35 321 Wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet ter uitbreiding van het rookverbod

B MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 24 april 2020

Met interesse heb ik kennis genomen van de vragen die door de fracties van de PVV en de ChristenUnie zijn gesteld over het hierboven genoemde wetsvoorstel. Ik dank de leden van deze fracties voor hun inbreng en beantwoord de vragen hieronder in de volgorde waarin ze zijn gesteld.

Uitbreiding rookverbod

De leden van de PVV-fractie vragen de regering uit te leggen waarom het roken van pure kruiden en cannabisproducten in respectievelijk shishalounges en coffeeshops niet valt onder de uitbreiding van het rookverbod, terwijl het doel van deze wetgeving een rookvrije generatie dan wel een rookvrije samenleving is.

Aan kruidenmengsels zonder tabak zijn regels gesteld, zoals een leeftijdsgrens van 18 jaar, een reclameverbod en een gezondheidswaarschuwing op verpakkingen. Het roken van kruidenmengsels in de waterpijp leidt door blootstelling aan schadelijke stoffen voor een individu tot risico’s voor de gezondheid. Hoe groot het risico is hangt echter niet alleen af van de intrinsieke schadelijkheid van het product, maar ook van de mate van gebruik. Hoe vaker het product gebruikt wordt, hoe hoger het risico. Waterpijpen worden doorgaans incidenteel gebruikt en kruidenmengsels bevatten doorgaans geen nicotine. Hiernaast worden kruidenmengsels veelal gerookt op vaste locaties bedoeld voor bezoekers die 18 jaar of ouder zijn. De bezoekers van deze inrichtingen zijn, net als bezoekers van bijvoorbeeld in sigaren gespecialiseerde verkooppunten, bewust op zoek naar deze producten. De keuze is daarom gemaakt om kruidenmengsels niet onder het rookverbod te brengen.

Het roken van cannabisproducten die niet zijn vermengd met tabak komt niet onder het rookverbod te vallen, omdat de Opiumwet van toepassing is op het gebruik van cannabisproducten. Wanneer cannabisproducten met tabak worden gerookt is het rookverbod uit de Tabaks- en rookwarenwet zoals dat nu luidt daarop van toepassing. Dit verandert niet met de voorgestelde wijziging.

De leden van de PVV-fractie vragen voorts of de regering mogelijkheden ziet om gedupeerde horecabedrijven deels tegemoet te komen voor de aanzienlijke investeringen die zij hebben gedaan voor de inrichting van aparte rookruimten, investeringen die nu tevergeefs blijken te zijn geweest.

Zoals ik de Tweede Kamer na de uitspraak van de Hoge Raad heb laten weten ben ik niet onverdeeld enthousiast over het onmiddellijke verbod als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad.1 Het arrest doorkruiste mijn afspraken met Koninklijke Horeca Nederland over het sluiten van de rookruimtes in de horeca in 2022. Tegelijk is het inrichten van rookruimtes een vrijwillige keuze van horecaondernemers geweest; er vloeit noch uit het huidige, noch uit het rookverbod zoals dat in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld een verplichting tot het hebben van een rookruimte voort.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering uit te leggen hoe zij kijkt naar de eigen verantwoordelijkheid van de wetgever in relatie tot het nationaal preventieakkoord.

Het Preventieakkoord is een afspraak tussen veel verschillende partijen, waaronder overheden, bedrijven en tal van maatschappelijke organisaties, om ieder een steentje bij te dragen binnen zijn of haar mogelijkheden en bevoegdheden. De regering heeft daarbij ook een aantal maatregelen toegezegd, waaronder wettelijke maatregelen. Een dergelijke aankondiging aan het adres van partijen zorgt uiteraard voor veel draagvlak, maar is voor wetgeving slechts het startschot; het kan niet in de plaats komen van een onderdeel van het wetgevingsproces. Een aanpassing van de Tabaks- en rookwarenwet om uitvoering te geven aan een van de maatregelen uit het Preventieakkoord vindt plaats via het gebruikelijke democratische proces, dat wil zeggen dat de regering, na voorbereiding, consultatie en toetsing een wetsvoorstel indient bij de Tweede Kamer. In het geval van de uitbreiding van het rookverbod heeft de Tweede Kamer ingestemd met het voorstel en het aan Uw Kamer doorgeleid.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen voorts of, indien het argument dat het verbieden van kruidenrookpreparaten in gelegenheden als shishalounges niet afgesproken is in het preventieakkoord, ook maar enigszins een rol heeft gespeeld in de afweging, de regering dan bereid is om dit in te brengen in het overleg met de partijen die het preventieakkoord mede ondertekend hebben.

Het onder het rookverbod brengen van het roken van kruidenproducten heeft tijdens de onderhandelingen van het preventieakkoord geen prioriteit gekregen bij de partijen. Ook ik ben van mening dat dit op dit moment geen prioriteit heeft. Mijn overwegingen hierbij heb ik in mijn antwoord op de vraag van de PVV-fractie over het roken van kruidenmengsels beschreven. Ik zal bij het eerstvolgende overleg van de zogenoemde Thematafel Roken met de partijen de plaats van kruidenrookproducten in het tabaksontmoedigingsbeleid bespreken.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen welke stappen de regering onderneemt om op korte termijn het aantal verkooppunten drastisch terug te brengen. Ook vragen zij naar de visie van de regering op het aantal verkooppunten op lange termijn.

Op dit moment wordt een onderzoek gedaan naar verschillende mogelijkheden om het aantal verkooppunten te verminderen. Aan de Tweede Kamer heb ik toegezegd dat zij dit onderzoek voor het zomerreces ontvangt, voorzien van een beleidsreactie met daarin duidelijkheid over het proces en het moment waarop een verdere vermindering van verkooppunten zal worden gerealiseerd. Verder ben ik in gesprek met supermarkten en tankstations, zoals de Tweede Kamer mij via moties van de leden Kuik en Dik-Faber verzocht heeft.2

Tabaksindustrie

De leden van de fractie van de ChristenUnie willen graag weten welke mazen er nog in de huidige wet zitten. Ze beseffen dat deze vraag als zodanig niet beantwoord kan worden. De achtergrond van de vraag is het gedrag van de sigarettenindustrie in de laatste decennia. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of en zo ja, hoe systematisch en professioneel de regering onderzoek heeft gedaan naar de mazen in de wet.

Via diverse kanalen ontvang ik signalen over (ongewenste) innovatie van de tabaksindustrie, zoals het Trimbos-instituut, het RIVM, de Europese lidstaten en de Europese Commissie. De verschillende voorgenomen aanpassingen van de wetgeving voortkomend uit het Nationaal preventieakkoord zijn deels een reactie op deze innovaties, waaronder ook de voorgestelde uitbreiding van het rookverbod met producten die niet gerookt worden, maar op een andere manier worden geconsumeerd. Deze aanpassingen betreffen nationale maatregelen die niet voortvloeien uit Europese wet- en regelgeving. Een belangrijk deel van de Tabaks- en rookwarenwet bestaat daarnaast uit implementatie van de Europese tabaksproductenrichtlijn.3 Voor die delen van de Tabaks- en rookwarenwet ligt het voor de hand een onderzoek zoals de leden opperen op Europees niveau uit te voeren. Op dit moment wordt een evaluatie van de Europese tabaksproductenrichtlijn uitgevoerd, waaraan de lidstaten inbreng leveren. Het evaluatierapport wordt in mei 2021 verwacht.

Handhaafbaarheid

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) geeft aan dat de uitvoerbaarheid van de wet gediend is met het onderbrengen van kruidenrookpreparaten onder het rookverbod. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering niet heeft meegewogen dat de gehele tabakssector – inclusief die van de kruidenrookpreparaten – een sector is die op allerlei manieren de wet probeert te ontduiken. Zij vragen of vanuit dat argument geen prioriteit aan de handhaafbaarheid gegeven moeten worden.

Het is van het grootste belang dat de wet- en regelgeving handhaafbaar is. Nieuwe regelgeving op het gebied van tabak wordt daarom op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid getoetst door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Over het voorliggende voorstel heeft zij geconcludeerd dat het implementeren van de uitbreiding van het rookverbod in de werkwijze slechts beperkt extra inspanningen vergt. Daarnaast heeft de NVWA geconstateerd dat de voorgestelde wijziging niet leidt tot een eenvoudiger inspectiemethodiek bij locaties waar kruidenrookproducten worden geconsumeerd. Zoals op dit moment ook het geval is, zal in een laboratorium moeten worden vastgesteld of een monster dat tijdens een inspectiebezoek is genomen tabak bevat. Indien de kruidenrookpreparaten onder het rookverbod zouden worden geplaatst zou dat laboratoriumonderzoek niet meer nodig zijn. Op de handhaafbaarheid van de uitbreiding van het rookverbod met het consumeren van tabak op andere manieren dan door roken, en met het consumeren van e-sigaretten, heeft dat geen invloed. De voorgestelde bepaling is handhaafbaar.

Tot slot vernemen de leden van deze fractie graag wat de implicaties voor het lokale beleid (gemeenten) zouden zijn als kruidenrookpreparaten wel onder deze wet zouden worden gebracht.

De gevolgen van het onder het rookverbod brengen van kruidenrookpreparaten voor het lokale beleid zijn niet in kaart gebracht. Indien het gebruik van de producten onder het rookverbod zou worden geplaatst zouden deze producten niet meer in horecagelegenheden gebruikt mogen worden. Mogelijk kan dit leiden tot meer consumptie in de openbare ruimte wat bijvoorbeeld lokaal tot overlast zou kunnen leiden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 32 011, nr. 71 en 72.

X Noot
2

Kamerstukken II 2019/20, 35 321, nr. 11.

X Noot
3

Richtlijn 2014/40/EU van het Europees parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van Richtlijn 2001/37/EG.

Naar boven