij om hier vooruit te lopen op Prinsjesdag.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

De Minister vroeg mij hoe de PvdA hiertegen aankijkt. Nou, dit is precies waar het ons om ging. Wij wisten dat de inflatie door de verhoging van de btw vorig jaar hoog was. Er is een coronacrisis – die is er pas sinds dit jaar – die het inkomen van mensen enorm onder druk zet. Daarom heeft een groot deel van de Tweede Kamer en een meerderheid van de Eerste Kamer gezegd: grijp in. Ik vind een huurverhoging van 3% – 3,6% in Drenthe en 3% gemiddeld – niet gematigd als zzp'ers en flexwerkers hun inkomen verliezen en de werkloosheid oploopt. Ik wil graag dat de Minister daar wat aan doet. Ik doe nogmaals een oproep om dat te doen. Als het nog niet is afgesproken – daar lijkt het nu op; het is «meer maatwerk» en «oproepen» – wil ik de Minister vragen om daar nog vrijdag in de ministerraad een besluit over te nemen. Het is nog niet te laat.

Minister Ollongren:

Nogmaals, ik kan niet vooruitlopen op Prinsjesdag. Ik wijs de heer Nijboer erop dat dit voor bepaalde groepen wordt gecompenseerd. Dat weet hij heel goed. Als het gaat over de inflatie kunnen we ook werken met huurtoeslag. Nogmaals, ik heb voor de zomer het een en ander gezegd over de betaalbaarheid voor huurders en de koopkracht voor mensen en dat herhaal ik nu graag. Na volgende week dinsdag geef ik graag nog uitgebreider antwoord op dit soort vragen.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik zit hier toch wel met verbazing naar te luisteren. Ik hoor de Minister nu zeggen: als je het anders bekijkt, dan is de huurprijsstijging toch wel beperkt. We hebben het over de hoogste huurprijsstijging in zes jaar! Een huurprijsstijging, terwijl er drie keer in de Eerste Kamer een motie is aangenomen om alle huren te bevriezen. Dan blijkt de stijging het hoogst in zes jaar en dan zegt de Minister: ja, maar als ik dit ervan aftrek, dan valt het allemaal nog wel mee. Dat is wel heel creatief rekenen, maar dat kunnen de mensen niet die de eindjes aan elkaar moeten knopen. Ik zou echt van de Minister iets meer willen weten. Wilt u alleen maar weer aandacht voor groepen? Of zegt u: wacht even, voor de coronacrisis had al de helft van de huurders moeite met rondkomen, zaten al 800.000 mensen zo knel dat ze niet voldoende hadden voor het noodzakelijk levensonderhoud? Dat heeft u bewust doen toenemen. Wat bedoelt u met «bepaalde groepen»?

Minister Ollongren:

Mevrouw Beckerman gaat natuurlijk ook een beetje door op de toon die zij altijd heeft gekozen en dat is ook haar goed recht. Maar daarmee is niet gezegd dat alleen de SP opkomt voor de belangen van huurders, integendeel. Wat ik met «bepaalde groepen» bedoel, is dat het niet uniform is. Er zijn verschillende groepen huurders in Nederland. Er zijn mensen die sociaal huren. Binnen die sociale huur heb je ook nog verschillende groepen. Je hebt mensen met middenhuur en met dure huur. Ik heb het steeds gek gevonden dat juist de SP pleit voor een huurverlaging voor iedereen, inclusief de mensen die een prima inkomen hebben en een hoge huur kunnen betalen. Dat heb ik nooit begrepen. Misschien mag ik dat even op dezelfde toonhoogte terugzeggen tegen mevrouw Beckerman. Als verantwoordelijk Minister kijk ik naar de belangen van huurders en ben ik juist bezorgd over mensen die met een heel laag inkomen een voor hen te hoge huur moeten betalen. Ik ben ook bezorgd over mensen die financieel echt in de knel zijn gekomen door de coronacrisis. Daarom heb ik verhuurders ook opgeroepen om coulant met hen om te gaan. Verder proberen we in de hele woningmarkt wat lucht en ruimte te creëren, bijvoorbeeld door te bouwen. Daar heb ik die verhuurders heel hard bij nodig. Die woningbouwcorporaties moeten wel volop kunnen bouwen, omdat juist de schaarste een van de allergrootste problemen is waar we nu mee te maken hebben, ook voor mensen die nu geen of geen passende woning kunnen vinden.

Mevrouw Beckerman (SP):

De Minister spreekt mij aan op mijn toon. Het klopt: mijn toon is hard. Ik ben ook echt heel erg kwaad. Ik heb de vorige economische crisis namelijk meegemaakt, toen ik in een volkswijk woonde. Ik zag wat politieke keuzes daar voor ravages aanrichtten. Het zijn namelijk steeds de mensen met een laag inkomen en slechte arbeidscontracten die de dupe zijn. Vervolgens besloot het kabinet om een belasting op te leggen, een verhuurderheffing, waardoor de huren stegen. Dat was de vorige crisis. In deze crisis zien we precies hetzelfde gebeuren. Huurders betalen nog steeds de verhuurderheffing van de vorige crisis en krijgen nu weer de hoogste huurstijging in zes jaar. Ja, mijn toon is hard en ik ben hier echt kwaad over. De Minister heeft kans op kans op kans laten lopen om vooraf in te grijpen. De simpele vraag is: gaat u nu achteraf repareren en alsnog die drie in de senaat aangenomen moties uitvoeren?

Minister Ollongren:

Het debat in de senaat voer ik graag in de senaat. In deze Kamer voer ik het debat met de Tweede Kamer. Ik heb, dacht ik, antwoord gegeven op de vragen van mevrouw Beckerman. Maar nogmaals, de zorgen over huurders in de knel zijn ook mijn zorgen. Ik loop niet vooruit op maatregelen voor Prinsjesdag.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Beckerman.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik geloof dat dit ook mijn laatste interruptie is, voorzitter. Wat hebben huurders aan deze woorden? Ik hoorde dit weekend de lijsttrekker van D66 zeggen: we laten iedereen vrij, maar niemand vallen. Maar deze huurders laat u keihard vallen. En dat zijn er niet een paar, maar dat waren er al 800.000 vóór de coronacrisis. Nu zijn dat er alleen nog maar meer geworden. En ja, dat debat voert u in de Eerste Kamer, waarmee u een groot probleem heeft, maar dat debat voeren we hopelijk ook hier. Dat debat hoort ook hier, want ik kan me toch niet voorstellen dat er in de Kamer een meerderheid is – de coalitiepartijen zeggen misschien dat die er wel is – om dit nog langer vol te houden, om nog langer de huurders te laten opdraaien voor een nieuwe crisis.

Minister Ollongren:

Dit laatste was volgens mij gericht tot uw collega-parlementariërs, dus daar kan ik natuurlijk geen antwoord op geven.

Voorzitter. De amendementen. Ik doe ze in volgorde van de nummers. Het eerste amendement is dat van de heer Smeulders op stuk nr. 9. De huisvestingsverordening is het uitgangspunt van de Huisvestingswet. Daarin zouden bevoegdheden moeten worden opgenomen waarover de gemeenteraad zich zou uitspreken. Dat doen door een bevoegdheid bij B en W te beleggen zonder tussenkomst van de gemeenteraad doorkruist wel een beetje de democratische legitimatie om gebieden te kunnen aanwijzen waar een verbod zou moeten gelden. Het amendement doorkruist ook de systematiek uit het wetsvoorstel om eerst inzicht te krijgen in de toeristische verhuur door middel van de registratieverplichting alvorens over te gaan tot meer ingrijpende instrumenten als een nachtencriterium of een vergunning, als uit het verkregen inzicht blijkt dat dit noodzakelijk is. Dat bouwt dus op. Het wetsvoorstel sluit een verbod weliswaar niet uit, maar een verbod is moeilijk te rechtvaardigen als het inzicht voor die onderbouwing ontbreekt of als zou kunnen worden volstaan met minder ingrijpende maatregelen. Dit amendement ontraad ik dus.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 9 wordt ontraden. De heer Smeulders heeft een interruptie.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Geen interruptie, voorzitter. Ik trek het amendement in.

De voorzitter:

Het amendement-Smeulders (stuk nr. 9) is ingetrokken.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Het amendement op stuk nr. 12 is van mevrouw Beckerman en de heer Koerhuis en ziet op de boete. Ik heb in het wetsvoorstel een onderscheid gemaakt tussen overtredingen van administratieve handelingen en daadwerkelijke toeristische verhuur in strijd met de huisvestingsverordening. Op overtreding van een administratieve handeling past een boete in de tweede categorie en op overtreding van het nachtencriterium of de vergunningsplicht staat een boete in de vierde categorie. Ik heb die keuze gemaakt omdat die aansluit bij de boetemaxima in andere wetten. Dan weet je in ieder geval zeker dat de boetes proportioneel zijn. Maar ik ben het wel met de indieners eens dat de gevolgen van het niet-vermelden van het registratienummer de handhaving bemoeilijkt en dat door het niet-vermelden van een verhuring het gestelde nachtencriterium kan worden ontdoken. Dat komt de leefbaarheid natuurlijk niet ten goede. Het oordeel over dit amendement laat ik daarom aan de Kamer.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 12 krijgt oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

Het amendement-Koerhuis/Beckerman op stuk nr. 17 gaat over ernstige en herhaalde overlast. Natuurlijk willen we die terugdringen. Uit de tussentijdse evaluatie kun je afleiden dat het aanpakken van de woonoverlast echt werkt en toegevoegde waarde heeft. De gedragsaanwijzing voor verhuurders kan nu alleen worden ingezet als hun huurders niet zijn ingeschreven in de BRP. Je moet openstaan voor verbeteringen van het wetsvoorstel. Ik geloof dat dit amendement ziet op verbetering daarvan. Het is ook in lijn met de wens van een aantal steden om een gedragsaanwijzing ook aan verhuurders op te kunnen leggen als de huurder wel is ingeschreven. Met name de malafide particuliere verhuurders die zich niet of nauwelijks inzetten om de overlast tegen te gaan zouden dankzij deze aanpassing wel kunnen worden aangepakt. Kortom, ik laat het oordeel over het amendement aan de Kamer.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 17 krijgt oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

Dan ben ik bij het amendement op stuk nr. 20. Dat is een amendement van de heer Nijboer. Het gaat over de verplichting voor platforms om gebruikers te informeren over geldende wet- en regelgeving. Natuurlijk moet er goede informatievoorziening zijn; dat ben ik helemaal eens met de indiener. De grootste platforms zien er eigenlijk al op toe dat die informatie op hun website staat en zo ook onder de aandacht van iedereen wordt gebracht. Ik ben ook van mening dat een aanbieder zelf de verantwoordelijkheid heeft om te weten welke wet- en regelgeving er geldt en waaraan moet worden voldaan. Ik vind ook dat we mensen, burgers en gemeenten, als deze wet in werking treedt, heel goed moeten meenemen in hoe het zit. We gaan ook een website inrichten waarop iedereen kan zien in welke gemeenten een registratieplicht geldt. Via die website kun je dan ook weer doorklikken naar de betreffende gemeente voor de registratie. We zullen daar dus heel veel aan gaan doen. Maar het amendement bevat ook een verplichting voor platforms. Dan kom je weer op het punt waar we het net over hadden, namelijk dat dat alleen kan volgens de strikte regels van de Richtlijn elektronische handel. Daar is dat Europese traject voor nodig. Dat loopt nog; daar is nog geen uitkomst van. Ik heb dus echt een voorkeur voor de aanpak op Europees niveau in een apart traject. Om die reden moet ik het amendement in deze fase ontraden.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 20 wordt ontraden. De heer Nijboer heeft daar een vraag over.

De heer Nijboer (PvdA):

Ja, gewoon om het even te begrijpen. Zegt de Minister nou eigenlijk: inhoudelijk is er best veel voor te zeggen om de platforms verantwoordelijk te maken, maar vanwege Europese richtlijnen en vooral de onduidelijkheid daaromtrent – het is namelijk niet zozeer dat het per se niet kan – ontraad ik het amendement? Heb ik het dan goed begrepen?

Minister Ollongren:

Ja, dat klopt.

De heer Nijboer (PvdA):

Dan handhaaf ik het amendement.

De voorzitter:

Gaat u verder, Minister.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 21 over het innen van de toeristenbelasting door de platforms. Gemeenten moeten mogelijkheden hebben om efficiënt toeristenbelasting te innen. Dat zijn we met elkaar eens, denk ik. Het is ook goed dat verschillende aanbieders van toeristische verhuur gelijk behandeld worden. Met die eenmalige registratie en eventueel een meldplicht voor de verhuurder krijgt de gemeente inzicht in wie er mogelijk toeristenbelasting moet afdragen. Er kan dan dus ook efficiënter worden geïnd. Dat is in lijn met het huidige uitgangspunt van de Gemeentewet dat verhuurders zelf verantwoordelijk zijn voor de afdracht van de toeristenbelasting. De grotere platforms wijzen daar ook op op hun website. In eerdere gesprekken die wij hierover hebben gevoerd met de gemeenten en de platforms is eigenlijk gezamenlijk vastgesteld dat wat de heer Nijboer in dit amendement voorstelt lastig uitvoerbaar is. Dat komt allereerst doordat niet alle platforms op dit moment de belastingen innen – sommige doen dit wel, andere niet – en dat sommige platforms die derhalve niet kunnen afdragen namens de verhuurder. Het komt ook doordat de gemeenten zelf ook weer verschillende methoden hanteren om toeristenbelasting te berekenen. Dat is dus wat complex in de uitvoering. Ik ontraad het amendement van de heer Nijboer op dit punt.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 21 wordt ontraden.

De heer Nijboer (PvdA):

De heer Koerhuis vatte het goed samen: het amendement ziet op een mogelijkheid. Ik maak het alleen maar mogelijk. Als een platform dat nooit doet en dat niet kan, dan moet de verhuurder het natuurlijk gewoon zelf doen. Daarom snap ik niet waarom dit het nou zo veel ingewikkelder maakt. Het verruimt eigenlijk de mogelijkheden, zodat gemeenten hun toeristenbelasting krijgen.

Minister Ollongren:

In mijn beleving – maar ik ben bereid om daar in tweede termijn nog op terug te komen – is het al mogelijk en gebeurt het deels ook al, en is een verdergaande stap daarin, zoals in het amendement wordt voorgesteld, wat lastig qua uitvoerbaarheid, ook vanuit de gemeenten bezien.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Het amendement-Beckerman/Koerhuis op stuk nr. 22 ziet op het verbod op toeristische verhuur voor een aanbieder bij recidive en een plicht voor platforms om in dat geval advertenties te blokkeren. Een verhuurverbod voor een jaar bij recidive, waarbij dan een zwaardere boete kan worden opgelegd in bepaalde situaties, zou op zich wel goed passen bij het wetsvoorstel, denk ik. Het is natuurlijk wel een zwaar middel. Het moet wel passen bij de ernst van de overtredingen. Bij een derde overtreding kan dan worden overwogen of er een verbod kan worden opgelegd. Het verhuurverbod uit het amendement kan ook worden opgelegd bij een derde overtreding in de vorm van het niet vermelden van het registratienummer of het niet melden van verhuur. Omdat het gaat om een verzoek tot blokkeren in individuele gevallen bij een derde overtreding, is dat in lijn met de Richtlijn elektronische handel. Er wordt geen algemene handhavingsplicht aan platforms opgelegd. Daarmee denk ik dat dit uitvoerbaar is en kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 22: oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

Het amendement-Beckerman/Koerhuis op stuk nr. 23 gaat over de vraag wat je doet bij recidive: een verbod van maximaal een jaar op toeristische verhuur bij recidive. Ook hier geldt dat je altijd moet kijken of een verbod proportioneel is. In dit geval denk ik dat dit mogelijk is, met dezelfde redenering als ik net hield, en laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 23: oordeel Kamer.

Mevrouw Beckerman (SP):

Wow.

Minister Ollongren:

Dat hoorde ik wel.

Dan ben ik bij het amendement-Nijboer op stuk nr. 24. Dat gaat over het nachtencriterium. Ik ben het helemaal met de heer Nijboer eens: als er een nachtencriterium geldt in een gemeente, dan geldt dat en dan mag dat niet worden overschreden. Ik vind ook, in lijn met dat amendement, dat het logisch is dat de gemeente het platform daarvan in kennis kan stellen en dat het platform die advertenties dan niet meer toont, op verzoek van de gemeente. Het initiatief is belegd bij de gemeenten om verdere overtreding van de verschillende nachtencriteria te voorkomen. Er is dus geen handhavingstaak aan het platform opgelegd. Daarmee is mijn oordeel dat het amendement in lijn is met de Richtlijn elektronische handel; die staat dat toe. Het is ook voor platforms geen onredelijke last om hieraan mee te werken. Wat mij betreft dus oordeel Kamer voor dit amendement.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 24: oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

Dan het amendement-Van Eijs op stuk nr. 25 over een verplichting voor digitale platforms om een registratienummer te vermelden. Dit is wel een hele lastige. Het voorliggende wetsvoorstel adresseert primair de aanbieder van de woonruimte. De negatieve effecten worden primair ook veroorzaakt door de aanbieder. Het platform moet het mogelijk maken dat woningen op grote schaal voor toeristische verhuur worden aangeboden. Het is verplicht informatie te leveren aan de gemeenten als er illegale content op de site staat. Ze hebben bovendien aangegeven dat ze vrijwillig meewerken. Dat is ook nog een punt. Het is niet zo dat ze dat niet willen doen. Ze zeggen eigenlijk dat ze dat gaan doen.

Het nu opleggen van verdere verplichtingen is dus contrair aan ons gezamenlijk streven dat de gemeenten hier zo snel mogelijk mee aan de slag kunnen. We komen dan ook op precies de vraag die we net hebben besproken: kan het eigenlijk wel? Nee, want het opleggen van verdere verplichtingen kan alleen volgens de strikte regels van de Richtlijn elektronische handel. Dat traject wil ik in. Dat gaan we ook linksom of rechtsom proberen te regelen op Europees niveau, maar dat traject loopt nog. Met dit amendement in de wet loop je daar eigenlijk op vooruit. Ik heb natuurlijk nog geen zekerheid dat het kabinet dat in Brussel voor elkaar krijgt. In dat opzicht zou ik het amendement zoals het nu luidt, liever niet doen, want, nogmaals, ik heb een voorkeur voor die parallelle route: de wet, die houdt, en een Europees traject dat uiteindelijk leidt tot iets wat inderdaad wel degelijk in de wet wordt vastgelegd. Maar dat is dan volgtijdelijk. Ik zou liever niet zien dat we dat op deze wijze doen, dus ik moet het amendement helaas ontraden.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 25: ontraden.

Minister Ollongren:

Dan het amendement op stuk nr. 26, ook van mevrouw Van Eijs. Dat ziet erop dat een advertentie niet meer boekbaar is als het maximumaantal dagen is bereikt. Ik geef hetzelfde oordeel als ik net bij het amendement-Nijboer gaf. Als er iets is afgesproken, in dit geval een maximumaantal nachten of dagen, dan mag dat niet worden overschreden. Via dezelfde route: de gemeente stelt het platform daarvan in kennis en het platform moet dat vervolgens doen. Het is zo opgesteld dat het initiatief bij de gemeente ligt en er geen handhavingstaak is voor het platform. Er wordt slechts een verzoek gedaan waar zij aan meewerken. Daarom acht ik dit in lijn met de Richtlijn elektronische handel en kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 26: oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

Dan het laatste amendement, dat op stuk nr. 27 van de heren Smeulders en Koerhuis samen. Dit gaat over een verplichting voor platforms om een registratienummer te vermelden bij elke advertentie. Ik heb hier dezelfde redenering als zonet bij mevrouw Van Eijs. Het heeft mijn voorkeur om op Europees niveau in een parallel traject te proberen dit soort zaken, het opleggen van verplichtingen, voor elkaar te krijgen. Dus ik deel het doel dat uw Kamer stelt, maar het heeft mijn voorkeur om eerst deze wetswijziging zonder deze – zo zou ik bijna zeggen, en dat bedoel ik in heel positieve zin – «verfraaiing» door de Kamer te hebben, zodat we zo snel mogelijk, per 1 januari als het aan mij ligt, de steden hiermee kunnen laten werken, en tegelijkertijd dat Brusselse traject te doorlopen. Dit amendement verhoudt zich in mijn oordeel niet goed tot de Europese afspraken zoals die er nu zijn, maar het zou wat mij betreft wel onderdeel moeten zijn van de nieuwe ruimte die we daar moeten creëren. Maar daarom moet ik dit amendement wel ontraden.

De voorzitter:

27 wordt ontraden. De heer Smeulders heeft een vraag.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Voor mij is dit de kern van het wetsvoorstel. Het gaat over: leg je de verantwoordelijkheid alleen bij de verhuurders of ook bij het platform? Ik wil de Minister vragen om op het volgende te reageren. Wij zijn ook in die richtlijn inzake elektronische handel gedoken, en wat daarin staat, is dat een totale monitoringsplicht strijdig zou zijn. Maar daar zit ook een zorgplicht in. En wat wij begrijpen, ook van juristen waarmee wij gesproken hebben, is dat van dienstverleners verwacht mag worden dat zij redelijke maatregelen nemen om aan hun zorgplicht te voldoen. Dit amendement gaat eigenlijk in op die zorgplicht en zegt: voor dienstverleners is het onderdeel van die zorgplicht om voor woningen te adverteren inclusief de vermelding van een registratienummer. Dus in onze ogen, en op basis van de juristen die we hierover gesproken hebben, zou dit moeten kunnen. Dus kan de Minister echt heel precies aangeven waarom het in haar ogen niet kan? Volgens mij kan het gewoon.

Minister Ollongren:

Laat ik vooropstellen dat – en dat vind ik wel relevant – de platforms wel hebben aangegeven dat ze dit gaan doen, maar op basis van vrijwilligheid. Maar ja, materieel is dat natuurlijk wel wat we willen, namelijk dat die platforms gewoon gaan meewerken en dus wel die registratienummers gaan vermelden. Bovendien zijn ze al verplicht om informatie aan te leveren als er sprake is van illegaal aanbod of illegale content. Dus dat zijn wel twee randvoorwaarden wat mij betreft. En zoals de heer Smeulders het nu uitlegt, kan daar blijkbaar ook door juristen – maar goed, dat weten we natuurlijk allemaal – verschillend tegen worden aangekeken. Maar de juristen van BZK hebben daar natuurlijk ook heel erg goed naar gekeken en ook overleg gevoerd, en zijn tot het oordeel gekomen dat dat wel degelijk kwetsbaar zou zijn. Om die reden, zou ik zeggen, is het beter om dat nu niet op te nemen, met het risico dat je dan vervolgens of tegen Europa of tegen een rechter aanloopt. Maar ik wil dit voor de toekomst helemaal niet uitsluiten, en zou het heel graag na dat Europese traject wel degelijk omzetten in diezelfde wetgeving, wetende dat dit materieel wel gaat gebeuren.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Ik denk dat het niet zo heel veel zin heeft om hier discussie te gaan voeren over strijdige juridische adviezen, want volgens mij komen we daar niet helemaal uit. Ik zou het misschien nog wel fijn vinden als de Minister in aanloop naar de stemmingen dat nog een keer op schrift zou kunnen zetten, zodat wij daar rustig naar kunnen kijken en het ook aan onze experts kunnen voorleggen. Ik wil de Minister nu wel een meer politiek punt voorleggen. De Minister geeft nu aan: op basis van vrijwilligheid gaan platforms het toch al doen. Heel eerlijk: dan ben ik al niet meer zo bang dat, als dit wordt aangenomen, het hele wetsvoorstel omver wordt getrokken. Want als platforms toch de intentie hebben om dit te gaan doen, waarom zouden ze dan heel de wet gaan aanvechten? Dan maakt het toch niet uit, zou ik zeggen. Dus ik snap de angst van de Minister niet zo goed dat deze passage van het wetsvoorstel zo'n groot gevaar is als de platforms dat toch al van plan zijn. Ik denk dan meer: laten we het gewoon regelen.

Minister Ollongren:

Nou ja, mijn inschatting is natuurlijk geweest: laten we niet iets doen wat een risico oplevert bij de rechter of wat vertraging zou kunnen veroorzaken in de behandeling hiervan en de inwerkingtreding hiervan. Ik geef de Kamer op aangeven van de heer Smeulders nog mee dat eventueel een tussenweg zou kunnen zijn – ik bedoel, ik wil altijd meedenken – dat je het wel opneemt, maar dat het pas in werking treedt op het moment dat je weet dat er ook een garantie is in Brussel dat er ofwel een nieuwe richtlijn ofwel een notificatieprocedure is geweest met een positief oordeel. Dat zou eventueel een optie kunnen zijn. Dat is niet iets wat hier nu voorligt, maar het zou wel een tussenoplossing kunnen bieden.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de heer Koerhuis.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik heb ook de Minister gehoord over het amendement-Smeulders/Koerhuis. Mag ik de Minister vragen om er in tweede termijn nog even wat uitvoeriger op terug te komen, met name op het zorgplichtdeel en het Europese traject dat ze verwacht? Ik hoorde de heer Smeulders al een voorschot doen; als dat niet genoeg is, dan misschien een uitgebreide brief voor de stemmingen over een of twee weken. Ik begrijp namelijk dat de stemmingen niet morgen zijn en dat we dus nog wel even hebben. Maar ik zou de Minister eerst graag de kans op een tweede termijn willen geven voor een wat uitgebreidere reactie op onze vragen.

Minister Ollongren:

Ik wilde de heer Smeulders eigenlijk al een brief toezeggen maar ik grijp natuurlijk meteen de kans aan die de heer Koerhuis mij biedt om er in tweede termijn op terug te komen. Als de brief dan nog nodig is, komt die er natuurlijk, maar ik vind het prima om het eerst zo te doen.

De voorzitter:

Dan zijn we nu toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. De spreektijd per fractie is tweeënhalve minuut. Dan geef ik als eerste het woord aan de heer Koerhuis namens de VVD.

De heer Koerhuis (VVD):

Dank u, voorzitter. De amendementen zijn toegelicht. Over het algemeen ben ik tevreden met de reactie van de Minister. Ik heb nog wel een motie en die gaat met name over wat we dit weekend lazen, namelijk dat Airbnb huurders voor de rechter sleept. De motie heeft als titel Geschillen servicekosten Airbnb bij Huurcommissie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat huurders bij verhuursites, zoals Airbnb, onterecht in rekening gebrachte bemiddelingskosten kunnen terugvorderen;

overwegende dat eerder bij de Huurcommissie een loket is geopend voor geschillen met onterechte bemiddelingskosten;

verzoekt de regering het mogelijk te maken dat geschillen over onterechte bemiddelingskosten bij woningen die aan toeristen zijn verhuurd, ook aan de Huurcommissie voorgelegd kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koerhuis, Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (35 353).

De heer Koerhuis (VVD):

Ik krijg graag een uitgebreide reactie van de Minister want ik overweeg eventueel ook een amendement op dit punt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koerhuis. Dan is het woord aan mevrouw Beckerman namens de SP.

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter, dank u wel. Ik denk dat het vandaag een eensgezinde Kamer was, dat we de wet gelukkig een heel stuk minder slap hebben kunnen maken, dat we zorgen dat de boetes omhooggaan, dat we de platforms zelf ook aanpakken en dat we hopelijk – er is nog niet gestemd – er ook toe komen dat er een geheel verhuurverbod kan worden ingesteld als er te vaak over de schreef wordt gegaan. Ik denk dat dat heel erg mooi is en dat we daarmee de wooncrisis in ieder geval voor dit deel aanpakken want er is nog veel meer nodig.

Voorzitter, ik heb een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in Lissabon shortstayappartementen, die verhuurd werden via bijvoorbeeld Airbnb, worden omgekat naar sociale huurwoningen;

overwegende dat in ons land een tekort is aan betaalbare huurwoningen en dat het toerisme door de coronacrisis fors is gedaald;

verzoekt de regering om te onderzoeken op welke manier woonruimten die worden gebruikt voor toeristische verhuur, kunnen worden omgekat naar sociale huurwoningen en daarbij het voorbeeld van Lissabon te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (35 353).

Mevrouw Van Eijs heeft een vraag.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ik heb dat voorbeeld ook met interesse gevolgd. Ik vroeg mij namelijk af of dat hier ook niet interessant zou zijn, maar ik moet eerlijk zeggen dat ik het moeilijk vind om het te vormen naar de Nederlandse praktijk. Als een huurwoning niet meer voor Airbnb of een ander platform in aanmerking komt en die gewoon onder de puntengrens voor sociale huur valt, dan wordt het als vanzelf een sociale huurwoning, toch?

Mevrouw Beckerman (SP):

Er is natuurlijk verschil of je een huis tijdelijk verhuurt of permanent, maar we zien ook in Nederland dat er woningen zijn die bijna permanent worden aangeboden op Airbnb. U noemde dat zelf ook in uw verhaal. We weten ook dat er een gigantisch tekort is aan betaalbare woningen, een tekort dat nog steeds oploopt. Dus volgens ons zou je best kunnen onderzoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat die woningen nu sociale huurwoningen worden. Ze worden dat volgens mij niet altijd automatisch.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Misschien moet ik het beter verwoorden. Als een woning niet meer illegaal op Airbnb kan worden verhuurd, wordt die óf verkocht – dan heeft de belegger er namelijk genoeg van en wordt het gewoon een woning, hopelijk voor een starter die er dringend naar op zoek is – óf alsnog regulier verhuurd, dus niet aan toeristen maar aan iemand die op zoek is naar een woning. Dus als de woning onder de puntengrens valt, wordt het een sociale huurwoning en als die daar niet onder valt, wordt het een vrije huurwoning. Ik heb ook zitten zoeken of dit interessant was voor ons, maar ik zag ’m niet, dus vandaar mijn vraag.

Mevrouw Beckerman (SP):

Ik begrijp het niet helemaal. Mevrouw Van Eijs vindt het ook een mooi idee om meer van dat soort woningen toe te voegen. Ik kan me best voorstellen dat het voor haar ook vrijesectorwoningen mogen zijn. Maar waarom zou je mensen die nu nog hun woning op deze manier verhuren, dan niet gericht gaan interesseren om er huurwoningen van te maken? We weten dat daar een groot tekort aan is. Dat is toch juist een mooi voorbeeld van Lissabon? U denkt dat dat automatisch goed komt, maar we weten toch uit ervaring dat dat niet zo is?

De voorzitter:

Mevrouw Van Eijs, tot slot.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Volgens mij proberen we met z'n allen voor een groot deel te verbieden dat in de gebieden waar het krap is, de woningen jaarrond worden verhuurd aan de ene na de andere rolkoffertoerist. Als we het goed doen met z'n allen, is dat straks niet meer de realiteit. Dan is het ook niet meer mogelijk, dus dan zal de eigenaar van die woning op zoek moeten naar iets anders, of hij moet haar leeg laten staan, maar dat lijkt me sterk. Als het goed is, wordt het dan vanzelf een sociale huurwoning. Ik hoor het graag als u een concrete maatregel in gedachten heeft, maar ik hoop juist dat die woning beschikbaar komt voor reguliere bewoning. Dat is volgens mij wat we met z'n allen proberen te doen met deze wet.

Mevrouw Beckerman (SP):

We kunnen het dus op z'n beloop laten en hopen dat het goed komt. Ik denk dat wij ook allerlei voorstellen hebben gedaan om te zorgen dat het minder aantrekkelijk wordt of zelfs verboden wordt. We kunnen ook heel gericht op zoek gaan – de motie vraagt om een onderzoek – naar hoe we ervoor kunnen zorgen dat die woningen betaalbare huurwoningen worden. U verwacht dat het vanzelf goed komt. Wij zeggen: ga daar nou als kabinet ook achteraan.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Waarschijnlijk praten we een beetje langs elkaar heen, dus misschien kunnen we het beter hierna nog een keer doen.

De voorzitter:

Dat lijkt me een goed idee. Mevrouw Beckerman, gaat u verder.

Mevrouw Beckerman (SP):

Nee, voorzitter, ik was klaar.

De voorzitter:

U was klaar. Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Van Eijs namens D66.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Dank u wel, voorzitter. We zien dat de digitale werkelijkheid ons heeft ingehaald en dat we er als wetgever een beetje achteraan hobbelen en proberen om de wetgeving daarop aan te passen. Dat zien we ook in Europees verband. Ik hoop dat we er met z'n allen voor kunnen zorgen dat we als politiek niet elke keer achter de werkelijkheid aan blijven hobbelen en we snel dit soort EU-regelgeving gaan aanpassen.

Dat gezegd hebbend, heb ik een motie die daar niet over gaat, maar die meer aansluit bij mijn «meten is weten»-filosofie. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland een woningtekort kent;

constaterende dat toeristische verhuur mogelijk een prijsopdrijvend effect kent op de huizenprijzen;

verzoekt de regering een onderzoek te doen naar het potentiële prijsopdrijvende effect van toeristische verhuur in Nederland, en de Kamer over de uitkomsten te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Eijs. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (35 353).

U was klaar? Ja? Dank u wel. De heer Koerhuis heeft nog een vraag.

De heer Koerhuis (VVD):

Ja, dat is meer voor de wetsbehandeling. Het amendement op stuk nr. 24 van de heer Nijboer en het amendement op stuk nr. 26 van mevrouw Van Eijs lijken heel erg op elkaar. Volgens mij spreekt het amendement van mevrouw Van Eijs alleen over internet en het amendement van de heer Nijboer over internet en kranten. Ik hoor de heer Nijboer nu wat zeggen op de achtergrond, maar mag ik de suggestie doen dat de amendementen worden samengevoegd? Dat is gewoon een vraag. Ik zal dezelfde vraag straks ook aan de heer Nijboer stellen. Dit lijkt mij beter voor de wetsbehandeling.

Mevrouw Van Eijs (D66):

Ja. Als de heer Koerhuis matchmaker tussen amendementen wil spelen, dan werken wij daar gewillig aan mee, denk ik.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Terpstra, CDA.

De heer Terpstra (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat deze wet er komt. Het is hard nodig dat gemeenten meer grip krijgen op de handhaving. Het is de brede wens van deze Kamer om de verplichting neer te leggen daar waar zij mede hoort, namelijk bij de platforms. Er is debat over of dat middels de amendementen kan. Mocht dat nou niet kunnen, dan heb ik daar zo meteen een motie over.

Ten tweede heb ik in mijn bijdrage gesproken over medeaansprakelijkheid. Daar heb ik ook een motie over. Die zal ik nu voordragen, want zo werkt het, is mij geleerd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten met de Wet toeristische verhuur van woonruimte een registratie-, meld- en vergunningsplicht voor deelplatforms mogelijk kunnen maken;

constaterende dat de regering stelt dat advertenties op deelplatforms zonder registratienummer niet aan de voorkant of verplicht verwijderd kunnen worden;

overwegende dat in andere landen binnen de Europese Unie het bestaand beleid is om advertenties zonder registratienummer van het deelplatform te verwijderen;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat er nodig is om advertenties zonder registratienummer op deelplatforms verplicht te kunnen verwijderen, de Kamer hierover te informeren, en deze verplichting zo snel mogelijk in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Terpstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (35 353).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in andere EU-landen, zoals in Frankrijk, reeds wettelijk is vastgelegd dat deelplatforms en websites die verhuur faciliteren, medeaansprakelijk zijn voor huurders en verhuurders die de regels overtreden en dat hiermee voor iedere niet-geregistreerde woonruimte een boete kan worden opgelegd;

constaterende dat deze mogelijkheid door het kabinet niet wordt overwogen bij de Wet toeristische verhuur van woonruimte;

verzoekt de regering, evenals gebeurt in Frankrijk, ook deelplatforms en websites die verhuur van woonruimte faciliteren zelf medeaansprakelijk te stellen wanneer regels worden overtreden, en hiervoor in de voorgenomen wetgeving de noodzakelijke regels op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Terpstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (35 353).

De heer Koerhuis heeft een hele korte vraag.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik hoor twee moties ingediend worden. Een ervan raakt aan het amendement-Beckerman/Koerhuis dat «oordeel Kamer» heeft gekregen en de andere aan het amendement-Smeulders/Koerhuis dat ontraden is. Hoe kijkt de heer Terpstra daartegen aan? Zijn misschien niet één of beide moties overbodig als een of twee amendementen het halen?

De heer Terpstra (CDA):

Dank u wel voor het woord, voorzitter. Daar is nog onduidelijkheid over. Ik zeg de heer Koerhuis toe dat, als daar duidelijkheid over komt, het amendement voorgaat. Maar voor de zekerheid dien ik de motie gewoon in, zodat er in ieder geval duidelijkheid over komt hoe het proces gaat lopen.

De voorzitter:

U bent klaar? Ja? Dan is het woord aan de heer Nijboer namens de PvdA.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb drie amendementen ingediend. De Minister heeft op de inhoud van die amendementen op zichzelf best positief gereageerd. Eén heeft «oordeel Kamer» gekregen. Het klopt dat mevrouw Van Eijs een amendement heeft ingediend dat erop leek. Dat van mij was iets breder van opzet en had ook een boetebeding, maar wat mij betreft komen we daar samen wel uit. Maar ik heb natuurlijk het «oordeel Kamer» al binnen, dus het moet niet meer worden afgezwakt. Maar ik denk dat we daar wel uitkomen.

Wat de belastingen betreft, het was echt de bedoeling, dus ik zal er deze week nog even naar kijken of het technisch beter kan worden geformuleerd. Over het andere amendement, inzake Europese wetgeving, heb ik net al gezegd: als het mogelijk een obstakel is, moeten we ook wel een beetje voor een onze nationale prioriteiten staan. Het is niet zo dat wij, als er op Europees niveau enige discussie mogelijk kan zijn, terwijl andere landen veel verdergaande wetgeving hebben, de wet niet moeten amenderen. Dus dat amendement handhaaf ik.

Ik heb één motie, en ik zou gelijk het verzoek willen doen om daarover morgen te stemmen. We stemmen morgen toch, en deze motie ziet op Prinsjesdagbesluitvorming. U kunt wel raden waarover het gaat. Het heeft geen zin om er dan na Prinsjesdag nog over te stemmen. Dus ik vraag of dat mogelijk is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huren dit jaar het meest stegen in zes jaar tijd;

overwegende dat beide Kamers der Staten-Generaal hierover al meermaals de zorgen uitspraken;

verzoekt het kabinet om bij Prinsjesdag aan te kondigen de huren te bevriezen en woningcorporaties te compenseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer, Beckerman en Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (35 353).

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb namelijk grote zorgen over het volkshuisvestingspakket voor Prinsjesdag. Er is van alles en nog wat uitgelekt, maar op het gebied van volkshuisvesting is het nog angstvallig stil. Als het zo blijft, hebben we nog een zware begrotingsbehandeling voor de boeg.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Smeulders namens GroenLinks.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik ben ook benieuwd naar de tweede termijn: wat kan er wel en wat kan er niet? Ik hoop echt van harte dat het amendement wordt aangenomen. Wellicht kunnen we inderdaad kijken naar een fasering, maar het liefst heb ik het meteen al in werking.

Ik heb twee moties. Eén gaat over hoe deze wet tot stand is gekomen en over het enorme artikel dat NRC daar bijna een jaar geleden over geschreven heeft.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verhuurplatforms bij de totstandkoming van de Wet toeristische verhuur van woonruimte veelvuldig aan tafel zaten bij het ministerie en zo invloed hadden op de inhoud van de wet;

van mening dat het onwenselijk is dat grote bedrijven die direct belanghebbend zijn bij de wet invloed hebben op de wetstekst;

spreekt uit dat de direct belanghebbende grote bedrijven zoals de betreffende verhuurplatforms in de toekomst niet meer zo'n sterke betrokkenheid mogen hebben bij de vorming van wetgeving en (uitvoerings)beleid op het woonbeleid;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (35 353).

De heer Smeulders (GroenLinks):

Dan nog een tweede motie over de aanpassing van Europese regelgeving om verhuuroverlast te beperken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Europese regels op dit moment belemmerend werken om de verhuur van woningen via platforms voldoende te kunnen reguleren en zo overlast en illegale verhuur tegen te gaan;

overwegende dat meerdere lidstaten hiertegen aanlopen bij hun pogingen om ongewenste verhuur via platforms tegen te gaan;

overwegende dat de Europese Commissie binnenkort met de Digital Services Act komt;

verzoekt de regering in Europees verband intensief in te zetten op het aanpassen van regelgeving, zodat verhuur via platforms nog meer kan worden gereguleerd, en de Kamer halfjaarlijks op de hoogte te houden van de stand van zaken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smeulders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (35 353).

Mevrouw Beckerman (SP):

Dan neem ik nu het voorzitterschap even van u over, denk ik.

De voorzitter:

Nee, ik hou het voorzitterschap bij mezelf en ik zeg: we zijn aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. Hoeveel schorsing wenst u, Minister?

Minister Ollongren:

Als ik even tien minuten mag hebben voor de administratie. Ik heb nog niet alle moties.

De voorzitter:

Uiteraard.

De vergadering wordt van 17.05 uur tot 17.16 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Minister.

Minister Ollongren:

Dank, voorzitter. Ik zou op een aantal zaken terugkomen. Dat ga ik doen en daarna zal ik vanzelfsprekend alle moties van een oordeel voorzien.

Allereerst die hele kwestie van de Europese route en de manier waarop we die het beste kunnen bewandelen. Ik geloof dat ik het in eerste termijn al zo heb gezegd, maar voor het onderscheid nog even het volgende. De Richtlijn elektronische handel ziet op de vrijheid van elektronische dienstverlening. Daar mag je een inbreuk op maken als voldaan kan worden aan de materiële eis dat de maatregelen noodzakelijk zijn om de doeltreffendheid van overheidscontroles op toeristische woningverhuur te borgen. De zorgplicht, waarover de heren Koerhuis en Smeulders het beiden hadden, betreft in dit geval het verwijderen van advertenties zonder registratienummer. Die maatregel zou eventueel kunnen worden opgelegd op basis van die richtlijn, maar dat weten we nog niet zeker, want daarvoor moet er eerst genotificeerd worden. Vervolgens moet de Europese Commissie daadwerkelijk toetsen of dat wel of niet zo is. Daar zit de ongewisheid van het traject in.

Ik probeer te voorkomen – en daarover zijn we het volgens mij helemaal niet oneens – dat dat traject de inwerkingtreding van de andere onderdelen van de wet in de weg zou gaan zitten. Vandaar dat ik heb gekozen voor de route om het nu niet in deze wet te doen en om via de Brusselse route te proberen te checken of dat kan ofwel om via die richtlijn in wording te proberen om zo veel mogelijk zaken op Europees niveau met elkaar af te spreken. Beide routes kun je bewandelen, maar deze wet zou gewoon in werking kunnen treden en dan kan later die verplichting, getoetst door Brussel, daaraan worden toegevoegd.

Aan het einde van mijn eerste termijn suggereerde ik dat er een tussenweg denkbaar is. Die heeft u niet voorgesteld in uw amendementen, maar wellicht dat u daar nog over wilt nadenken. Die tussenweg houdt in dat je zegt: we willen die verplichting en daarom nemen we die wel op in de wet, alleen laten we die pas ingaan nadat de notificatie van dat onderdeel achter de rug is. Ik hoor iedereen zeggen dat men die verplichting wil – ik wil die overigens zelf ook – maar als je het zo doet, houdt dat niet het geheel op, want niet het hele wetsvoorstel maar alleen dat onderdeel hoeft dan genotificeerd te worden. De rest kan dan gewoon ingaan zodra het parlementaire proces is afgerond. Als die notificatie tot een goed eindresultaat leidt, kan dat onderdeel alsnog in werking treden. Het is een compromisvoorstel, maar ik denk dat het met enige creativiteit zou moeten kunnen.

De heer Smeulders (GroenLinks):

Na enig oogcontact met de heer Koerhuis durf ik te zeggen dat we ’m in die lijn zullen aanpassen. Misschien is het dan wel handig dat uw juristen meekijken hoe we op het best kunnen regelen dat dat specifieke artikel net iets later in werking treedt dan de rest.

Minister Ollongren:

Dat stel ik heel erg op prijs, want daarmee dragen we uit dat deze Kamer heel breed en samen met het kabinet het belang van het wetsvoorstel en deze route benadrukt.

Voorzitter. Ik denk dat ik daarmee in ieder geval voor een deel antwoord heb gegeven op de vraag van de heer Terpstra hoe dat Europese traject er dan uit zou kunnen zien. Een notificatie duurt doorgaans enkele maanden. Dat is dan dus ook het time frame waarmee we zullen moeten werken. Ik ga ervan uit dat de wetsbehandeling inclusief deze wijziging in het najaar in de Eerste Kamer kan plaatsvinden en dat daarna de notificatie kan starten. Dat betekent dat ik ergens in het voorjaar de Kamer zal kunnen informeren over de uitkomst. Het andere spoor, de aanpassing van de nieuwe richtlijn, de Digital Services Act, is natuurlijk een veel langer traject, want dat loopt via de normale Brusselse wet- en regelgeving en dat is een kwestie van jaren. Maar goed, op zichzelf geeft dat niet als we eerst dat andere traject hebben doorlopen.

Mevrouw Van Eijs vroeg nog hoe gemeenten kunnen onderbouwen wat nadelige effecten zijn. Ze kunnen het aantal ingediende klachten meten, ze kunnen het aantal opgelegde boetes in de gaten houden, ze kunnen onderzoeken doen naar de leefbaarheid, en ze kunnen natuurlijk ook werken met enquêtes onder inwoners over hoe zij de leefbaarheid van de wijk ervaren. Dat zijn maar een aantal voorbeelden van hoe gemeenten dat zouden kunnen doen.

Ik wil graag nog even terugkomen op de kwestie van de toeristenbelasting, want ik zei al: het kan al. Het wetsvoorstel biedt al de grondslag om gegevens te gebruiken voor de toeristenbelasting. Dat zit er dus al in. Daar is ook met de gemeenten over gesproken, en trouwens ook met de platforms. Die zeggen dat het registratiesysteem nu al voldoende is om te gebruiken bij de inning van toeristenbelasting en dat dat geregeld is in de wet. Dat is eigenlijk de reden waarom ik zeg: dan hoeven we daar niet weer onderzoek naar te doen. Ik denk dat dat wel een adequate onderbouwing geeft.

Voorzitter. Dan denk ik dat ik nu bij de moties ben. Even checken. Ja.

De voorzitter:

Voordat u dat doet, even een interruptie van de heer Koerhuis.

De heer Koerhuis (VVD):

Ik heb een technische vraag. Ik hoorde de Minister over het amendement-Smeulders/Koerhuis zeggen dat er bij de Minister genotificeerd wordt. Dan heb ik nog wel een vraag. Als die notificatie nu het verkeerde bericht oplevert, begrijp ik het dan goed dat de Minister eventueel in beroep kan gaan bij het Europese Hof van Justitie? En is zij dat dan ook voornemens?

Minister Ollongren:

De heer Koerhuis loopt nu wel heel erg op de zaken vooruit. Wij gaan er natuurlijk alles aan doen om te zorgen dat die notificatie leidt tot een goed eindoordeel. Als dat niet zo is, dan ben ik bereid om alle wegen te bewandelen om dat voor elkaar te krijgen. Welke weg dat dan precies is ... Laten we er eerst maar eens voor zorgen dat het gewoon lukt. Overigens dacht ik dat ook het amendement van mevrouw Van Eijs op hetzelfde punt zag. Ik ga dus uit van samenwerking, dan komt daar vast een mooi amendement uit. De juristen van BZK zijn graag beschikbaar om mee te kijken.

Voorzitter, de moties. De motie-Koerhuis c.s. op stuk nr. 28 ziet op de geschillen over onterechte bemiddelingskosten en de rol van de Huurcommissie. Tot 2003 gaf de Huurcommissie advies bij onterechte bemiddelingskosten. Dat advies leidde niet tot vorderingen, had dus weinig toegevoegde waarde en is daarom geschrapt. Zo is dat gelopen in 2003. Ik zou zeggen: laten we eerst even kijken of we een scherper beeld kunnen krijgen van de toegevoegde waarde van de Huurcommissie ten opzichte van de rechter in dit soort gevallen. Wellicht zou de heer Koerhuis zijn motie willen aanhouden totdat ik dat wat beter heb uitgezocht en de Kamer daarover zou kunnen informeren. Dat is een suggestie.

De voorzitter:

En anders luidt uw appreciatie?

Minister Ollongren:

Kijk, het is een beetje de vraag hoe je de motie leest. Ik zou haar kunnen lezen als dat we uitzoeken hoe het mogelijk zou kunnen worden gemaakt. Dan zou ik ook kunnen doen wat ik net heb gesuggereerd, namelijk daar eerst een scherper beeld van krijgen. Als ik de motie zo mag lezen, dan kan ik haar oordeel Kamer geven. Maar mijn verzoek is wel echt om mij eventjes de tijd te geven om dat heel goed uit te zoeken, ook in de vorm van een uitvoeringstoets.

De voorzitter:

Wil de heer Koerhuis kort reageren?

De heer Koerhuis (VVD):

Ja, omdat ik de Minister ook had gevraagd – misschien niet duidelijk genoeg – om te reflecteren op een mogelijk amendement, want er ligt nu een wet voor, dat hierop toeziet. Ik overweeg ook een amendement. De stemming zal op z'n vroegst volgende week donderdag zijn of misschien zelfs de dinsdag daarna. Ik weet niet of de Minister in de tussentijd al een korte reactie kan geven op de motie en eventueel ook op de suggestie van een amendement, nu we het daar toch over hebben. Dat zou ik wel wenselijk vinden.

Minister Ollongren:

De heer Koerhuis krijgt van mij een heel voorzichtig, weliswaar met enige uitleg, oordeel Kamer en vraagt vervolgens of hij het misschien beter bij amendement kan regelen. Dan kies ik toch eerder voor de motie.

De voorzitter:

We noteren oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 28.

Minister Ollongren:

Met een bepaalde uitleg die ik daarbij heb gegeven, precies.

Dan de motie op stuk nr. 29 van mevrouw Beckerman. Ik ben altijd bereid om dingen uit te zoeken. Ook in dit geval ben ik zeer bereid om te kijken of we meer informatie boven water kunnen krijgen over hoe het in Lissabon is gegaan en hoe het daar werkt. Maar eerlijk gezegd hoop ik dat mevrouw Beckerman dan aan die toezegging voldoende heeft en de motie niet meer nodig heeft. Ik wil gewoon de feiten op een rijtje zetten. Ik heb erover gezegd wat ik erover weet en meer weet ik niet. Ik ben zeer bereid om dat te doen. Ik vind het in deze fase wat ver gaan om een heel onderzoek te gaan uitvoeren, maar wellicht zegt mevrouw Beckerman na deze toezegging dat de motie op dit moment nog niet hoeft.

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is een mooie toezegging en ik denk dat er moties tussen zitten die belangrijker zijn voor nu. Ik wijs even op de allerlaatste; die is prachtig op schrift gesteld. Als die nou een oordeel Kamer kan krijgen ... Nee, ik hou deze wel even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Beckerman stel ik voor haar motie (35 353, nr. 29) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Ollongren:

Dan de motie op stuk nr. 30 van mevrouw Van Eijs. We hebben eerdere onderzoeken, verkenningen et cetera gedaan, waaruit bleek dat het prijsopdrijvend effect heel moeilijk aan te tonen is. Nu hebben we ook nog de huidige situatie met de coronacrisis en het effect op het toerisme. Dat is weer een nieuw aangrijpingspunt. Het is wel nuttig om dat opnieuw te bezien. Ik waarschuw alleen een klein beetje of ik temper de verwachtingen een beetje, omdat het echt heel lastig is. Ik vind het ook goed dat we dit soort dingen in de gaten houden, dus ik geef oordeel Kamer aan de motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 30 krijgt oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

De motie op stuk nr. 31 van de heer Terpstra vraagt de regering in kaart te brengen wat er nodig is om advertenties zonder registratienummers verplicht te kunnen verwijderen en deze verplichting zo snel mogelijk in te voeren. Ik heb in mijn toelichting en ook bij de afspraak die we net hebben gemaakt over de inzet richting de EU al gezegd dat het nuttig om die verplichting te regelen. Wellicht komt er ook een amendement dat daarop ziet. Ik kan de motie bijna overnemen, want we hebben het in feite al gedaan.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 31 wordt overgenomen?

Minister Ollongren:

Ja, maar ik kijk natuurlijk naar de heer Terpstra of hij dat een goed plan vindt. Excuses, voorzitter. Blijkbaar is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 31 wordt blijkbaar oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

De procedures dwingen af dat ik dan oordeel Kamer geef. Of de heer Terpstra moet zeggen: het hoeft voor mij niet meer. Anders is het oordeel Kamer.

De heer Terpstra (CDA):

Als de motie wordt overgenomen, dan is ze overbodig en trek ik die in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Terpstra (35 353, nr. 31) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Ollongren:

De heer Terpstra en ik zijn het hierover helemaal eens. Fijn, dank!

De motie op stuk nr. 32 van de heer Terpstra verzoekt de regering ... Dit is eigenlijk een beetje in dezelfde lijn. Ik verwacht nu een aangepast amendement dat ziet op die verplichting, de notificatie, om het via die route uiteindelijk voor elkaar te krijgen. We zijn het eens over het doel en ik geef de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 32 krijgt oordeel Kamer.

Minister Ollongren:

Dan de motie op stuk nr. 33 van de heer Nijboer c.s. Dat is de Prinsjesdagmotie. Ik vind dit heel lastig. De Voorzitter van uw Kamer is altijd heel streng richting het kabinet. Het kabinet mag niet vooruitlopen op Prinsjesdag. Ik kan mij hier niet uitspreken over voorstellen die het kabinet al dan niet doet. Deze motie vraagt mij om iets aan te kondigen met Prinsjesdag. Met andere woorden: ik kan hier helemaal niks mee. Ik vind ook dat ik hiermee in een lastige positie word geplaatst. Dat vind ik jammer. Maar ik kan niet anders dan de motie ontraden. Het spijt me.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 33 wordt ontraden. Een korte reactie van de heer Nijboer.

De heer Nijboer (PvdA):

Ik heb vanochtend om 10.00 uur gekeken naar een persconferentie van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Financiën. Die behelsde precies wat in de Miljoenennota staat. De vroomheid waarmee hier wordt gezegd: ik mag niks over Prinsjesdag zeggen ... Dit is een grote politieke discussie. De Minister heeft dit elke keer ontraden. Nu trouwens ook, maar nu op basis van een formeel argument. Het gaat er natuurlijk om of u bij Prinsjesdag wel of niet wat gaat doen voor de huurders. Die oproep wil ik, willen wij, morgen aan de Kamer voorleggen.

Minister Ollongren:

Voorzitter. Ik ga verder met de volgende motie, de motie op stuk nr. 34 van de heer Smeulders. Dit is een «spreekt uit»-motie. Die is dus voor de Kamer. Het enige wat ik echt graag wil benadrukken, is dat de overleggen met de platforms gewoon gingen over hoe het in de praktijk werkt, om beter te begrijpen hoe de platforms werken en wat we in de toekomst met hen kunnen afspreken. Het heeft ertoe geleid dat ze op vrijwillige basis gewoon gaan meewerken. Volgens mij is dat type overleg, net zoals het overleg dat we ook met gemeenten en alle andere betrokkenen hebben – ook bij andere wetgeving zitten we zo veel mogelijk met betrokkenen om tafel – goed en nuttig. Dat is écht iets heel anders dan het idee dat er ook invloed zou zijn vanuit deze bedrijven. Daar ben ook ik namelijk helemaal geen voorstander van. Ik hoor mij niet uit te spreken over de motie, maar ik werp wel de bewering ván mij dat er op die manier invloed zou zijn uitgeoefend.

Dan de laatste motie, als ik mij niet vergis, de motie op stuk nr. 35 van de heer Smeulders. Die vraagt om intensief overleg over aanpassing van regelgeving, in het bijzonder de Digital Services Act. Wij zullen ons intensief inzetten. Overigens heeft de Staatssecretaris van EZK deze richtlijn in haar portefeuille. Ik werk natuurlijk wel met haar samen en we stellen non-papers op. We doen er dus alles aan om dat goed te beïnvloeden, maar het is wel haar portefeuille. Ik wil wel namens het kabinet zeggen dat het vanzelf spreekt dat we de Kamer hierover op de hoogte houden, maar ik wil wel even opmerken dat het haar portefeuille is.

De voorzitter:

En wat is dan uw appreciatie van deze motie?

Minister Ollongren:

De appreciatie is dat dit in lijn is met wat we vandaag met elkaar hebben gewisseld. Ik vind het vanzelfsprekend dat het kabinet de Kamer op de hoogte houdt. Namens de collega van EZK kan ik deze motie dus wel oordeel Kamer geven. Dan gaan we nog even precies kijken naar de wijze waarop dit gebeurt.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 35 krijgt oordeel Kamer.

Was u klaar, Minister? Ja? Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Minister en van dit wetgevingsoverleg. Over de ingediende amendementen, het wetsvoorstel en de moties wordt naar verwachting gestemd op dinsdag 22 september, in verband met Prinsjesdag. Ik dank u allen voor uw aandacht en inbreng en sluit hierbij de vergadering. Dank u wel.

Sluiting 17.33 uur.

Naar boven