De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterend, dat volgens artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van
de Mens een ieder recht heeft «[...] op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor
de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding,
kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten,
alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit,
overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan
ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil»,
constaterend, dat volgens artikel 20 van de Nederlandse Grondwet de overheid verantwoordelijkheid
draagt voor de bestaanszekerheid der bevolking en Nederlanders hier te lande, die
niet in het bestaan kunnen voorzien, een bij de wet te regelen recht op bijstand van
overheidswege dient te geven,
constaterend, dat volgens artikel 1 van de Nederlandse Grondwet allen die zich in
Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk dienen te worden behandeld,
constaterend, dat volgens artikel 1 tweede lid van het Statuut van het Koninkrijk
voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba «regels [kunnen] worden gesteld en andere specifieke
maatregelen worden getroffen met het oog op de economische en sociale omstandigheden,
de grote afstand tot het Europese deel van Nederland, hun insulaire karakter, kleine
oppervlakte en bevolkingsomvang, geografische omstandigheden, het klimaat en andere
factoren waardoor deze eilanden zich wezenlijk onderscheiden van het Europese deel
van Nederland»,
constaterend, dat de regering voor het Europese deel van Nederland een sociaal minimum
kent dat ijkbedragen vaststelt voor het noodzakelijke levensonderhoud maar voor Bonaire,
Sint Eustatius en Saba deze ijkbedragen voor het noodzakelijke levensonderhoud niet
vaststelt,
overwegend, dat daarmee een niet noodzakelijke en niet overtuigend beargumenteerde
differentiatie wordt toegepast tussen het Europese deel van Nederland enerzijds en
Bonaire, Sint Eustatius en Saba anderzijds,
overwegend, dat daarmee een geobjectiveerde discussie over armoedebeleid bemoeilijkt
wordt,
overwegend, dat daarmee de zorgplicht van de Nederlandse overheid in het geding is,
verzoekt de regering ook voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba een sociaal minimum
vast te stellen op basis van ijkbedragen voor het noodzakelijke levensonderhoud,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ganzevoort
Van Kappen
Van Bijsterveld
De Graaf
Meijer
Vreeman
Ester
Teunissen
Nagel
Van Dijk
Ten Hoeve