De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel II wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0A
Aan artikel 2.1, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Onder een redelijk
doel wordt in elk geval niet begrepen het kunnen houden van dieren in een bepaald
systeem of huisvesting.
Toelichting
De veehouderij in Nederland is de afgelopen jaren steeds verder geïntensiveerd, waarbij
de productie per dier steeds verder is opgevoerd. Zo zijn zeugen doorgefokt op het
krijgen van steeds meer biggen per worp, waardoor zij niet meer in staat zijn om voor
hun biggen te zorgen, en zijn koeien zo doorgefokt op productie dat ze bijna twee
keer zoveel melk geven als in 1980. Met ernstige gezondheidsproblemen, structureel
lijden en een schrikbarend hoge sterfte onder de dieren als gevolg.
De huidige beleidskoers richting emissiearme landbouw stuurt nog verder op efficiëntie
en intensivering, met technologie en veevoeraanpassingen ten koste van het dier. Onlangs
pleitte de door de Minister van LNV ingestelde adviescommissie «Taskforce verdienvermogen
kringlooplandbouw» er zelfs voor dat veehouders klimaat en reductie van stikstof belangrijker
zouden moeten maken dan dierenwelzijn.
Deze ontwikkelingen maken het noodzakelijker dan ooit om betere waarborgen in te bouwen
voor dierenwelzijn.
Dit amendement regelt dat dieren niet langer worden aangepast aan het systeem, maar
dat het systeem wordt aangepast aan het dier.
Artikel 2.1 van de wet dieren stelt dat het verboden is om zonder redelijk doel of
met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij
een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het
dier te benadelen. Met dit amendement wordt geregeld dat het kunnen houden van dieren
in een bepaald systeem of huisvesting niet langer valt onder een «redelijk doel».
Zowel het tweede paarse kabinet (in 2002) als het kabinet-Balkenende IV (in 2007)
stelde als doel om uiterlijk in 2022 het perspectief van het dier en het soorteigen
gedrag leidend te laten zijn voor het welzijn van dieren in de veehouderij. Dieren
zouden niet langer worden aangepast aan het systeem, maar het systeem zou zijn aangepast
aan de behoeften van dieren.
Dieren in de gangbare Nederlandse veehouderij worden nog altijd ernstig beperkt in
het vertonen van natuurlijk gedrag. Om staartbijten bij varkens te voorkomen, worden
biggenstaartjes nog altijd standaard afgebrand of afgeknipt. Om te voorkomen dat zeugen
op hun biggetjes gaan liggen in de beperkte ruimte die ze hebben in het hok, worden
de moederdieren vastgezet tussen stangen waardoor ze zich nauwelijks kunnen bewegen.
Kalfjes en geitenlammetjes in de zuivelindustrie worden direct na hun geboorte weggehaald
bij hun moeder. Eenden leven in dichte stallen zonder zwemwater. Konijnen leven nog
altijd in draadglazen kooien. Koeien en geiten worden onthoornd. Mannelijke biggetjes
worden gecastreerd om de kans te verkleinen dat hun vlees gaan stinken. Kalfjes in
de kalfsvleesindustrie komen nooit buiten, leven op betonnen of roostervloeren en
mogen geen gras eten omdat dit de kleur van hun vlees verandert. Varkens leven in
dichte stallen en komen nooit buiten. Kuikens komen in broerderijen uit het ei en
zien nooit hun ouderdieren. Haantjes in de legkippenhouderij worden vernietigd omdat
zij geen waarde hebben. Voortplanting vindt bij vrijwel geen enkele diersoort op een
natuurlijke manier plaats. Het is de veehouder die de dieren insemineert.
Met dit amendement beoogt de indiener de inrichting van stallen en de bedrijfsvoering
in de veehouderij volledig te laten voldoen aan de aan de voorwaarden gesteld in artikel
1.3 van de Wet dieren.
De overgangstermijn van drie jaren sluit aan bij de gestelde doelen in de Beleidsnota
dierenwelzijn van Minister Brinkhorst (2002) en de Nota dierenwelzijn van Minister
Verburg (2007).
Volgens de indiener dient dit onderdeel in werking te treden op 1 januari 2023.Gezien
de flexibele mogelijkheden tot inwerkingtreding hoeft hier verder niets voor te worden
geregeld.
Ouwehand