35 347 Regels voor de aanpak van de stikstofproblematiek in relatie tot natuur (Spoedwet aanpak stikstof)

E VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT1

Vastgesteld 16 december 2019

De memorie van antwoord heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord en zijn van mening dat een aantal vragen die in het voorlopig verslag zijn gesteld in het geheel niet zijn beantwoord en een aantal niet naar tevredenheid. Zij hebben daarom nog de volgende vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van de memorie van antwoord, zij hebben nog een tweetal vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren

De regering stelt dat «over het al dan niet invoeren van een drempelwaarde nog besluitvorming moet plaatsvinden».2 Dat laat volgens de leden van de Partij voor de Dieren onverlet dat de volgende vragen die deze leden hadden gesteld over de landelijke drempelwaarde die de regering blijkens de memorie van toelichting voor ogen heeft, door de regering alsnog kunnen en behoren te worden beantwoord.

Heeft de regering extern advies ingewonnen over de vraag of het vaststellen van een drempelwaarde zoals zij voor ogen heeft, in overeenstemming is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn en met de rechtspraak van het HvJ EU en de ABRvS? Is de regering bereid de ambtelijke en eventueel externe adviezen aan de Eerste Kamer ter inzage te geven? Zo nee, waarom niet? Is de regering bereid om tenminste drie externe adviseurs onafhankelijk van elkaar de kwestie te laten beoordelen en om af te zien van de regeling omtrent de drempelwaarde, indien niet alle drie de adviseurs oordelen dat er geen risico bestaat dat de ABRvS of het HvJ EU de ministeriële regeling in strijd met de Habitatrichtlijn zal oordelen? Zo nee, op welke grond is de regering daartoe niet bereid?

In de memorie van antwoord heeft de regering in reactie op vragen van de leden van de Forum voor Democratie-fractie aangegeven dat op veel plekken de vergunningverlening is komen stilliggen maar dat «lopende projecten wel doorgegaan zijn».3 In de brief van 13 november 2019 is aangegeven dat «met prioriteit gewerkt (wordt) aan het via een collectieve regeling legaliseren van activiteiten waarvoor destijds in het kader van de PAS een vrijstelling van de Natura 2000-vergunningplicht gold».4 Indien in een bepaald gebied depositieruimte beschikbaar blijkt te zijn voor vergunningverlening, betreft het schaarse vergunningen waarvoor geldt dat aanvragers een gelijke positie en kans moeten krijgen om «mee te dingen» voor het verkrijgen van een deel van de gemaximeerde ruimte.

Ziet de regering mogelijkheden om een regeling op te stellen dat alle te legaliseren projecten voorrang krijgen boven nieuwe aanvragen? Welke regeling voldoet aan de juridische eisen die gelden bij verdeling van schaarse vergunningen? Heeft de regering juridisch advies ingewonnen over de situatie als blijkt dat het stikstofregistratiesysteem voor het gebied waar zo’n «lopend project» is gerealiseerd of waar de realisatie van een dergelijk project nog gaande is, niet voorziet in voldoende ruimte om tot legalisering over te gaan? Als in zo’n geval een natuurorganisatie om handhaving vraagt, zal dan het bestuursorgaan niet verplicht zijn handhavingsmaatregelen te nemen onder aanbieding van schadevergoeding aan de initiatiefnemer voor zover deze een beroep zou kunnen doen op het vertrouwensbeginsel? Hoe weet de regering dat er voor alle «lopende projecten» voldoende ruimte wordt gecreëerd door de hiervoor genoemde maatregelen? Hoe weet de regering dat er na het legaliseren van de «lopende projecten» nog ruimte resteert om nieuwe initiatiefnemers vergunning te kunnen verlenen? Wanneer verwacht de regering dat wordt voldaan aan de door haar gehanteerde voorwaarde dat «conform de PAS-uitspraak de effecten van deze maatregelen pas ingeboekt (worden) als de maatregelen én de effecten vast staan»? Waaraan ontleent de regering de verwachting dat met spoed de bouw weer kan worden vlot getrokken met toepassing van het stikstofregistratiesysteem, wanneer rekening moet worden gehouden met een wetenschappelijk onderbouwde vaststelling dat de maatregelen daadwerkelijk de beoogde effecten hebben op de Natura 2000-gebieden, met de daaropvolgende «legaliseringsoperatie», en met de procedures van bezwaar en beroep die nog volgen op vergunningverlening aan nieuwe initiatiefnemers, waarbij niet alleen natuurorganisaties en burgers, maar ook initiatiefnemers die buiten de boot vallen omdat de depositieruimte al aan anderen is vergeven, als klagende partijen zullen kunnen optreden?

Op vragen van de leden van de CDA-fractie over projecten in gevoelige stikstofgebieden, zoals in het westen van Nederland, erkent de regering dat het gebruiken van het voorgestelde stikstofregistratiesysteem «op sommige plekken nog niet tot een oplossing leiden kan».5 Kan de regering een overzicht verschaffen van de «lopende projecten» die na de PAS-uitspraak illegaal werden en waarvoor dus legalisering nodig is? Heeft de regering berekend of de stikstofdepositieruimte die wordt bewerkstelligd met de snelheidsmaatregelen, voldoende zal zijn om de lopende projecten in het westen van Nederland en andere gebieden waar veevoedermaatregelen weinig effect op de stikstofdepositie zullen sorteren, worden gerealiseerd? Waaraan ontleent de regering de verwachting dat in die bedoelde gebieden überhaupt ruimte zal komen voor nieuwe bouwinitiatieven als geen gebruik kan worden gemaakt van intern of extern salderen, zo vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie. De leden van de 50PLUS-fractie sluiten zich graag aan bij de bovenstaande vragen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie.

De regering stelt dat er door de maatregelen stikstofruimte beschikbaar komt «voor de bouw van 75.000 woningen in 2020». Tegelijk wordt erkend dat er regio’s zijn, waar «de stikstofruimte kan knellen». Hoeveel van de door de regering genoemde woningen bevinden zich in regio’s waar mogelijk onvoldoende stikstofruimte beschikbaar zal zijn om het woningbouwproject te kunnen realiseren? Is bij de maatregelen die in het kader van de spoedwet zullen worden genomen, rekening gehouden met de ruimte voor stikstofdepositie die nodig is om de exploitatie van Lelystad Airport als «overloop-vliegveld van Schiphol mogelijk te maken? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

De regering erkent dat «niet onmiddellijk voor alle bouwactiviteiten in alle gebieden voldoende ruimte beschikbaar zal zijn, en dat sommige activiteiten dus zullen moeten wachten tot die ruimte wel is gecreëerd»6. Acht de regering het mogelijk om door zo snel mogelijk daadwerkelijk te investeren in natuurherstel enerzijds en zo snel mogelijk een regeling in te voeren voor een sanering van de veestapel op basis van een eerlijke uitkoop van de boeren anderzijds, te voorkomen dat vergunningverlening voor bouw- en infrastructurele projecten in sommige gebieden blijft stagneren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van 50PLUS

In aansluiting op eerdere vragen willen de leden van de 50PLUS-fractie graag meer inzicht krijgen in de locaties/regio’s van de 75.000 woningen, voor welke doelgroep(en) ze bestemd zijn en om welk type woningen het gaat. Kan de regering een zo’n gedetailleerd mogelijk overzicht geven?

Kan de regering uitgebreid ingaan op de uitwerking van artikel 5.5a, vijfde lid, onderdeel a?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet. Onder voorbehoud van ontvangst van de nota naar aanleiding van het verslag, uiterlijk maandag 16 december 2019, 20:00 uur, acht de commissie het wetsvoorstel gereed voor plenaire behandeling. Het plenaire debat is voorzien voor 17 december 2019.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, N.J.J. van Kesteren

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer


X Noot
1

Samenstelling:

Koffeman (PvdD), Faber-van de Klashorst (PVV), Van Strien (PVV), Gerkens (SP), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA) (voorzitter), Pijlman (D66), Schalk (SGP), Klip-Martin (VVD), Van Rooijen (50PLUS), Van Ballekom (VVD), De Blécourt-Wouterse (VVD), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Gerbrandy (OSF), Van Gurp (GL), Van Huffelen (D66), Huizinga-Heringa (CU), Kluit (GL), van der Linden (FVD) (ondervoorzitter), Meijer (VVD), Otten (Fractie-Otten), Van Pareren (FVD), Prins-Modderaar (CDA), Recourt (PvdA), Vendrik (GL)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2019–2020, 35 347, D, blz. 24.

X Noot
3

Idem, Blz. 4.

X Noot
4

Kamerstukken I, 2019–2020, 35 334, A, blz. 5.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2019–2020, 35 347, D, blz. 9.

X Noot
6

Idem, blz. 10–11.

Naar boven