35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 284 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS EN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2023

Hierbij sturen wij u, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Sociale Zaken Werkgelegenheid, de voortgang ten aanzien van een aantal moties en toezeggingen op het gebied van PFAS, mede naar aanleiding van vragen van de leden Hagen, Van Esch en Haverkort tijdens het commissiedebat Externe Veiligheid op 11 oktober.

Motie gezondheidsonderzoek regio Chemours

Tijdens het tweeminutendebat Leefomgeving van 3 oktober (Handelingen II 2023/24, nr. 7, Tweeminutendebat Leefomgeving) heeft de Staatssecretaris toegezegd uw Kamer te voorzien van een appreciatie op een aangehouden motie van het lid Van Esch c.s.1 Deze motie roept op om het RIVM opdracht te geven tot het uitvoeren van een uitgebreid onderzoek naar het effect van chemiebedrijf Chemours op de gezondheid van omwonenden en werknemers. In overleg met het RIVM is onderzocht op welke manier deze motie ingevuld kan worden.

Het RIVM geeft aan dat het raamwerk van het onderzoek naar de milieu en gezondheidsvraagstukken zoals bij Tata Steel Nederland ook bruikbaar kan zijn voor andere situaties. Voordat dit onderzoek rond Chemours uitgevoerd kan worden, adviseert het RIVM te starten met een verkenning. De Staatssecretaris neemt dit advies over en zal het RIVM opdracht geven om deze verkenning uit te voeren. Daarmee geeft de Staatssecretaris al uitvoering aan de strekking van de motie van het lid van Esch.

De aard van de vraagstukken in de regio rondom Chemours is anders dan bij Tata Steel. Deze verkenning resulteert in duidelijkheid rond de vragen die een onderzoek moet beantwoorden en inzicht in de (on)mogelijkheden voor het gebruik van een aanpak zoals gebruikt bij Tata Steel voor de situatie in de regio rondom Chemours. Het verkenningsonderzoek is nodig om te bekijken welke behoeften er bij lokale overheden en omwonenden zijn en welke vragen en zorgen het onderzoek moet adresseren. In het onderzoek rond Tata Steel ging het bijvoorbeeld over de huidige uitstoot van het bedrijf, terwijl het bekend is dat de historische PFAS-emissies rond Chemours veel hoger waren dan tegenwoordig. Ook gaat het over andere stoffen, waarvan zowel de verwachte gezondheidseffecten als beschikbare data anders kunnen zijn.

Het RIVM gaat ook in op de mogelijkheden van een onderzoek naar werknemers en gezondheid. Daarover geeft het RIVM aan dat dit wezenlijk anders is dan een onderzoek gericht op omwonenden. Daarom zal het RIVM nagaan of een dergelijk onderzoek zinvol en haalbaar is. Ook vanuit het wettelijk kader bezien is de positie van werknemers anders dan die van omwonenden. Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) moet de werkgever zorg dragen voor een veilige en gezonde werkomgeving van werknemers. Hierbij hoort het monitoren van de effecten op de gezondheid van de werknemer, zoals de verplichting om werknemers een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan te bieden. Een naar aanleiding van de verkenning uit te voeren onderzoek naar de gezondheid van medewerkers van Chemours kan geen betrekking hebben op deze werkgeversverplichting en ontslaat de werkgever niet van deze verantwoordelijkheid. Verder houdt de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) toezicht op de naleving van de Arbowet. NLA heeft in de zomer van 2023 bij Chemours geïnspecteerd op de arbeidsomstandigheden ten aanzien van blootstelling aan CMRS (Kankerverwekkende, Mutagene, Reprotoxisch, Sensibiliserende) stoffen. Daarnaast wordt dit bedrijf periodiek (gemiddeld één keer per jaar) ook bezocht in het kader van het Besluit risico’s zware ongevallen. Uit het actuele toezicht komt naar voren dat het bedrijf de chronische blootstellingsrisico’s voor de medewerkers op dit moment beheerst. Daar waar nog verdere verbetering nodig blijkt, zet de Arbeidsinspectie uiteraard handhaving in.

Het volledige advies van het RIVM is opgenomen in de bijlage.

Motie inventarisatie meest relevante PFAS lozingen

Het lid Haverkort c.s. heeft 30 maart jl. per motie verzocht om in samenwerking met de omgevingsdiensten, Rijkswaterstaat en de waterschappen een overzicht te maken van de belangrijkste PFAS-emissies.2 Om invulling te geven aan de motie is gekeken naar lozingsvergunningen die op basis van de Waterwet door bevoegde gezagen zijn afgegeven, mede op basis van het feit dat de aanleiding van de motie de vraag was om een landelijk overzicht te geven van alle PFAS-lozingen op oppervlaktewater.3 De afgelopen periode is bij de bevoegde gezagen een uitvraag gedaan naar vergunde PFAS-emissies naar oppervlaktewater. In de bijlage bij deze Kamerbrief vindt u de rapportage met daarin dit overzicht. Het overzicht geeft de maximale vergunde vracht of lozingsconcentratie aan, niet wat daadwerkelijk geloosd wordt. Het werkelijke niveau van lozingen zal daarom meestal lager liggen.

De bronaanpak van PFAS heeft de hoogste prioriteit. Daarom zetten we in op een zo breed mogelijk Europees PFAS-verbod. Vooruitlopend op dit verbod wordt de sector ondersteund bij het zoeken van alternatieven voor PFAS, zoals in het Actieprogramma PFAS, worden waar nodig lozingsvergunningen aangepast en worden luchtemissies beperkt. De bijgevoegde rapportage biedt aanleiding om deze minimalisaties kracht bij te zetten. Concreet gezegd betekent dit dat in overleg met alle betrokken bevoegde gezagen vastgesteld zal worden welke stappen er al worden gezet ten aanzien van de belangrijkste emissies, maar vooral welke aanvullende afspraken voor het verder reduceren van de PFAS-lozingen gemaakt kunnen worden. Er geldt al een minimalisatieplicht voor die PFAS die zijn aangemerkt als ZZS. Van bedrijven wordt verwacht om in hun vermijdings- en reductieprogramma’s aan te geven hoe zij hieraan uitvoering geven. Bevoegde gezagen kunnen bij het RIVM ondersteuning ontvangen bij hun vragen over hun VTH-taken ten aanzien van deze stoffen. In een separate brief zal de Staatssecretaris de Kamer hierover informeren conform haar toezegging aan het lid Klaver tijdens het commissiedebat Externe Veiligheid van 11 oktober jongstleden.

De gesprekken met de bevoegde gezagen voor de Waterwet zullen vóór het WGO Water van 29 januari 2024 plaatsvinden. De Minister zal de bevoegde gezagen verzoeken om met een concreet tijdspad te komen waarin zij laten zien hoe ze samen met het betreffende bedrijf tot verdere reducties van PFAS-lozingen zullen komen en hoe dit ook zoveel mogelijk in de vergunning wordt verankerd.

De vijf vergunde emissies naar Rijkswateren betreffen allemaal vergunningen die tussen 2019 en 2022 zijn verleend of geactualiseerd. Bij de beoordeling is steeds getoetst aan de meest actuele regelgeving en de best beschikbare technieken. Daarnaast is Rijkswaterstaat bezig met het bezien van ongeveer 800 lozingsvergunningen van industriële bedrijven. 200 daarvan zijn van prioritaire bedrijven, waarvan een groot deel in de chemiesector opereert, en worden voor het eind van het jaar bezien. Indien nodig worden de vergunningen herzien en geactualiseerd. In de Kamerbrief voorafgaand aan het WGO Water op 29 januari 2024 informeert de Minister u over de stand van zaken van het bezien/herzien van lozingsvergunningen voor Rijkswateren.

Deze gerichte afspraken zijn een aanvulling op de al lopende initiatieven op dit vlak. Zo wordt er vanuit het Actieprogramma PFAS samen met alle bevoegde gezagen gewerkt aan het delen van kennis over de meest effectieve manieren om de emissies van PFAS terug te dringen.

PFAS-lozingen en de drinkwaterrichtwaarde

Vergunningen worden verleend onder strikte specifieke voorwaarden om ervoor te zorgen dat de activiteiten in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving en om de bescherming van het milieu en de volksgezondheid te waarborgen. De bevoegde gezagen zijn momenteel bezig om de vergunningen te bezien en waar nodig herzien. Hierbij wordt onder andere gecontroleerd of de vergunning nog actueel is.

Een onderdeel van het bezien is de uitvoering van de immissietoets. De immissietoets controleert of de lozing in voldoende mate beperkt is en niet leidt tot overschrijding van de milieukwaliteitsnormen voor de ecologische toestand en de drinkwaterkwaliteit. Hierbij wordt de indicatieve drinkwaterrichtwaarde van 4,4 ng/l voor PFAS waar nodig getoetst. Uitkomsten worden meegenomen in het bezien/herzien van vergunningen. In de eerder genoemde gespreksronde zal bij de bevoegde gezagen worden getoetst of dit ook zo wordt uitgevoerd. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt het bevoegd gezag geacht deze drinkwaterrichtwaarde alsnog mee te nemen in de toetsing. Op deze wijze geef ik ook invulling aan de motie van het lid Hagen.4

Motie «Nul uit de pijp bij Chemours»

In overleg met Rijkswaterstaat en de Provincie Zuid-Holland wordt onderzocht welke juridische en technische mogelijkheden er zijn om zo snel mogelijk de emissies van PFAS naar lucht en water door Chemours te reduceren naar nul. Dit is conform de op 6 juli aangenomen motie van het lid Van Esch c.s.5 en de provinciale staten van Zuid-Holland6. Tevens wordt onderzocht of het Rijk schade heeft geleden door de emissies van Chemours en zo ja, op welke manier die verhaald zou kunnen worden conform de 10 oktober aangenomen motie van de leden Van Esch en Beckerman.7 Dit onderzoek bevat in ieder geval twee onderdelen. Namelijk het inventariseren van mogelijke schade aan het hoofdwatersysteem door Rijkswaterstaat en een juridisch onderzoek door de Landsadvocaat. In het eerste kwartaal van 2024 wordt u geïnformeerd over de stand van zaken. Het onderzoek «nul uit de pijp bij Chemours» splitst zich in een drietal onderdelen:

  • De mogelijkheid om het bedrijf blijvend (intrekken van de vergunning) of tijdelijk stil te leggen.

    Voor het in kaart brengen van de juridische mogelijkheden op basis van het huidige wettelijk kader en het kader onder de Omgevingswet met betrekking tot de vergunningen van de provincie Zuid-Holland en Rijkswaterstaat wordt door de provincie extern juridisch advies gevraagd. Vervolgstappen zijn afhankelijk van de juridische mogelijkheden die momenteel verder worden onderzocht.

  • De mogelijkheden om het gebruik van PFAS terug te dringen.

    Zoals hierboven aangegeven wordt via het Europese restrictietraject ingezet op een vrijwel totaalverbod op het gebruik van PFAS. Op dit moment wordt middels het Actieprogramma PFAS samen met het bedrijfsleven al onderzocht waar vooruitlopend op de restrictie het gebruik van PFAS vrijwillig kan worden teruggedrongen. Over beide trajecten wordt uw Kamer op regelmatige basis geïnformeerd.

  • Welke technische mogelijkheden er zijn om emissies te minimaliseren.

    Minimalisatieplicht houdt in dat emissies worden voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zo ver mogelijk worden teruggedrongen. Om te bepalen of daaraan wordt voldaan, vereist de vergunning de toepassing van de best beschikbare technieken (BBT). Aanvullend kunnen verdere maatregelen vereist worden (BBT+) om emissies te minimaliseren. Om dit verder te verkennen, werken we nauw samen met de provincie Zuid-Holland. Voorafgaand aan het WGO Water van 29 januari 2024 zal per brief een nadere toelichting gegeven worden over de invulling.

Opzet en voortgang onderzoeksprogramma PFAS

Tijdens het commissiedebat Externe Veiligheid van 11 oktober heeft het lid Hagen gevraagd naar een toelichting op het nationale PFAS-onderzoeksprogramma dat het RIVM op dit moment uitvoert. Hierbij is speciale aandacht gevraagd voor het PFAS-bloedonderzoek in de omgeving van de Westerschelde. Het lid Hagen vroeg specifiek naar dit programma in relatie tot de gezondheid van mensen in dit gebied en welke klachten zij hebben.

De Minister van VWS heeft uw Kamer op 4 juli jl. de opzet van het programma en de verschillende deelonderzoeken toegelicht.8 Het programma is erop gericht om te bepalen welke maatregelen zinvol zijn om de blootstelling van de Nederlandse bevolking aan PFAS te verminderen. Het programma bevat de volgende onderdelen:

  • Verkrijgen en verbeteren van actuele informatie over blootstelling en risico’s;

  • Handelingsperspectieven voor blootstellingsbeperking; en

  • Humane en milieumonitoring van PFAS.

Het PFAS-onderzoeksprogramma richt zich in eerste instantie op het verkrijgen van een landelijk beeld van de blootstelling van de Nederlandse bevolking aan PFAS. Als een van de manieren om de huidige blootstelling van de bevolking aan PFAS te bepalen worden in het programma PFAS-concentraties in humane monsters gemeten, waaronder in bloed («humane biomonitoring»).

Voor de biomonitoring wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van bestaande data of monsters, die in het kader van andere onderzoek zijn verzameld, bijvoorbeeld data of monsters aanwezig in biobanken. Hierbij wordt onderzocht of ook regionale situaties in kaart gebracht kunnen worden. Mochten deze data of monsters niet voldoende zijn om een goed regionaal beeld te krijgen, dan wordt onderzocht welk aanvullend onderzoek nodig is en in hoeverre dit binnen de looptijd van het programma past. Voor de omgeving van de Westerschelde wordt bijvoorbeeld bekeken of door het nemen van extra monsters een beter beeld verkregen kan worden van de regionale blootstelling aan PFAS. Omdat het PFAS-programma gericht is op het kunnen verlagen van de blootstelling aan PFAS van mens en milieu, en niet op het bepalen van gezondheidseffecten, worden alleen PFAS-concentraties gemeten.

Eerder heeft het landelijke crisisexpertteam, dat beschikbaar is voor advies over gezondheidsonderzoeken, op verzoek van de GGD Zeeland geadviseerd over de uitvoering van een regionaal gezondheidsonderzoek in de omgeving van de Westerschelde. Het crisisexpertteam heeft destijds geadviseerd dat een gezondheidsonderzoek rond de Westerschelde geen meerwaarde heeft voor een betere gezondheidszorg op individueel of collectief niveau. Het crisisexpertteam heeft in haar advies wel verwezen naar het wetenschappelijke nut van een breed landelijk onderzoek. Zo’n breed landelijk onderzoek van de blootstelling van inwoners van Nederland aan PFAS maakt deel uit van het meerjarige onderzoeksprogramma.

Elk jaar organiseert RIVM voor alle betrokkenen bij het onderzoeksprogramma een informatiedag. Deze zal in 2024 naar verwachting eind februari plaatsvinden. Ook de Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang van het programma. Het eerstvolgende moment daarvoor is voorafgaand aan het WGO Water van 29 januari 2024. We zijn ons bewust dat de informatiebehoefte groot is, met name in de regio’s waar veel aandacht bestaat voor de aanwezigheid van PFAS. Daarom worden aanvullend hierop in de provinciale staten informatiebijeenkomsten georganiseerd om in meer detail een toelichting te geven. In Zeeland vindt deze bijeenkomst plaats op 8 november. In de Staten van de provincie Zuid-Holland wordt deze bijeenkomst nog gepland.

Het lid Hagen vroeg tijdens het commissiedebat Externe Veiligheid van 11 oktober ook of er ander onderzoek mogelijk is om gezondheidseffecten van PFAS rond de Westerschelde in kaart te brengen. De Staatssecretaris zegt u toe dat het RIVM wordt gevraagd om de Westerschelde te betrekken bij de verkenning over het gezondheidsonderzoek rond Chemours, dat in de eerste paragraaf van deze brief is toegelicht. Het RIVM benadrukt dat de situatie in Zeeland anders is dan rond Chemours.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Kamerstuk 33 118, nr. 264.

X Noot
2

Kamerstuk 35 334, nr. 240.

X Noot
3

Kamerstukken 35 334 en 28 089, nr. 231.

X Noot
4

Kamerstuk 35 334, nr. 243.

X Noot
5

Kamerstuk 27 625, nr. 652.

X Noot
6

Provinciale staten van Zuid-Holland, 20 september 2023, nummer M1249.

X Noot
7

Kamerstuk 33 118, nr. 265.

X Noot
8

Kamerstuk 35 334, nr. 258.

Naar boven