35 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2020

CXIX Verslag van een werkbezoek naar het Caribisch deel van het Koninkrijk, april 2016

J1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK 0VERLEG

Vastgesteld 20 januari 2020

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties2 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 juni 2019 houdende de eerste voortgangsrapportage over het ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland3, alsmede van de daaropvolgende brieven van 18 september 2019 houdende een afschrift van het verslag schriftelijk overleg met de Tweede Kamer van 13 september 20194, van 27 september 2019 houdende een afschrift van de reactie van Bonaire, Saba en Sint Eustatius op de eerste voortgangsrapportage5 en van 18 november 2019 houdende een afschrift van de kabinetsreactie op de reactie van de BES-eilanden6.

Naar aanleiding hiervan hebben zij op 11 december 2019 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft op 17 januari 2020 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 11 december 2019

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties (KOREL) hebben kennisgenomen van uw brief van 27 juni 2019 houdende de eerste voortgangsrapportage over het ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland7, alsmede van de daaropvolgende brieven van 18 september 2019 houdende een afschrift van het verslag schriftelijk overleg met de Tweede Kamer van 13 september 20198, van 27 september 2019 houdende een afschrift van de reactie van Bonaire, Saba en Sint Eustatius op de eerste voortgangsrapportage9 en van 18 november 2019 houdende een afschrift van de kabinetsreactie op de reactie van de BES-eilanden10.

In de brief van 27 juni 2019 zet u nogmaals uiteen dat het op dit moment niet mogelijk is om een sociaal minimum vast te stellen op basis van de kosten van levensonderhoud, omdat de kosten voor een aantal noodzakelijke uitgaven nog sterk variëren. Daarom heeft de regering ervoor gekozen om in plaats van uit te gaan van de actuele daadwerkelijke kosten van levensonderhoud voor diverse huishoudensamenstellingen – zoals onder andere berekend door Regioplan11 – uit te gaan van een ijkbedrag voor de kosten van levensonderhoud. Deze ijkbedragen12 betreffen de geprognosticeerde noodzakelijke kosten van levensonderhoud waarbij een voorschot is genomen op de positieve (met andere woorden: kostenverlagende) effecten van ingezet beleid. Dit ijkpunt voor de totale kosten van levensonderhoud per eiland en per categorie huishouden bepaalt vervolgens het ijkpunt voor het sociaal minimum13. De regering geeft aan dit ijkpunt voor het sociaal minimum vervolgens de komende vijf jaar jaarlijks te monitoren. Dienaangaande hebben de leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, met uitzondering van de leden van de PVV-fractie, de volgende vragen en opmerkingen.

Ten principale vragen de leden naar de rationale om nog niet geëffectueerd overheidsbeleid al wel te verdisconteren in de vast te stellen ijkpunten. Op welke wijze geeft dat een reëel beeld van de kloof die burgers ervaren tussen inkomsten en kosten voor levensonderhoud? Zou het niet logischer zijn de effecten van overheidsbeleid op kosten en inkomsten jaarlijks mee te nemen in de monitoring en te laten leiden tot een aanpassing van de ijkpunten?

De inzet van de regering en de openbare lichamen is gericht op het verminderen van armoede en het vergroten van de bestaanszekerheid. Daarbij is het essentieel om de daadwerkelijke kosten van het levensonderhoud te monitoren, alsmede de daadwerkelijke inkomsten. Wat de daadwerkelijke kosten voor levensonderhoud betreft, kiest de regering ervoor om de bedragen uit het Regioplan-rapport (2018) jaarlijks te indexeren met de consumentenprijsindex per bestedingscategorie per eiland. Graag verneemt de commissie van de regering of door indexering met de consumentenprijsindex per bestedingscategorie van de Regioplancijfers 2018 ook de (daadwerkelijke) effecten van het in de brief geschetste beleid worden meegenomen? Zo ja, dan stellen de leden vast dat de totale kosten van levensonderhoud ten opzichte van 201814 zijn gestegen en dat vooralsnog het beleid nog niet een zichtbaar effect heeft gehad, althans niet zodanig dat de kosten daadwerkelijk lager zijn geworden. Indien niet, kan de regering dan aangeven aan de hand van welke kwantitatieve gegevens de regering vaststelt dat de getroffen maatregelen ook daadwerkelijk het gewenste kostenverlagend effect hebben?

Daarnaast is er de inkomstenkant. De leden nemen met instemming kennis van de (genomen en voorgenomen) maatregelen voor het verhogen van inkomens en uitkeringen, zoals nader uitgewerkt in paragraaf I van de voortgangsrapportage. U zegde eerder toe dat in de voortgangsrapportage cijfermatig de ontwikkeling van het inkomen van een aantal voorbeeldhuishoudens zou worden geschetst. De commissie trof die informatie niet aan in de toegezonden voortgangsrapportage. Bent u voornemens deze informatie alsnog aan de Kamer te verstrekken?

Doel van het beleid is de kloof tussen de inkomsten en de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud te verkleinen. De leden kunnen evenwel op basis van de in de eerste rapportage gepresenteerde cijfers niet beoordelen of het gevoerde beleid inmiddels leidt tot een begin van een verkleining van deze kloof. Enerzijds blijkt sprake van kostenstijgingen, anderzijds van een verhoging van inkomsten en uitkeringen, maar de onderlinge verhouding van beide blijft onduidelijk. Om die reden had de commissie in haar brief van 13 november 201815 verzocht om in deze voortgangsrapportage een soortgelijke tabel op te nemen als tabel 5.2. uit het Regioplan-rapport. Bent u voornemens zodanige informatie alsnog aan de Kamer te verstrekken? Zo niet, op welke andere wijze zal de regering het voor de Kamers inzichtelijk maken of de kloof daadwerkelijk wordt verkleind?

De leden van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangt deze graag uiterlijk 17 januari 2020.

Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, P. Rosenmöller

cc. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 januari 2020

Met deze brief reageer ik, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op uw brief met vragen inzake de voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland d.d. 11 december 2019 (kenmerk 165228.05u).

Voorafgaand aan het beantwoorden van uw vragen, wil ik uw Kamer bedanken voor de nauwe betrokkenheid bij het onderwerp. De Eerste Kamer heeft een betekenisvolle rol gespeeld in het tot stand komen van het ijkpunt voor het sociaal minimum. Het vaststellen van het ijkpunt voor het sociaal minimum is een belangrijke stap om de situatie voor inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren. Het ijkpunt geeft richting aan de inzet om armoede op de eilanden te bestrijden en is nodig om betekenisvolle interventies te kunnen doen, kabinetsbreed. Met het vaststellen van het ijkpunt voor het sociaal minimum werkt het kabinet aan het uitvoeren van de motie Ganzevoort c.s.16.

Achtereenvolgens zal ik in deze brief ingaan op uw vragen over de bedragen in het ijkpunt voor het sociaal minimum, het monitoren van de ontwikkelingen aan de kostenkant en het monitoren van de ontwikkelingen aan de inkomenskant.

De bedragen in het ijkpunt voor het sociaal minimum

In uw brief heeft u gevraagd naar de rationale om nog niet geëffectueerd overheidsbeleid te verdisconteren in het ijkpunt voor het sociaal minimum. U vraagt op welke wijze het meenemen van het effect van (ingezet) beleid een reëel beeld geeft van de kloof die burgers ervaren tussen inkomsten en kosten voor levensonderhoud.

De bedragen voor het ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland zijn tot stand gekomen op basis van de bedragen uit het rapport van onderzoeksbureau Regioplan (2018). Regioplan heeft in 2018 de noodzakelijke kosten van levensonderhoud op Bonaire, Sint Eustatius en Saba in kaart gebracht. Hieruit is gebleken dat de kosten van basale uitgaven nu voor veel mensen te hoog zijn.

De kosten moeten worden teruggebracht tot een redelijk niveau en tegelijkertijd moeten de inkomens van inwoners worden verhoogd.

Voor een aantal kostenposten waar van (ingezet) beleid een verlaging van de kosten wordt verwacht, is in het ijkpunt voor het sociaal minimum daarom een bedrag opgenomen dat afwijkt van het door Regioplan waargenomen bedrag voor de betreffende kostenpost. Het is van belang om hierbij op te merken dat de beoogde verlaging van de kosten gepaard gaan met structurele wijzigingen. Het kost tijd om deze te realiseren.

De bedragen uit het rapport van Regioplan als uitgangspunt nemen voor het ijkpunt voor het sociaal minimum zou betekenen dat het wettelijk minimumloon en de uitkeringen substantieel verhoogd moeten worden om de huidige (te hoge) kosten voor de basale uitgaven te kunnen dekken. Dit brengt risico’s voor de economie en de arbeidsmarkt met zich mee. Hogere uitkeringen hebben een negatief effect op het arbeidsaanbod en zetten de balans tussen rechten en plichten onder druk. Een verhoging van de onderstand moet bezien worden in het kader van een activerend arbeidsmarktstelsel, waarbij (gaan) werken loont, zodat mensen er echt op vooruit gaan als ze van de onderstand uitstromen naar werk.

Een verhoging van het wettelijk minimumloon kan een negatief effect hebben op de arbeidsvraag, de regionale concurrentiepositie van de eilanden en de draagkracht van de economie. Het is daarom van belang om bij verhogingen van het wettelijk minimumloon rekening te houden met de kosten voor werkgevers, de draagkracht van de economie, de regionale context en arbeidsmarkteffecten. Ik verwijs hierbij ook naar de reactie van de partijen in de Centraal Dialoog Bonaire op de voortgangsrapportage, waarvan uw Kamer een afschrift heeft ontvangen, waarin zij hebben gewezen op de beperkingen die zijn verbonden aan het verder verhogen van het wettelijk minimumloon op Bonaire.

In de voortgangsrapportage is aangekondigd om onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de ruimte om het wettelijk minimumloon in de toekomst verder te verhogen en hierover met de partijen in de Centraal Dialoog in gesprek te gaan. Partijen in de Centraal Dialoog Bonaire hebben het belang van een gedegen afweging over de hoogte van het wettelijk minimumloon op basis van onderzoek onderschreven. Samen met de openbare lichamen is de Centraal Dialoog Bonaire vertegenwoordigd in de klankbordgroep van het onderzoek, dat inmiddels is gestart. Onderzoeksbureau Ecorys is de uitvoerder in combinatie met CurConsult.

Vanwege de genoemde risico’s zet het kabinet in op het verlagen van de kosten van levensonderhoud tot een redelijk niveau en zijn stappen genomen om het wettelijk minimumloon en de uitkeringen te verhogen. Daar waar in het ijkpunt een bedrag is opgenomen waarin het effect van (ingezet) beleid is meegenomen, hebben inwoners van Caribisch Nederland in de praktijk te maken met de werkelijke kosten totdat de effecten van (ingezet) beleid merkbaar zijn. Het ijkpunt geeft daarom geen beeld van de kloof die burgers ervaren tussen inkomsten en kosten voor levensonderhoud (dit beeld volgt uit het onderzoek van Regioplan), maar is een doelstelling waar stap voor stap naartoe wordt gewerkt. Het doel is dat de kosten worden teruggebracht tot een redelijk niveau zodat alle inwoners van Caribisch Nederland in de minimale kosten van levensonderhoud kunnen voorzien.

Monitoring ontwikkeling kosten van levensonderhoud

Net als u hecht ik er belang aan dat objectief wordt vastgesteld of de beoogde verlaging van de kosten van levensonderhoud door (ingezet) beleid wordt bereikt.

Als door (ingezet) beleid een kostenverlaging wordt gerealiseerd, zal dit op termijn ook zichtbaar worden in de consumentenprijsindexcijfers per bestedingscategorie die het CBS periodiek in beeld brengt. Daarnaast zal per kostenpost de ontwikkeling worden gemonitord om te zien in welke mate beleid heeft bijgedragen aan een verlaging van de kosten en of het ijkpunt voor het sociaal minimum bijgesteld moet worden. Ik heb dan ook toegezegd om de komende vijf jaar beide Kamers jaarlijks te informeren over de voortgang van de gezamenlijke inzet van het kabinet en de openbare lichamen om de situatie van inwoners van Caribisch Nederland te verbeteren.

Het is van belang om hierbij op te merken dat de beoogde kostenverlagingen niet van vandaag op morgen gerealiseerd zullen zijn. Reden is dat het terugbrengen van de kosten tot een redelijk niveau gepaard gaat met structurele wijzigingen. Bijvoorbeeld als het gaat om het verbeteren van de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang en het terugbrengen van de kosten van wonen.

Monitoring ontwikkeling inkomenskant

Allereerst ben ik verheugd dat u met instemming kennis heeft genomen van het verhogen van het wettelijk minimum en de uitkeringen in 2019 en 2020. In mijn brief van 7 december 201817 heb ik toegezegd om in de voortgangsrapportage cijfermatig de ontwikkeling van het inkomen van een aantal voorbeeldhuishoudens te laten zien. Naar aanleiding hiervan heb ik in paragraaf I van de bijlage bij de voortgangsrapportage de cijfermatige ontwikkeling van onder meer het wettelijk minimumloon, de AOV-, AWW- en onderstandsuitkeringen laten zien. In de bijlage bij deze brief zijn deze ontwikkelingen, conform uw verzoek, ook vertaald naar een aantal voorbeeldhuishoudens. Het gaat om een illustratie van de inkomens voor zowel werkenden als niet-werkenden in diverse huishoudsituaties op basis van de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen.

Om tot een sociaal minimum te komen moeten de kosten van levensonderhoud en de inkomens van inwoners in Caribisch Nederland met elkaar in balans worden gebracht. De kloof moet verkleind worden, om uiteindelijk te verdwijnen. Om te beoordelen of het verschil tussen de inkomens en de kosten van levensonderhoud daadwerkelijk kleiner wordt, is inzicht in de onderlinge verhouding tussen de inkomens en de kosten van levensonderhoud van belang. Dat inzicht is er nu niet voldoende. Ik ben met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in gesprek over de wijze waarop dit het beste kan worden vormgegeven op basis van beschikbare data. Het streven is om in de rapportages over de voortgang een soortgelijke tabel op te nemen als tabel 5.2 uit het rapport van Regioplan. Het gaat om een tabel met het aantal huishoudens met een besteedbaar inkomen zoals geregistreerd bij het CBS ten opzichte van het voor het betreffende huishouden vastgestelde ijkpunt voor het sociaal minimum als aandeel van het totale aantal huishoudens18. Ik zal uw Kamer in de voortgangsrapportage van dit jaar informeren over de uitkomst van deze gesprekken en waar mogelijk de betreffende tabel opnemen.

Afsluiting

Het heeft mijn volle aandacht om de bestaanszekerheid van de inwoners in Caribisch Nederland te verbeteren. Wat mij betreft is de belangrijkste maatstaf daarvoor dat de inwoners van Caribisch Nederland daadwerkelijk gaan merken dat het beter gaat en dat de kloof tussen inkomens en de kosten van levensonderhoud kleiner wordt. Ik heb er vertrouwen in dat de effecten van de ingezette maatregelen dit jaar voor inwoners van Caribisch Nederland merkbaar zullen zijn.

Voor het zomerreces zal ik uw Kamer opnieuw informeren over de voortgang. Hierbij zal opnieuw worden bezien of en zo ja welke aanvullende stappen gezet moeten worden om de situatie verder te verbeteren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

BIJLAGE

Werkenden

Figuur 1: Ontwikkeling inkomen eenverdiener (USD per maand)

Figuur 1: Ontwikkeling inkomen eenverdiener (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van eenverdieners op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 6 procent, 3 procent en 5 procent.

Figuur 2: Ontwikkeling inkomen eenverdiener met een kind (USD per maand)

Figuur 2: Ontwikkeling inkomen eenverdiener met een kind (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van eenverdieners met een kind op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 8 procent, 4 procent en 7 procent.

Figuur 3: Ontwikkeling inkomen tweeverdieners (USD per maand)

Figuur 3: Ontwikkeling inkomen tweeverdieners (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van tweeverdieners op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 6 procent, 3 procent en 5 procent.

Figuur 4: Ontwikkeling inkomen tweeverdieners met een kind (USD per maand)

Figuur 4: Ontwikkeling inkomen tweeverdieners met een kind (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van tweeverdieners met een kind op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 7 procent, 3 procent en 6 procent.

Niet-werkenden

Figuur 5: Alleenstaande onderstand zelfstandig wonend (USD per maand)

Figuur 5: Alleenstaande onderstand zelfstandig wonend (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van een alleenstaande zelfstandig wonende in de onderstand op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 6 procent, 3 procent en 5 procent.

Figuur 6: Alleenstaande onderstand zelfstandig wonend met een kind (USD per maand)

Figuur 6: Alleenstaande onderstand zelfstandig wonend met een kind (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van een alleenstaande zelfstandig wonende in de onderstand met een kind op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 9 procent, 5 procent en 7 procent.

Figuur 7: Alleenstaande onderstand zelfstandig wonend arbeidsongeschikt (USD per maand)

Figuur 7: Alleenstaande onderstand zelfstandig wonend arbeidsongeschikt (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van een alleenstaande zelfstandig wonende in de onderstand, die arbeidsongeschikt is, op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 30 procent, 26 procent en 29 procent.

Figuur 8: Gehuwd onderstand zelfstandig wonend (USD per maand)

Figuur 8: Gehuwd onderstand zelfstandig wonend (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van gehuwden in de onderstand, die zelfstandig wonen, op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 6 procent, 3 procent en 5 procent.

Figuur 9: Gehuwd onderstand zelfstandig wonend een kind (USD per maand)

Figuur 9: Gehuwd onderstand zelfstandig wonend een kind (USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van gehuwden in de onderstand, die zelfstandig wonen met een kind, op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 9 procent, 5 procent en 7 procent.

Figuur 10: Paar met volledige AOV (beiden AOV-gerechtigde leeftijd, USD per maand)

Figuur 10: Paar met volledige AOV (beiden AOV-gerechtigde leeftijd, USD per maand)

In de periode 2019 – 2020 is het inkomen van een paar AOV-gerechtigden met beiden een volledige AOV op Bonaire, Sint Eustatius en Saba toegenomen met respectievelijk 6 procent, 3 procent en 5 procent.

Figuur 11: AOV-gerechtigde (USD per maand, ervan uitgaande dat de betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor de toeslag AOV)

Figuur 11: AOV-gerechtigde (USD per maand, ervan uitgaande dat de betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor de toeslag AOV)

Vanwege de introductie van de toeslag AOV via de onderstand per 1 januari 2020 is de verwachting dat het inkomen van een AOV-gerechtigde in de periode 2019 – 2020 zal toenemen. De hoogte van de aanvulling vanuit de onderstand is afhankelijk van de woon- en leefsituatie van de betrokkene en het inkomen en vermogen.


X Noot
1

Letter J heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 35 300 IV.

X Noot
2

Samenstelling:

Ester (CU), Ganzevoort (GL), Sent (PvdA), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Oomen-Ruijten (CDA), Schalk (SGP), Baay-Timmerman (50PLUS), Wever (VVD), Adriaansens (VVD), Beukering (FVD) (ondervoorzitter), Bezaan (PVV), Van der Burg (VVD), Dittrich (D66), Gerbrandy (OSF), Moonen (D66), Nanninga (FVD), Nicolaï (PvdD), Van Pareren (FVD), Recourt (PvdA), Rosenmöller (GL) (voorzitter),Veldhoen (GL), De Vries (Fractie-Otten)

X Noot
3

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 IV / CXIX, N.

X Noot
4

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 IV / CXIX, P.

X Noot
5

Kamerstukken I 2019/2020, 35 300 IV / CXIX, A.

X Noot
6

Kamerstukken I 2019/2020, 35 300 IV / CXIX, F.

X Noot
7

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 IV / CXIX, N.

X Noot
8

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 IV / CXIX, P.

X Noot
9

Kamerstukken I 2019/2020, 35 300 IV / CXIX, A.

X Noot
10

Kamerstukken I 2019/2020, 35 300 IV / CXIX, F.

X Noot
11

Kamerstukken I 2017/2018, 34 775 IV / CXIX, S, bijlage.

X Noot
12

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 IV / CXIX, N, p. 3, tabel 1 (alleenstaande).

X Noot
13

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 IV / CXIX, N, p. 4, tabel 2 (ijkpunt naar samenstelling huishouden).

X Noot
14

Tabellen 3.1 t/m 3.3 van het Regioplan-rapport (2018) in vergelijking met de tabellen in paragraaf IV van de voortgangsrapportage (35 000 IV / CXIX, N).

X Noot
15

Kamerstukken I 2018/2019, 35 000 IV / CXIX, C.

X Noot
16

Kamerstukken I 2015–16, 34 300 IV, R

X Noot
17

Kamerstukken I 2018/19, 35 000-IV, nr. C

X Noot
18

Hierbij moet worden aangemerkt dat informele inkomsten door het CBS niet worden meegenomen, maar in praktijk wel vaak voorkomen.

Naar boven