35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

33 576 Natuurbeleid

CH1 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 december 2025

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de beantwoording van nadere vragen over rechtsbescherming, rechtsgelijkheid en het bewaken van de rechtsstaat in relatie tot de uitwerking van natuur- en milieuwetgeving in Nederland. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 7 oktober 20253

  • De antwoordbrief van 2 december 2025

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 7 oktober 2025

De leden van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 20 januari 2025 van uw ambtsvoorganger met antwoorden op de nadere vragen over rechtsbescherming, rechtsgelijkheid en het bewaken van de rechtsstaat in relatie tot de uitwerking van natuur- en milieuwetgeving in Nederland.4 De leden van de fractie van de GroenLinks-PvdA hebben naar aanleiding hiervan een aantal vervolgvragen en opmerkingen.

Het is zes jaar geleden dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) door de Raad van State werd afgekeurd. In de debatten in de Eerste Kamer die volgden is vele malen aandacht gevraagd voor de benarde juridische situatie van de PAS-melders en ook voor de benarde Staat van de Natuur. De regering stelt nu voor om de illegale status van de PAS-melders met drie jaar te verlengen. Kunt u ingaan op de handhaving van het internationaal recht, zoals de habitatrichtlijn en de nitraatrichtlijn, in relatie tot het voorstel illegale bedrijven zonder vergunning drie jaar extra te laten produceren?

Aan gedogen wordt in de jurisprudentie concrete eisen gesteld: Gedogen is slechts aanvaardbaar: a. in uitzonderingsgevallen b. mits tevens beperkt in omvang en/of in tijd. c. slechts expliciet en na zorgvuldige kenbare belangenafweging plaats te vinden, alsmede d. aan controle te zijn onderworpen. Ook in de kabinetsnota «Grenzen aan gedogen» is voorwaarde opgenomen dat er op afzienbare termijn zicht moet zijn op legalisatie. Welke juridische risico’s komen voort uit dit voorstel ten aanzien van gedogen van bedrijven zonder enig zicht op legalisatie? Kunt u onderbouwen waarom andere bedrijven zonder passende vergunning of zicht op legalisatie, waarbij bijvoorbeeld de overheid fouten heeft gemaakt, zich niet zouden kunnen beroepen op een dergelijke gedoogpositie zonder vergunning?

Welke gevolgen heeft het voor de rechtspositie van andere belanghebbenden rond PAS-melders wanneer het rijk toestaat illegale bedrijven negen jaar zonder vergunning te laten doorproduceren?

Hoe zijn deze verschillende belangen juridisch tegen elkaar afgewogen? Welke argumenten zijn gebruikt ter ondersteuning van het algemeen belang, het belang van de natuur en de belangen van omwonenden? Met welke juridische onderbouwing zijn deze belangen minder groot geacht dan het belang van bedrijven die geen vergunning hadden?

Kan hier nog sprake zijn van zorgvuldige toepassing van het verdrag van Aarhus, waarin burgers het recht hebben om goed geïnformeerd en betrokken te zijn bij besluitvorming over milieu uitstoot in hun omgeving?

Op welk moment kan er gesproken worden over gewoonterecht ten aanzien van produceren zonder vergunning door PAS-melders zonder passende vergunningen?

Kunt u onderbouwen waarom drie jaar uitstel met handhaving van de illegale status, bovenop de zes jaar sinds de val van het PAS, wel tot concrete juridische oplossing zal leiden? Welke concrete maatregelen staat hiervoor klaar of worden voorbereid?

Hoe verhouden de besluiten ter vaststelling van de hoogte van de afromingspercentages varkens en pluimvee zich tot deze maatregelen?5 Deze zullen immers de stikstofuitstoot minder snel doen verlagen dan mogelijk is.

Hoeveel gesprekken zijn en worden gevoerd met PAS-melders zonder zicht op legalisatie, over bedrijfsbeëindiging, zoals in verschillende stikstofdebatten besproken in de debatten met mevrouw Schouten, toenmalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?

Kunt u de tien aanbevelingen van de Staatscommissie Rechtstaat eens leggen naast de problematiek van de PAS-melders en reflecteren hoe in dit dossier met de verschillende groepen burgers en verschillende belangen is omgegaan en welke lessen er te trekken zijn voor de toekomst?

De leden van de vaste commissie voor LNV zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat

BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 december 2025

Naar aanleiding van de brief van 20 januari 2025 van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over rechtsbescherming, rechtsgelijkheid en het bewaken van de rechtsstaat in relatie tot de uitwerking van natuur- en milieuwetgeving in Nederland en meer specifiek het wetsvoorstel om de legalisatietermijn voor PAS-melders te verlengen, hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA op 7 oktober jl. een aantal vervolgvragen gesteld en opmerkingen.6 Aangezien deze vragen gaan over de situatie van PAS-melders, waarvoor de verantwoordelijkheid ligt bij het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), worden deze vragen, overeenkomstig de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 21 oktober 2025, IENW/BSK-2025/267238, door de Minister van LVVN beantwoord.

1.

Kunt u ingaan op de handhaving van het internationaal recht, zoals de habitatrichtlijn en de nitraatrichtlijn, in relatie tot het voorstel illegale bedrijven zonder vergunning drie jaar extra te laten produceren?

De Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG) en de Nitraatrichtlijn (Richtlijn 91/676/EEG) zijn beide Europese richtlijnen. Als lidstaat is Nederland verplicht deze richtlijnen om te zetten in nationale wet- en regelgeving en de daarin opgenomen verplichtingen daadwerkelijk na te leven. Nederland heeft beide richtlijnen geïmplementeerd in haar nationale wetgeving. De legalisatieopdracht verplicht Rijk en provincies om maatregelen te nemen opdat PAS-melders, die hebben verzocht om legalisatie en die positief kunnen worden geverifieerd, te legaliseren.

Zolang voor PAS-projecten nog geen oplossing is gevonden, kan ten aanzien van die activiteiten een handhavingsverzoek worden ingediend bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan alleen afzien van handhaving als handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Gelet op de legalisatieopdracht spannen Rijk en provincies zich in om de kans dat handhavingsverzoeken moeten worden toegewezen, zo klein mogelijk te maken door onder andere het verlengen van de wettelijke termijn voor de maatwerkaanpak, in combinatie met de inspanningen van Rijk en provincies om maatregelen in te zetten om aan het natuurbelang tegemoet te komen.

2.

Welke juridische risico’s komen voort uit dit voorstel ten aanzien van gedogen van bedrijven zonder enig zicht op legalisatie?

Legalisatie kan alleen plaatsvinden wanneer dat mogelijk is in het licht van de geldende wet- en regelgeving. Gelet op de staat van de natuur in Nederland en de druk op vergunningverlening door de stikstofdepositie is het, in het huidig juridisch stelsel, nog niet mogelijk gebleken alle positief geverifieerde PAS-melders te legaliseren. Zolang die nog niet gelegaliseerd zijn lopen zij een risico op handhaving. Totdat legalisatie lukt, proberen bevoegd gezagen, gelet op de benarde positie van PAS-melders, handhaving af te houden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) heeft in haar uitspraak van 28 februari 2024 gewezen op een aantal aspecten dat bij de beoordeling of handhaving bij PAS-melders onevenredig is, van belang is.7 Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat afzien van handhaving mogelijk is tot medio 2025 vanwege het doel de maatregelen om de PAS-melders te legaliseren te treffen binnen drie jaar van de looptijd van het legalisatieprogramma. Het is helaas niet gelukt om binnen de termijn van medio 2025 de PAS-melders te legaliseren. Rijk en provincies blijven zich echter inspannen om de PAS-melders in een legale situatie te brengen. Om die reden is het wetsvoorstel ingediend om de termijn te verlengen. Uit de behandeling in de Tweede Kamer is gebleken dat de Tweede Kamer ook het belang van legaliseren van de PAS-melders hoog acht. Het is nu aan de Eerste Kamer om daarover een standpunt in te nemen. Het wetsvoorstel maatwerkaanpak PAS-projecten vergroot, in het verlengde van de jurisprudentie, de kans dat besluiten tot het afzien van handhaving bij de bestuursrechter de komende tijd in stand blijven. Het wetsvoorstel maakt (nogmaals) duidelijk dat de overheid er alles aan gelegen is de PAS-melders te legaliseren door middel van het aanpassen van de wettelijke termijn wordt er gewerkt aan maatregelen om effecten op natuur te ondervangen. Door het Rijk wordt een tool gefaciliteerd waarmee de stikstofreductie uit deze maatregelen inzichtelijk worden gemaakt.

3.

Kunt u onderbouwen waarom andere bedrijven zonder passende vergunning of zicht op legalisatie, waarbij bijvoorbeeld de overheid fouten heeft gemaakt, zich niet zouden kunnen beroepen op een dergelijke gedoogpositie zonder vergunning?

Het is aan het bevoegd gezag om naar aanleiding van een handhavingsverzoek per geval te beoordelen of kan worden afgezien van handhaving omdat handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Dit kan alleen aan de orde zijn als handhavend optreden in het concrete geval onevenredig is vanwege omstandigheden waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het oordeel dat er sprake is van een bijzonder geval. Andere redenen om van handhavend optreden af te zien kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.8 Ieder bedrijf waarbij sprake is van een dergelijk bijzonder geval kan bij een handhavingsverzoek aanvoeren dat het belang dat met handhaving is gemoeid in zijn geval moet wijken. Het is uiteindelijk aan de rechter om te beoordelen of in het concrete geval van handhaving kan worden afgezien.

4.

Welke gevolgen heeft het voor de rechtspositie van andere belanghebbenden rond PAS-melders wanneer het rijk toestaat illegale bedrijven negen jaar zonder vergunning te laten doorproduceren? Hoe zijn deze verschillende belangen juridisch tegen elkaar afgewogen? Welke argumenten zijn gebruikt ter ondersteuning van het algemeen belang, het belang van de natuur en de belangen van omwonenden? Met welke juridische onderbouwing zijn deze belangen minder groot geacht dan het belang van bedrijven die geen vergunning hadden?

Voor de meeste PAS-melders geldt dat zij hun activiteiten destijds legaal, onder de vigeur van het PAS, zijn begonnen en vertrouwen mochten ontlenen aan de geldende wet- en regelgeving. Achteraf is gebleken dat de passende beoordeling die ten grondslag lag aan het PAS in strijd met de eisen die daaraan worden gesteld volgens de jurisprudentie van het Europese Hof was opgesteld.9 Om aan het natuurbelang tegemoet te komen worden natuurmaatregelen in de natuurtool opgenomen of kunnen andere maatregelen worden getroffen door bevoegde gezagen. Voor zover er andere belanghebbenden zijn, kunnen deze een handhavingsverzoek indienen en dient het bevoegd gezag op dat moment deze belangen tegen elkaar af te wegen. Het is op voorhand in algemene zin niet te bepalen of omwonenden van PAS-melders onevenredig geraakt worden bij afzien van handhaving. Voor veel PAS-melders geldt dat zij naast hun melding ook over een natuurtoestemming beschikken voor een ander deel van de activiteiten die zij verrichten. Het hangt dus echt van de specifieke situatie af of de wijziging of uitbreiding van activiteiten met de PAS-melding derden onevenredig raakt.

Uiteraard geldt dat daarnaast de regels voor andere aspecten van de activiteit, zoals hinder of andere milieugevolgen, onverkort blijven gelden. Derden die in een specifiek geval in hun belang worden getroffen kunnen daaromtrent een handhavingsverzoek indienen.

5.

Kan hier nog sprake zijn van zorgvuldige toepassing van het verdrag van Aarhus, waarin burgers het recht hebben om goed geïnformeerd en betrokken te zijn bij besluitvorming over milieu uitstoot in hun omgeving?

Volgens het Europese Hof moet bij de verlening van vergunningen op basis van een passende beoordeling voor projecten met mogelijk significant negatieve gevolgen voor een Natura 2000-gebied overeenkomstig artikel 6 lid 3 Habitatrichtlijn in samenhang met het Verdrag van Aarhus het brede publiek de mogelijkheid van inspraak worden geboden (o.a C-240/09 en C-243/15). Om deze reden is in het stelsel van de Omgevingswet afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard op de voorbereiding van natuurvergunningen. Op dit moment beschikken de meeste PAS-melders nog niet over een natuurvergunning voor hun PAS-project. Ingevolge het PAS hadden initiatiefnemers van activiteiten die niet meer dan 1 mol stikstofdepositie per hectare per jaar veroorzaakten op stikstofgevoelige natuur immers geen natuurvergunning nodig. Wanneer PAS-melders worden gelegaliseerd zal er meestal een besluit worden genomen waarbij er inspraak conform het Verdrag van Aarhus mogelijk is.

Zolang er nog geen oplossing is gevonden voor de betreffende PAS-melders biedt artikel 9, derde lid, van het Verdrag van Aarhus burgers de mogelijkheid om het handelen of nalaten van overheidsinstanties (zoals het – mogelijk ten onrechte – gedogen van vergunningplichtige activiteiten zonder vergunning) aan te vechten bij de rechter omdat het in strijd zou kunnen zijn met het nationale omgevingsrecht. Het besluit van het bevoegd gezag om af te zien van handhaving is een appellabel besluit. Er is bij het afzien van handhaven door het bevoegd gezag dus geen sprake van inspraak met betrekking tot een besluit als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag van Aarhus (zoals bij de voorbereiding van een vergunning), maar van toegang tot de rechter om een beslissing van de overheid over de naleving van het omgevingsrecht aan te vechten. Uiteraard dient het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een dergelijk besluit ook de belangen van derden te betrekken. De wijze waarop dit is gebeurd kan vervolgens door de rechter worden getoetst.

6.

Op welk moment kan er gesproken worden over gewoonterecht ten aanzien van produceren zonder vergunning door PAS-melders zonder passende vergunningen?

Het Europese recht heeft voorrang op nationaal recht. Nationale gebruiken of bestuurspraktijken, ook wanneer deze langdurig zijn toegepast, kunnen niet worden ingeroepen om af te wijken van formele verplichtingen uit Europese milieuwetgeving. In dat licht biedt gewoonterecht geen juridische grondslag om activiteiten zonder vergunning alsnog als rechtmatig te beschouwen. Er is verder sprake van een beginselplicht tot handhaving. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van handhaving worden afgezien. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat of wanneer handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. De afweging of daarvan sprake is zal per geval moeten worden beoordeeld.

7.

Kunt u onderbouwen waarom drie jaar uitstel met handhaving van de illegale status, bovenop de zes jaar sinds de val van het PAS, wel tot concrete juridische oplossing zal leiden? Welke concrete maatregelen staat hiervoor klaar of worden voorbereid?

De afgelopen jaren is geprobeerd om PAS-melders te legaliseren met door de overheid vrijgemaakte stikstofruimte. Ten tijde van het indienen van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer was dit in slechts acht gevallen gelukt. Naast het legaliseren van PAS-melders met vrijgemaakte ruimte zet het kabinet daarom ook in op andere oplossingen. In november 2024 heeft de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur daartoe de maatwerkaanpak aangekondigd.10 De maatwerkaanpak heeft als doel alle PAS-melders een oplossing te bieden waarmee hun activiteit in een legale status terecht komt. Door de mogelijkheden te verbreden waarmee PAS-melders een legale status krijgen, is de verwachting dat de overheid meer PAS-melders kan helpen.

8.

Hoe verhouden de besluiten ter vaststelling van de hoogte van de afromingspercentages varkens en pluimvee zich tot deze maatregelen?11 Deze zullen immers de stikstofuitstoot minder snel doen verlagen dan mogelijk is.

De mestproductieplafonds zoals vastgelegd in de Meststoffenwet hebben tot doel de productie van mest te beperken, zowel op nationaal niveau als in de drie afzonderlijke sectoren. De productierechtenstelsels zijn er, elk voor hun sector, op gericht te borgen dat de sectorale mestproductie onder de sectorale mestproductieplafonds blijft. Afroming van productierechten is een maatregel om te borgen dat de sectorale mestproductieplafonds, en daardoor ook het nationale plafond, niet worden overschreden. Zoals in de Nota’s van Toelichting bij de ontwerpbesluiten tot wijziging Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de vaststelling van de hoogte van de afromingspercentages en tot wijziging Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet in verband met de wijziging van de hoogte van het afromingspercentage varkensrechten is toegelicht, verwacht ik dat de mestproductie (op termijn) onder de sectorale plafonds zal uitkomen. De afroming van productierechten is als zodanig niet ingesteld als passende- of instandhoudingsmaatregel voor natuur.

Voor PAS-melders is het van belang dat hun oplossing geïmplementeerd kan worden. Voor een deel van deze oplossingen is het nodig dat in de vergunningverlening additionaliteit kan worden aangetoond doordat voldoende passende en instandhoudingsmaatregelen worden genomen. In het huidig juridisch stelsel, moet onderbouwd worden dat de stikstofruimte die de PAS-melder nodig heeft voor zijn bedrijf, niet reeds nodig is om verslechtering van de Natura 2000-gebieden te voorkomen en het behoud of de verbetering van de gebieden te waarborgen. De Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel werkt aan het vlottrekken van de vergunningverlening. Maatregelen die in dat kader worden aangekondigd kunnen ook helpend zijn voor de PAS-melders. Omdat afroming van productierechten niet geldt als passende- of instandhoudingsmaatregel is deze niet in dat kader aangewezen.

9.

Hoeveel gesprekken zijn en worden gevoerd met PAS-melders zonder zicht op legalisatie, over bedrijfsbeëindiging, zoals in verschillende stikstofdebatten besproken in de debatten met mevrouw Schouten, toenmalig Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit?

Het kabinet wil alle positief geverifieerde PAS-melders een structurele oplossing bieden. PAS-melders kunnen, indien gewenst met ondersteuning van een zaakbegeleider, de verschillende oplossingen verkennen. Het beëindigen van de PAS-activiteit is daarbij een van de opties, maar het is nadrukkelijk niet de enige optie die wordt verkend. Tot op heden zijn in totaal bijna 300 gesprekken tussen PAS-melders en zaakbegeleiders gevoerd. Het blijft te allen tijde aan de PAS-melder om te beslissen welke oplossing het beste bij hem past.

10.

Kunt u de tien aanbevelingen van de Staatscommissie Rechtstaat eens leggen naast de problematiek van de PAS-melders en reflecteren hoe in dit dossier met de verschillende groepen burgers en ver schillende belangen is omgegaan en welke lessen er te trekken zijn voor de toekomst?

De Staatscommissie rechtsstaat (hierna: staatscommissie) heeft tien aanbevelingen gedaan om vanuit het perspectief van de burger het functioneren van de rechtsstaat te verbeteren. Doel is daarbij dat via het recht iedere burger door en tegen de overheid wordt beschermd, invloed kan hebben op het bestuur, en, als dat nodig is, middels een goed functionerende rechtsbescherming gebruik kan maken van zijn rechten.12 Hieronder wordt bij beantwoording van de vraag ingegaan op de voor de problematiek van de PAS-melders meest relevante aanbevelingen.

De PAS-melders zijn te goeder trouw met hun bedrijven gestart of hebben deze uitgebreid, er op vertrouwend dat ze op grond van het Programma Aanpak Stikstof 2015–2021 waren vrijgesteld van de verplichting om een natuurvergunning te hebben voor activiteiten beneden een bepaalde drempelwaarde en konden volstaan met een melding. Bij de uitspraak van 29 mei 2019 van de Afdeling werd dit beleid echter onrechtmatig verklaard en kwamen deze PAS-melders alsnog onder de vergunningplicht te vallen. Zij lijden mogelijk schade doordat aangevangen activiteiten met terugwerkende kracht illegaal zijn geworden. Zij verkeren in rechtsonzekerheid omdat ze kunnen worden geconfronteerd met handhavingsverzoeken.

Het kabinet gaat tot het uiterste om PAS-melders een oplossing te bieden. Erkend wordt dat tot nu toe de overheid onvoldoende heeft kunnen bijdragen aan het oplossen van een probleem dat door overheidshandelen is ontstaan. Het kabinet vindt het heel belangrijk om als overheid betrouwbaar te handelen. De eerste stap daartoe is – in lijn met de vierde aanbeveling van de staatscommissie (verbeter het contact met de burger) – vorig jaar gezet om duidelijk en eerlijk te communiceren over wat er wel en niet mogelijk is.13 Dit wetsvoorstel is in lijn daarmee. Het kabinet staat daarbij naast de PAS-melders en zet zich volledig in om samen met hen en provincies tot oplossingen te komen. Het doel is zo de onzekerheid weg te nemen waarin zij al te lang verkeren, net zo lang tot alle positief geverifieerde PAS-melders een oplossing hebben. Het kabinet onderstreept het belang om in te zetten op het zoveel mogelijk legaliseren van PAS-melders met stikstofruimte uit de SSRS-bank of provinciale vergelijkbare instrumentarium. Voor het provinciale instrumentarium is er sinds 2023 subsidie beschikbaar middels de Rpmp en de Rpmp 2024. Met ook de stikstofruimte die in de komende jaren nog zal worden toegevoegd aan die bank of bij provincies vrijkomt, is het streven dat zoveel mogelijk PAS-melders van een toereikende natuurvergunning te voorzien. Waarschijnlijk gaat dit niet in alle gevallen slagen. Daarom wordt nu een andere aanpak voorgesteld waarbij de focus ligt op maatwerk. Onderdeel van de maatwerkaanpak is de mogelijkheid voor PAS-melders om samen met een zaakbegeleider een oplossing te vinden die past bij hun situatie. Uiteindelijk kunnen de PAS-melders zelf het beste een keuze maken in de oplossing van hun problemen. Sinds december 2024 hebben zaakbegeleiders al vele gesprekken met PAS-melders gevoerd met het oog op een maatwerkoplossing.

Belangrijk voor het vertrouwen van de burger is duidelijkheid over zijn rechtspositie. In lijn met de achtste aanbeveling van de staatscommissie (verbetering van de rechtspositie van kwetsbare burgers) worden daarom ook alle mogelijke maatregelen getroffen om de nadelige gevolgen van (rechts-)onzekerheid bij de PAS-melders te beperken. Zolang voor PAS-projecten nog geen oplossing is gevonden, kan ten aanzien van die activiteiten een handhavingsverzoek worden ingediend bij het bevoegd gezag. De wens van het Rijk en de provincies is om die verzoeken af te (blijven) wijzen waar dat binnen de mogelijkheden ligt, omdat PAS-melders buiten hun schuld in deze situatie terecht zijn gekomen. Daarom is in de Omgevingswet een opdracht opgenomen aan de verantwoordelijke Minister en de provincies om PAS-projecten te legaliseren. Het wetsvoorstel maatwerkaanpak PAS-projecten vergroot daarnaast de kans dat besluiten tot het afzien van handhaving bij de bestuursrechter de komende tijd in stand blijven. Dit gebeurt door (nogmaals) duidelijk te maken dat de overheid er alles aan gelegen is de PAS-melders te legaliseren door middel van het aanpassen van de wettelijke termijn en wordt er daarnaast gewerkt aan maatregelen om het natuurbelang te ondervangen. In lijn met de achtste aanbeveling is als ultimum remedium in 2023 een schadecommissie ingesteld die adviseert over schade bij PAS-melders. PAS-melders kunnen bij het schadeloket een formulier invullen om daarmee een verzoek om schadevergoeding in te dienen bij het Ministerie van LVVN.

De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma


X Noot
1

De letters CH hebben alleen betrekking op 35 334.

X Noot
2

Samenstelling:

Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Oplaat (BBB) (voorzitter), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Straus (VVD), Van de Linden (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Kanis (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Kemperman (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)

X Noot
3

De Minister van I&W heeft de uitgaande brief op 21 okotber 2025 ter beantwoording doorgezonden aan de Minister van LVVN.

X Noot
4

Kamerstukken I 2024/25, 35 334/33 576, BU.

X Noot
5

Kamerstukken I 2024/25, 33 037, BC; Kamerstukken I 2024/25, 33 037, BD.

X Noot
6

Kamerstukken I 2024/25, 35 334/33 576, BU.

X Noot
7

ECLI:NL:RVS:2024:838, 28 februari 2024, aangehaald in de toelichting onder 2.2.

X Noot
8

ABRvS 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:678, punt 6.1.

X Noot
9

ABRvS 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1603.

X Noot
10

Kamerstukken II 2024/25, 35 334, nr. 322.

X Noot
11

Kamerstukken I 2024/25, 33 037, BC; Kamerstukken I 2024/25, 33 037, BD.

X Noot
12

Staatscommissie rechtsstaat, De gebroken belofte van de rechtsstaat. Tien verbetervoorstellen met oog voor de burger (2024), p. 83–87.

X Noot
13

Kamerstukken II 2024/25, 35 334, nr. 322.

Naar boven