De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel II wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
Na artikel 2.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.5a. Verbod op productiegericht fokken
Het is verboden varkens te fokken die structureel toomgroottes hebben van meer dan
12 biggen.
Dit artikel treedt in werking op 1 januari 2025.
Toelichting
De veehouderij in Nederland is de afgelopen jaren steeds verder geïntensiveerd, waarbij
de productie per dier steeds verder is opgevoerd. Zo zijn zeugen doorgefokt op het
krijgen van steeds meer biggen per worp, waardoor zij niet meer in staat zijn om voor
hun biggen te zorgen, en zijn koeien zo doorgefokt op productie dat ze bijna twee
keer zoveel melk geven als in 1980. Met ernstige gezondheidsproblemen, structureel
lijden en een schrikbarend hoge sterfte onder de dieren als gevolg.
De huidige beleidskoers richting emissiearme landbouw stuurt nog verder op efficiëntie
en intensivering, met technologie en veevoeraanpassingen ten koste van het dier. Onlangs
pleitte de door de Minister van LNV ingestelde adviescommissie «Taskforce verdienvermogen
kringlooplandbouw» er zelfs voor dat veehouders klimaat en reductie van stikstof belangrijker
zouden moeten maken dan dierenwelzijn.
Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijker dan ooit om betere waarborgen in te bouwen
voor dierenwelzijn.
Dit amendement regelt dat het verboden wordt om varkens te fokken die per dracht structureel
meer dan 12 biggen baren, omdat dit de kans op biggensterfte aanzienlijk vergroot.
In de Nederlandse varkenshouderij sterven jaarlijks ruim 5 miljoen biggen binnen de
eerste maand van hun leven. Ze worden doodgeboren of sterven omdat ze te licht of
te zwak zijn. De steeds grotere aantallen biggen die per dracht geboren worden, is
hier een van de belangrijke oorzaken van, zo wordt ook door de sector erkend. Het
richten van het fokprogramma op het verhogen van de biggenproductie leidt bovendien
niet alleen tot een hogere biggensterfte, maar ook tot een grotere voortijdige sterfte
van zeugen.
Een zeug in de Nederlandse varkenshouderij krijgt wel zes keer zoveel biggen als in
de natuur. Per dracht krijgt een zeug nu 15 tot 16 biggen, met uitschieters tot wel
27 biggen. Een zeug is van nature niet in staat voor dergelijke aantallen biggen te
zorgen. Daardoor worden «kunstzeugen», «pleegzeugen» en «wisselzeugen» ingezet en
is de sector zelfs bezig met het fokken op een hoger aantal functionele spenen bij
zeugen.
De Raad voor Dieraangelegenheden waarschuwde al in 2010 voor het ongewenste neveneffect
van het fokbeleid: meer zwakke biggen en sterfte bij een eenzijdige selectie op worpgrootte
bij varkens.1
Voormalig LNV-minister Verburg noemde de biggensterfte in 2009 al te hoog – die bedroeg
destijds 12,8%. Zij stelde daarom de sector ten doel om binnen 10 jaar de sterfte
onder biggen in de varkenshouderij van 12,8% terug te brengen naar maximaal 10,5%.
Dat doel is niet gehaald – integendeel. Op dit moment, 10 jaar later, is de sterfte
met 13,4% zelfs hoger dan het niveau dat de Minister van LNV in 2009 al onacceptabel
achtte.
Omdat de broodnodige concrete plannen om de sterfte terug te dringen nog altijd uitblijven,
vraagt dit amendement om een verbod op het fokken van varkens die structureel toomgroottes
hebben van gemiddeld meer dan 12 biggen. Dit sluit aan op het advies van de EFSA (2007)
aan de Europese Commissie. 2 Daarin werd gesteld dat gemiddelde worpgrootte niet hoger zou moeten zijn dan 12
levend geboren biggen. Boven dit aantal gaat de biggensterfte omhoog.
Het amendement voorziet in een overgangstermijn van vijf jaren. Dit sluit aan bij
de motie De Groot (28 286, nr. 1025), die gesteund werd door de coalitiepartijen.
Ouwehand