Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 35295 nr. AZ |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 35295 nr. AZ |
Vastgesteld 21 maart 2025
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken over het landenspecifieke hoofdstuk over Nederland van het rechtsstaatsrapport van de Europese Commissie. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 20 november 2024.
• De uitstelbrief van 5 december 2024.
• De antwoordbrief van 20 maart 2025.
De griffier van de vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid, De Graag
Aan de Minister van Buitenlandse Zaken
Den Haag, 20 november 2024
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid hebben in hun vergadering van 12 november jl. met belangstelling kennisgenomen van het Rechtsstaatrapport 2024 van de Europese Commissie, meer in het bijzonder het Landenhoofdstuk over de situatie van de rechtsstaat in Nederland2 en de daarbij horende kabinetsappreciatie3. De leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, D66 en de PvdD hebben naar aanleiding hiervan een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van JA21 sluiten zich aan bij de vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB
De leden van de fractie van de BBB hebben in de eerste plaats enkele vragen en opmerkingen over het bepaalde in artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), te weten de bevoegdheid van «de Minister» om «algemene en bijzondere aanwijzingen [te] geven betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie». Hoewel het debat over de afschaffing van de bevoegdheid van de Minister van Justitie en Veiligheid om in individuele zaken instructies te geven aan aanklagers nog gaande is en ontwerpwetgeving op initiatief van de Tweede Kamer tot bedoelde afschaffing – na een negatief advies van de Raad van State4 – in behandeling blijft, verzoeken de leden van de BBB-fractie u inzicht te geven aangaande uw standpunt in deze kwestie.
Daarbij zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat, in weerwil van de opvatting van de Commissie van Venetië hierover,5 de huidige wettelijke regeling van de ministeriele bevoegdheid op dit punt genoegzaam is geborgd (in de Wet op de rechterlijke organisatie) en ook in overeenstemming is met het daaromtrent bepaalde in paragraaf 13 sub d tot en met f van de Recommendation Rec 2000 (19) van de Raad van Europa over «The Role of Public Prosecution in the Criminal Justice system».
Als eerste aanbeveling wordt Nederland gemaand inspanningen te blijven leveren om personeelstekorten en moeilijke arbeidsomstandigheden in het justitieel stelsel aan te pakken.6 De leden van de BBB-fractie kunnen zich met deze aanbeveling verenigen en hebben hier enkele vragen over. In de eerste plaats informeren zij hoe groot momenteel het tekort aan rechters en leden van het Openbaar Ministerie is. Ook willen zij graag weten op welke wijze het kabinet de bestaande tekorten gaat verhelpen en wanneer naar verwachting bedoelde tekorten zijn verholpen. Verder informeren zij of de regering voornemens is om gepensioneerden blijvend langer te laten doorwerken, en/of mensen met relevante ervaring in de private of publieke sector een zij-instroom optie te bieden. Ten slotte vragen zij in dit verband of het voornemen bestaat om de oude RAIO-opleiding7 weer in te voeren, en zo nee, waarom niet.
Hoewel volgens de eerste constatering in het hoofdstuk «Aanbevelingen» Nederland «enige verdere vooruitgang geboekt heeft om het niveau van digitalisering van het rechtsstelsel te verbeteren (met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen)»,8 is de leden van de BBB-fractie gebleken dat in de dagelijkse praktijk de automatisering, en in het bijzonder die bij het Openbaar Ministerie (het zogenoemde GPS-systeem) grote problemen veroorzaakt. Leden van het Openbaar Ministerie worden met regelmaat uit programma’s gegooid en loggen zelfs ’s avonds en in de weekenden in om maar toegang tot hun dossiers te kunnen krijgen. Daarom vragen deze leden u welke verbetermaatregelen op zeer korte termijn zullen worden getroffen om de rechtspleging door leden van het Openbaar Ministerie te faciliteren en te vergemakkelijken. In dit verband wijzen de leden van de fractie van de BBB op de volgende passage uit het regeerakkoord 2024: «Een belangrijk onderdeel van de rechtsketen is de Rechtspraak. Het kabinet wil de instituties die de rechtsstaat dragen versterken. Dit houdt onder meer in dat het kabinet institutionele vernieuwing binnen de Rechtspraak stimuleert. Het kabinet stelt de Rechtspraak daarom in staat om maatregelen te nemen die vernieuwing in werkwijze, personeelsbeleid en innovatieve technologie bewerkstelligen.»9 De leden van de BBB-fractie vragen of u deze passage kunt duiden in het licht van het voorgaande, meer in het bijzonder in relatie tot de huidige IT-problemen enerzijds en het voornemen tot focus op innovatie anderzijds.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
Uit het rapport blijkt dat de regering bezig is de procedure tot herbenoeming van de leden van de Raad voor de rechtspraak en de gerechtsbesturen te herzien.10
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of u heeft kennisgenomen van het onderzoek «Constitutionele waarborgen. De Raad voor de rechtspraak en rechterlijke onafhankelijkheid».11 In dit onderzoek worden een aantal onafhankelijkheidsgebreken en knelpunten benoemd ten aanzien van de inrichting en het functioneren van de rechterlijke macht. In de conclusies van dit onderzoek worden vier maatregelen voorgesteld die eenvoudig te realiseren zijn (door de onderzoekers gekwalificeerd als «laaghangend fruit») die dit onafhankelijkheidsdeficit kunnen repareren. Het gaat dan om – kort samengevat – deze vier maatregelen:12
− Plaats de benoeming van de president van een gerecht op veilige afstand van de politiek;
− Omgeef de benoeming en ontslagsystematiek van de leden van de Raad voor de rechtspraak met meer waarborgen;
− Zorg voor een separate begroting voor de rechtelijke macht;
− Haal de tuchtrechtelijke bevoegdheden weg bij de presidenten van de gerechten.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering al een aantal jaar achtereen niet komt met concrete maatregelen om deze ook door de Europese Commissie noodzakelijk geachte herziening van de procedure voor benoeming van leden van de Raad voor de rechtspraak te realiseren. Zij vragen om een inhoudelijke reactie op de uitkomsten van voornoemd onderzoek, meer in het bijzonder of per genoemde maatregel kan worden aangeven of de regering voornemens is hier met concrete wijzigingen van wet- en regelgeving invulling of opvolging aan te geven en zo ja op welke wijze en op welke termijn.
De Europese Commissie roept de regering op te zorgen voor een adequate follow-up van de aanbevelingen van de Staatscommissie Rechtsstaat, waarbij de rechtsbescherming van de burgers wordt versterkt.13 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen zich af op welke wijze de regering aan deze oproep tegemoet gaat komen. Zoals ook blijkt uit het rapport van de Nederlandse Orde van Advocaten «Rechtsstatelijke toets regeerprogramma 2024» staat het regeerprogramma van dit kabinet op een groot aantal punten op gespannen voet met rechtsstatelijke beginselen. Zo worden de volgende elementen door de toetsingscommissie met een rode vlag beoordeeld:14
− Het afschaffen van rechtsbijstand in beroepsprocedures voor kansarme asielzoekers en vervolgaanvragers is in strijd met het Europees asielrecht. Ook kan het onder omstandigheden strijd opleveren met het recht op een effectief rechtsmiddel.15
− De sociale advocatuur staat al jaren in toenemende mate onder druk. In het regeerakkoord ontbreken concrete maatregelen om de teruglopende sociale advocatuur te steunen.16
Een gele vlag17 is door de toetsingscommissie toegekend aan het feit dat het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting op gespannen voet staat met het beginsel van rechtsbescherming en toegang tot de rechter. De wet beperkt het rechterlijke beroep tot een instantie voor bepaalde projecten waarvan versnelde uitvoering gewenst is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen.18 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of u uiteen kan zetten hoe zij de oproep van de Europese Commissie om de rechtsbescherming van burgers te versterken waardeert in het licht van de hiervoor genoemde elementen uit het regeerprogramma. Verder informeren zij op welke wijze de regering tegemoet gaat komen aan deze oproep om de aanbevelingen van de Staatscommissie Rechtsstaat op te volgen en daarmee de rechtsbescherming van burgers te versterken.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA informeren of u kunt aangeven op welke wijze de regering voornemens is de aanbeveling van de Commissie van Venetië om de bevoegdheid van de Minister om aanwijzingen te geven om in specifieke gevallen geen vervolging in te stellen, te schrappen, of deze bevoegdheid op zijn minst te beperken tot duidelijk omschreven uitzonderlijke omstandigheden,19 concreet vorm te geven.
Het Commissariaat voor de Media is niet bevoegd (media) entiteiten te dwingen hun eigendomsinformatie openbaar te maken. Dit gebrek van transparantie in combinatie met een hoge mate van concentratie in het Nederlandse medialandschap brengt volgens Media Pluralism Monitor een zeer hoog risico met zich mee, aldus de Europese Commissie in het rapport.20 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of u dit risico ook als zeer hoog beschouwt en of u bereid bent toe te zeggen het Commissariaat voor de Media in staat te stellen entiteiten te dwingen hun eigendomsinformatie openbaar te maken.
Verenigingen van journalisten hebben hun bezorgdheid geuit over de toenemende concentratie op de mediamarkt die uit de overname van RTL door DPG-media zou voortvloeien. De overnameovereenkomst moet door de Autoriteit Consument & Markt worden goedgekeurd. Het Commissariaat voor de Media heeft al publiekelijk te kennen gegeven bereid te zijn de mededingingsautoriteiten te ondersteunen bij het beoordelen van de potentiële impact van de overname op de pluriformiteit van de media. In het recente coalitieakkoord is toegezegd de Autoriteit Consument & Markt te voorzien van aanvullende instrumenten om bij mededingingsbeoordelingen rekening te houden met diversiteit in het Nederlandse medialandschap.21 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of u kunt aangeven hoe deze aanvullende instrumenten eruit komen te zien voor toekomstige mededingingsbeoordelingen om de diversiteit in het Nederlandse medialandschap te waarborgen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA delen de zorgen van de Europese Commissie over de verantwoordingsplicht en het vermogen om de journalistieke normen na te leven bij de publieke omroep door het niet intrekken van de tijdelijke vergunning van Ongehoord Nederland (ON).22 Lidstaten worden volgens artikel 5, lid 1 van de Europese verordening Mediavrijheid geacht «te zorgen dat media-aanbieders met een publieke opdracht redactioneel en functioneel onafhankelijk zijn en op onpartijdige wijze een verscheidenheid aan informatie en opinies aan hun publiek aanbieden, overeenkomstig hun publieke opdracht zoals die op nationaal niveau is gedefinieerd overeenkomstig Protocol nr. 29.»23 De Europese Commissie wijst verder op de uitdagingen waar het Nederlandse publieke bestel mee is geconfronteerd door de handelwijze van omroep ON, die tot drie keer toe sancties opgelegd heeft gekregen nadat de ombudsman had vastgesteld dat ON op systematische wijze inbreuk had gemaakt op de journalistieke normen, onder meer vanwege beschuldigingen van racisme en discriminatie. Hoewel de raad van bestuur van de NPO het Ministerie van Cultuur verzocht de tijdelijke vergunning van ON in te trekken, was de Staatssecretaris van Cultuur van mening dat het geconstateerde gebrek aan medewerking van ON niet voldoende was om een dergelijke intrekking te rechtvaardigen.24 In zijn antwoord pleitte de Staatssecretaris voor het expliciet eisen dat de journalistieke normen in acht worden genomen, als criterium voor de erkenning van en de blijvende deelname van omroeporganisaties aan het openbare bestel.25 Voorts heeft de Staatssecretaris toegezegd de naleving van journalistieke normen als criterium voor de erkenning en de blijvende deelname van omroeporganisaties aan het openbare bestel te onderzoeken, en aangekondigd dat daartoe opdracht zal worden gegeven voor een extern onderzoek.26 De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA informeren hoe het staat met dit externe onderzoek en vragen of u kunt toezeggen dat dit onderzoek met de Kamers wordt gedeeld. Verder vragen zij welke rol u ziet weggelegd voor het Commissariaat van de Media inzake het op peil houden van de journalistieke normen van de omroepen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA maken zich zorgen over waarborgen van voldoende financiering om de NPO haar publieke opdracht te laten vervullen, met name gezien de noodzaak om te voldoen aan de hogere normen voor de publieke media die werden ingevoerd bij de Europese verordening mediavrijheid.27 De reeds aangekondigde bezuinigingen komen bovenop een eerdere bezuinigingsronde en bedreigen daarmee de kwaliteit van de publieke nieuwsvoorziening, aldus deze leden. Zij vragen of u uiteen kunt zetten hoe de regering gaat zorgen dat de NPO haar publieke opdracht op niveau kan blijven vervullen, ook in het licht van de hogere normen die werden ingevoerd bij de Europese verordening mediavrijheid.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de fractie van D66 stellen vast dat in het «Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland» talloze ontwikkelingen op het gebied van de Nederlandse rechtsstaat staan vermeld. Veel van de opmerkingen van de Europese Commissie gaan over de voortgang van die ontwikkelingen. Bent u bereid om in een overzicht aan te geven hoever het met de voortgang staat bij alle door de Europese Commissie vermelde onderwerpen, zo vragen de leden van D66.
De leden van de D66-fractie beperken hun vragen en opmerkingen verder tot enkele recente kwesties die in het kader van de beoordeling van de rechtsstaat aandacht verdienen en die in de visie van deze leden in het rapport van de Europese Commissie onvoldoende naar voren komen.
In de NRC van 8 november 2024 wordt er melding van gemaakt dat tientallen ambtenaren van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat schriftelijk in een brief hun zorgen hebben geuit over de opstelling van de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu, Chris Jansen, waar het gaat om zijn visie als persoon en/of als Staatssecretaris over de uitspraak van parlementariër Geert Wilders over «minder Marokkanen».28 Die uitspraak is een strafbare uiting van «groepsbelediging» ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 6 juli 2021.29 De betreffende ambtenaren achten de uitlatingen van de Staatssecretaris hierover zorgelijk en zij ervaren mede daardoor een onveilige werksfeer. In een reactie op het focusgroepenonderzoek naar ervaren racisme binnen de Rijksoverheid heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief van 25 oktober 2024 erkend dat er veel binnen de Rijksdienst op dit gebied moet verbeteren. Zij acht racisme op de werkvloer «pijnlijk» en «onacceptabel».30 Dat, gekoppeld aan eerdergenoemde zorgen die de ambtenaren van Infrastructuur en Waterstaat in een brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben geuit,31 leidt bij de leden van de fractie van D66 tot de vraag hoe de regering ervoor gaat zorgen dat binnen de Rijksdienst en in het bijzonder binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een veilige werksfeer ontstaat en discriminatie en racisme wordt voorkomen en hoe de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu het vertrouwen van zijn ambtenaren gaat herstellen. Het is voor deze leden zonneklaar dat de rechtsstaat niet goed kan functioneren als de Rijksambtenaren hun werk niet goed kunnen doen.
De Europese Commissie maakt er melding van dat de benoemingsprocedure voor leden van de Raad voor de rechtspraak en de gerechtsbesturen door de regering wordt herzien.32 Uit de samenleving bereiken de leden van de fractie van D66 berichten dat niet alle rechters helder en duidelijk in de registers al hun relevante nevenfuncties aangeven. Dit kan leiden tot minder vertrouwen in de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak, aldus deze leden. Zij vragen of de regering kan aangeven of zij van plan is de openbaarmaking van nevenfuncties door leden van de rechterlijke macht van een sanctie te gaan voorzien, wanneer de leden van de rechterlijke macht daarmee in gebreke blijven. Als dit het geval is, dan informeren zij of hiervoor een apart wetsvoorstel wordt voorbereid. Mocht dat niet het geval zijn dan horen deze leden graag waarom de gebrekkige registratie van nevenfuncties niet van een sanctie wordt voorzien.
De Europese Commissie spreekt over het belang van voldoende rechtsbijstand.33 Het is voor burgers in Nederland steeds moeilijker om een sociaal advocaat te vinden omdat er een grote uittocht van sociaal advocaten plaatsvindt wegens vergrijzing en te lage inkomsten. Jonge juristen blijken zich meer aangetrokken te voelen tot de commerciële advocatuur. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft zich hierover uitgelaten in haar commentaar op het regeerakkoord via de QuickScan van de commissie rechtsstatelijke toets regeerprogramma van 10 oktober 2024.34 De leden van de fractie van D66 informeren welke plannen de regering presenteert om de sociale advocatuur op het vereiste niveau te brengen.
De Europese Commissie constateert dat de efficiëntie van het justitiële stelsel hoog blijft en gaat in op het tempo van de afhandeling van rechtszaken.35 Het valt de leden van de fractie van D66 op dat niet ingegaan wordt op het feit dat de politie vaak niet (adequaat) ingrijpt dan wel in kan grijpen wanneer strafbare feiten in groepsverband worden begaan. Als voorbeeld nemen deze leden de strafbare feiten die jonge mannen op scootertjes pleegden na de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv op donderdagavond 7 november 2024. Naar verluidt zouden zij in vereniging Israëlische voetbalsupporters hebben bedreigd, belaagd, gediscrimineerd en mishandeld. Feit is dat de politie hier niet of onvoldoende tegen optrad. Hetzelfde geldt voor ongeregeldheden in de opmaat naar de betreffende voetbalwedstrijd en na afloop toen naar verluidt Israëlische voetbalsupporters Palestijnse vlaggen vernielden, discriminerende leuzen aanhieven en een of meerdere personen hebben belaagd. Door in beide situaties niet of onvoldoende op te treden zijn er in die situaties nauwelijks arrestaties verricht en geen of nauwelijks strafzaken aanhangig gemaakt. Daardoor komen deze kwesties niet in de statistieken van strafzaken en de strafrechtelijke afhandeling ervan terecht en wordt er zodoende een te rooskleurig beeld van de efficiëntie van het justitieel systeem gegeven, zo stellen de leden van de D66-fractie. Zij vragen of u het met hen eens bent dat er in de opsporingsfase van groepsdelicten weldegelijk knelpunten aan de orde zijn. Zo ja, dan horen zij graag met welke voorstellen u gaat komen om die knelpunten op te lossen. Zo nee, dan informeren zij waarom dit onderdeel van de keten in de rechtshandhaving niet wordt verbeterd.
In de berichtgeving over de rellen rond de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv wordt er ook melding van gemaakt dat er in Amsterdam en omgeving taxichauffeurs zijn die passagiers met een Joods uiterlijk of een Joodse achternaam weigeren mee te nemen, dan wel onheus bejegenen. En na de betreffende voetbalwedstrijd zouden sommige taxichauffeurs Israëlische passagiers naar plekken hebben gereden waar zij door derden werden belaagd. De leden van de fractie van D66 vragen hoe u naar dit gedrag kijkt en welke maatregelen de regering kan nemen om dit gedrag te helpen voorkomen. Ook informeren de leden van de D66-fractie of u van mening bent dat niet optreden van de overheid tegen dit gedrag van taxichauffeurs het vertrouwen in de rechtsstaat schaadt.
Een belangrijk aspect van de rechtsstaat is dat rechterlijke uitspraken worden nageleefd. Op 10 november 2024 deed de Amsterdamse voorzieningenrechter uitspraak in de zaak van pro-Palestijnse activisten die op de Dam wilden demonstreren en niet accepteerden dat de burgemeester de noodverordening had verlengd inclusief demonstratieverbod.36 De voorzieningenrechter stelde de Amsterdamse burgemeester in het gelijk. Desondanks gingen de personen die zich als eisers hadden gesteld in het kort geding naar de Dam, de rechterlijke uitspraak negerend. Op sociale media werd opgeroepen naar de Dam te komen. Hier hield de politie wel tientallen demonstranten aan, vervoerden hen in bussen naar de rand van de stad en liet hen daar vrij. Al geeft zo’n fysieke verplaatsing tijdelijk wat rust, toch vragen de leden van de D66-fractie of u een dergelijke reactie van de politie op het doelbewust negeren van een rechterlijke uitspraak passend acht. Ook informeren zij of het vertrouwen in de kracht van de rechtsstaat volgens u in het gedrang komt wanneer rechterlijke uitspraken door groepen mensen worden genegeerd en de overheidsreactie daarop als onvoldoende wordt ervaren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD
Het journalistiek-onderzoeksplatform INVESTICO heeft onderzoek gedaan naar eventuele «klassejustitie» in Nederland en daarvan verslag gedaan in de Groene Amsterdammer van 10 oktober 2024.37 In dat artikel staat dat de journalisten «de Raad voor de rechtspraak om medewerking, en het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) om hulp bij het uitzetten van een vragenlijst onder de beroepsgroepen» hebben gevraagd, maar dat deze organisaties hun medewerking hebben geweigerd. De leden van de fractie van de PvdD vragen of u die weigering begrijpelijk vindt. Ook horen zij graag wat uw reactie zou zijn geweest wanneer die organisaties u om advies hadden gevraagd over eventuele medewerking aan het onderzoek.
In genoemd artikel schrijven de journalisten verder dat de Raad voor de rechtspraak «rechters tot tweemaal toe [adviseerde] om niet mee te werken aan» hun onderzoek. De leden van de PvdD informeren of u die uitlating aanvaardbaar vindt. Als dat niet het geval is dan vragen zij of u bereid bent om met de Raad voor de rechtspraak in overleg te treden teneinde te voorkomen dat bij toekomstige vergelijkbare onderzoeken op dezelfde wijze wordt gereageerd.
In genoemd artikel staat voorts vermeld: «We keken naar 1,2 miljoen beslissingen van het OM, ruim vijfhonderdduizend uitspraken van de rechter en meer dan tweehonderdduizend opgelegde gevangenisstraffen. Om ongelijke behandeling in het strafrecht in kaart te brengen, vroegen we twee kenmerken van verdachten op: opleidingsniveau en migratieachtergrond. (...) De verschillen tussen de twee groepen blijken groot. Ben je laagopgeleid met een migratieachtergrond, dan gaat het OM ruim anderhalf keer zo vaak over te vervolging. Als je moet voorkomen bij de rechter, word je vaker schuldig verklaard. En bij een veroordeling beland je vervolgens bijna twee keer zo vaak in de gevangenis». De leden van de fractie van de PvdD vragen of u onderzoeksresultaten kent die de hiervoor geciteerde constateringen van de journalisten weerspreken en informeren of u zo’n ongelijke behandeling aanvaardbaar acht.
Het verslag over de rechtsstaat 2024 begint met een beschrijving van waarden van de rechtsstaat en van de Europese Unie die «meer dan ooit centraal [zijn] voor het vertrouwen van de burgers.»38 De leden van de fractie van de PvdD informeren of u tot die waarden ook rekent dat de staat dient te waarborgen dat er geen klassenjustitie plaatsvindt. Ten slotte vragen zij u in dit verband op welke wijze in Nederland is gewaarborgd dat er geen klassenjustitie plaatsvindt en wat het kabinet gaat doen wanneer de onderzoeksresultaten aanleiding geven tot een vermoeden van klassenjustitie.
De leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid zien uw reactie – bij voorkeur vóór 12 december 2024 – met belangstelling tegemoet.
Hoogachtend,
Voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, B.O. Dittrich
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 december 2024
Hierbij deel ik uw Kamer mede dat de schriftelijke vragen van de leden van de fracties van de BBB, GroenLinks-PvdA, D66 en de PvdD inzake het rechtsstaatrapport 2024 van de Europese Commissie, meer in het bijzonder het landenhoofdstuk over de situatie van de rechtsstaat in Nederland en de daarbij horende kabinetsappreciatie, niet binnen de gevraagde termijn kunnen worden beantwoord. Reden hiervoor is dat er nadere afstemming met andere departementen en derde organisaties noodzakelijk is.
Ik streef ernaar de vragen van uw Kamer zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 maart 2025
Hierbij bieden wij, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, u de antwoorden aan op de schriftelijke vragen naar aanleiding van de aanbieding van het Rechtsstaatrapport 2024 van de Europese Commissie, meer in het bijzonder het Landenhoofdstuk over de situatie van de rechtsstaat in Nederland en de daarbij horende kabinetsappreciatie, van 21 oktober 2024. Deze vragen werden ingezonden op 20 november 2024 met kenmerk 175961.02U.
De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
De Staatssecretaris van Rechtsbescherming, T.H.D. Struycken
Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de BBB:
Vraag 1
De leden van de fractie van de BBB hebben in de eerste plaats enkele vragen en opmerkingen over het bepaalde in artikel 127 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), te weten de bevoegdheid van «de Minister» om «algemene en bijzondere aanwijzingen [te] geven betreffende de uitoefening van de taken en bevoegdheden van het Openbaar Ministerie». Hoewel het debat over de afschaffing van de bevoegdheid van de Minister van Justitie en Veiligheid om in individuele zaken instructies te geven aan aanklagers nog gaande is en ontwerpwetgeving op initiatief van de Tweede Kamer tot bedoelde afschaffing – na een negatief advies van de Raad van State – in behandeling blijft, verzoeken de leden van de BBB-fractie u inzicht te geven aangaande uw standpunt in deze kwestie. Daarbij zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat, in weerwil van de opvatting van de Commissie van Venetië hierover, de huidige wettelijke regeling van de ministeriele bevoegdheid op dit punt genoegzaam is geborgd (in de Wet op de rechterlijke organisatie) en ook in overeenstemming is met het daaromtrent bepaalde in paragraaf 13 sub d tot en met f van de Recommendation Rec 2000 (19) van de Raad van Europa over «The Role of Public Prosecution in the Criminal Justice system».
Antwoord
Zoals de leden van de BBB-fractie aangeven, is bij de Tweede Kamer een initiatiefwetsvoorstel van het lid Sneller (D66) aanhangig dat beoogt de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van JenV ten opzichte van het Openbaar Ministerie te laten vervallen. Het kabinet moet hierover nog een standpunt innemen en zal dit standpunt graag tijdens de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel in de Tweede Kamer toelichten.
Vraag 2
Als eerste aanbeveling wordt Nederland gemaand inspanningen te blijven leveren om personeelstekorten en moeilijke arbeidsomstandigheden in het justitieel stelsel aan te pakken. De leden van de BBB-fractie kunnen zich met deze aanbeveling verenigen en hebben hier enkele vragen over.
In de eerste plaats informeren zij hoe groot momenteel het tekort aan rechters en leden van het Openbaar Ministerie is. Ook willen zij graag weten op welke wijze het kabinet de bestaande tekorten gaat verhelpen en wanneer naar verwachting bedoelde tekorten zijn verholpen.
Verder informeren zij of de regering voornemens is om gepensioneerden blijvend langer te laten doorwerken, en/of mensen met relevante ervaring in de private of publieke sector een zij-instroom optie te bieden. Ten slotte vragen zij in dit verband of het voornemen bestaat om de oude RAIO-opleiding weer in te voeren, en zo nee, waarom niet.
Antwoord
De Raad voor de rechtspraak heeft eerder de omvang van het tekort aan rechters en raadsheren geschat op ongeveer 200 fte. Het tekort wordt mede beïnvloed door verschillende factoren die kunnen fluctueren, zoals de instroom van zaken, de complexiteit daarvan en de impact van nieuwe wetgeving. Daarnaast hebben ook demografische ontwikkelingen gevolgen voor de samenstelling van het personeelsbestand in de toekomst.
De belangrijkste maatregel die is genomen om het tekort aan rechters terug te dringen en voor de toekomstige bezetting, is het verhogen van de opleidingscapaciteit. Waar tot 2020 jaarlijks 80 opleidingsplaatsen beschikbaar waren, is dit aantal sindsdien stapsgewijs verhoogd naar 140 plaatsen in 2024. Daarmee zal het tekort naar verwachting geleidelijk worden ingelopen.
Voor herintroductie van de Raio-opleiding, als oplossing van het capaciteitsprobleem binnen de rechterlijke macht, zijn volgens de Raad voor de rechtspraak vooralsnog geen aanknopingspunten. De vorige Minister voor Rechtsbescherming heeft uw Kamer hierover geïnformeerd in de Kamerbrief van 27 juni 2023.39 De opleiding voor rechters en raadsheren wordt momenteel geëvalueerd en de uitkomsten hiervan worden rond januari 2025 verwacht. Ook is de rechtspraak aan de slag met de aanbevelingen van het rapport Verkenning Werkdruk. Deze aanbevelingen en de evaluatie van de opleiding richten zich onder meer op het verminderen van het tekort aan rechters. Om de capaciteit tijdelijk op te hogen is op 16 november 2023 een tijdelijke wet in werking getreden die het mogelijk maakt om bij de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven rechters en raadsheren van zeventig jaar en ouder in te zetten tot de leeftijd van drieënzeventig jaar.40 Deze wet heeft een looptijd van drie jaar. Vóór 16 mei 2025 moet een evaluatieverslag van deze wet aan de Staten-Generaal worden toegezonden. Aan de hand van dit evaluatieverslag kan worden beoordeeld of het mogelijk en wenselijk is om (bepaalde elementen van) de regeling in deze wet structureel te maken. Verder wordt, om de bestaande capaciteit efficiënt te benutten, ook geïnvesteerd in het versterken van de ondersteuning van de rechters, onder meer door de personeelscapaciteit van gerechtsjuristen en administratie bij de Rechtspraak te vergroten.
Bij het Openbaar Ministerie moeten altijd prioriteiten worden gesteld bij de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Er is, net zoals bij de politie, onvoldoende capaciteit om alle (bekende) strafbare feiten op te sporen en te vervolgen. Het is niet bekend hoeveel capaciteit het OM (en de politie) zou moeten hebben om alle strafbare feiten op te sporen en te vervolgen. Het vorige kabinet heeft besloten dat de capaciteit van het OM moet worden versterkt en hiervoor structurele middelen beschikbaar gesteld. Naar aanleiding hiervan is het OM in 2022 onder meer gestart met het werven en selecteren van 250 officieren van justitie in opleiding in drie jaar tijd. Hiertoe worden onder meer vernieuwende arbeidsmarktcampagnes ingezet. Daarnaast heeft het College van procureurs-generaal de ambitie uitgesproken het werk bij het Openbaar Ministerie anders, eenvoudiger en bedrijfsmatiger te willen organiseren. Dat dient meerdere doelen. Naast het beheersbaar maken van de werkdruk gaat het ook om het verbeteren van de prestaties en versterken van de kwaliteit. In het jaarbericht dat het OM ieder jaar omstreeks de maand juni publiceert (en dat naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gezonden) schetst het OM de voortgang van de maatregelen om nieuwe medewerkers aan te trekken en de uitvoering van de genoemde ambitie.
Vraag 3
Hoewel volgens de eerste constatering in het hoofdstuk «Aanbevelingen» Nederland «enige verdere vooruitgang geboekt heeft om het niveau van digitalisering van het rechtsstelsel te verbeteren (met name wat betreft de publicatie van rechterlijke beslissingen)», is de leden van de BBB-fractie gebleken dat in de dagelijkse praktijk de automatisering, en in het bijzonder die bij het Openbaar Ministerie (het zogenoemde GPS-systeem) grote problemen veroorzaakt. Leden van het Openbaar Ministerie worden met regelmaat uit programma’s gegooid en loggen zelfs ’s avonds en in de weekenden in om maar toegang tot hun dossiers te kunnen krijgen. Daarom vragen deze leden u welke verbetermaatregelen op zeer korte termijn zullen worden getroffen om de rechtspleging door leden van het Openbaar Ministerie te faciliteren en te vergemakkelijken.
Antwoord
Het OM heeft te kampen met een verouderd Interne Veiligheid-(IV-)landschap en staat voor de gelijktijdige uitdaging dat landschap zowel te verbeteren en te versterken alsook voor het vernieuwen daarvan met het oog op de toekomst. Om die uitdaging op te pakken, heeft het OM een meerjarige IV-strategie ontwikkeld. In dat kader is centraal een nieuwe IV-organisatie ingericht, waarin de ICT-expertise bij het OM verder wordt uitgebouwd. In november 2023 heeft het OM een multidisciplinaire taskforce opgericht die zich richt op de aanpak van eerder aan het licht gekomen problematiek met betrekking tot de kantoorautomatisering. Dat heeft geleid tot het nemen van maatregelen en doorvoeren van verbeteringen, waarvan de positieve effecten eerder dit jaar al merkbaar waren.41 Het OM heeft ook een vernieuwingsprogramma ingericht om de verouderde systemen op termijn te kunnen vervangen.
Vraag 4
In dit verband wijzen de leden van de fractie van de BBB op de volgende passage uit het regeerakkoord 2024: «Een belangrijk onderdeel van de rechtsketen is de Rechtspraak. Het kabinet wil de instituties die de rechtsstaat dragen versterken. Dit houdt onder meer in dat het kabinet institutionele vernieuwing binnen de Rechtspraak stimuleert. Het kabinet stelt de Rechtspraak daarom in staat om maatregelen te nemen die vernieuwing in werkwijze, personeelsbeleid en innovatieve technologie bewerkstelligen.»
De leden van de BBB-fractie vragen of u deze passage kunt duiden in het licht van het voorgaande, meer in het bijzonder in relatie tot de huidige IT-problemen enerzijds en het voornemen tot focus op innovatie anderzijds.
Antwoord
De financiële middelen voor digitalisering die het kabinet toekent aan de Rechtspraak zijn bestemd voor het in stand houden en, waar nodig, het vernieuwen van de bestaande digitale systemen alsook voor innovatie.
De afgelopen jaren heeft de Rechtspraak gewerkt aan digitale toegankelijkheid om de communicatie en gegevensuitwisseling tussen Rechtspraak, rechtzoekenden, procespartijen en ketenpartijen te moderniseren. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de vernieuwing van bestaande systemen, bijvoorbeeld in de sector Straf (zie meer uitgebreid hierover het verslag van een schriftelijk overleg van de Eerste Kamer42) om daarmee de digitalisering ook intern verder door te voeren, problemen op te lossen waar die er zijn en ook om deze systemen voor te bereiden op nieuwe wetgeving.
Op het gebied van innovaties worden experimenten uitgevoerd met het gebruik van algoritmen, bijvoorbeeld bij het pseudonimiseren van rechterlijke uitspraken voordat deze worden gepubliceerd. Ook wordt sinds kort in rechtbank Limburg en Oost-Brabant gewerkt met een Zittingsprikker, een digitaal hulpmiddel voor rechtbanken en gerechtshoven om sneller en eenvoudiger zaken op zitting te kunnen plannen.43 Dergelijke tools kunnen bijdragen aan het verlagen van de werkdruk. Verder kunnen rechtzoekenden vanaf 1 maart 2025 bij vier rechtbanken voor bepaalde zaken terecht bij de regelrechter.44 De Rechtspraak biedt rechtzoekenden met deze procedure de mogelijkheid hun geschil op eenvoudige manier (digitaal) te starten en (digitaal) verweer te voeren. Het experiment wordt tijdens de looptijd van drie jaar geëvalueerd.
Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA:
Vraag 5
Uit het rapport blijkt dat de regering bezig is de procedure tot herbenoeming van de leden van de Raad voor de rechtspraak en de gerechtsbesturen te herzien.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of u heeft kennisgenomen van het onderzoek «Constitutionele waarborgen. De Raad voor de rechtspraak en rechterlijke onafhankelijkheid». In dit onderzoek worden een aantal onafhankelijkheidsgebreken en knelpunten benoemd ten aanzien van de inrichting en het functioneren van de rechterlijke macht. In de conclusies van dit onderzoek worden vier maatregelen voorgesteld die eenvoudig te realiseren zijn (door de onderzoekers gekwalificeerd als «laaghangend fruit») die dit onafhankelijkheidsdeficit kunnen repareren. Het gaat dan om – kort samengevat – deze vier maatregelen:
− Plaats de benoeming van de president van een gerecht op veilige afstand van de politiek;
− Omgeef de benoeming en ontslagsystematiek van de leden van de Raad voor de rechtspraak met meer waarborgen;
− Zorg voor een separate begroting voor de rechtelijke macht;
− Haal de tuchtrechtelijke bevoegdheden weg bij de presidenten van de gerechten.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering al een aantal jaar achtereen niet komt met concrete maatregelen om deze ook door de Europese Commissie noodzakelijk geachte herziening van de procedure voor benoeming van leden van de Raad voor de rechtspraak te realiseren. Zij vragen om een inhoudelijke reactie op de uitkomsten van voornoemd onderzoek, meer in het bijzonder of per genoemde maatregel kan worden aangeven of de regering voornemens is hier met concrete wijzigingen van wet- en regelgeving invulling of opvolging aan te geven en zo ja op welke wijze en op welke termijn.
Antwoord
De Staatssecretaris Rechtsbescherming is voornemens de Eerste en Tweede Kamer medio 2025 een brief te sturen waarin nader wordt ingegaan op de benoemingen van bestuurders in de rechtspraak. In deze brief wordt ook ingegaan op de benoemingsprocedure van gerechtsbestuurders en het vervolg op de op 12 maart 2024 door de Tweede Kamer aanvaarde motie-Sneller45 inzake het zo klein mogelijk maken van de rol van de Minister (thans Staatssecretaris) in de benoemingsprocedure van leden van de Raad voor de rechtspraak. Bij deze brief zal de Staatssecretaris ook de aanbevelingen uit het rapport «Constitutionele waarborgen» van de Stichting Onderzoek Rechtspleging betrekken. Voorts verwijzen wij u naar de onlangs door de Staatssecretaris Rechtsbescherming beantwoorde schriftelijke vragen van het lid van de Tweede Kamer Lahlah (GroenLinks-PvdA) over de onafhankelijkheid van de rechtspraak.46
Vraag 6
De Europese Commissie roept de regering op te zorgen voor een adequate follow-up van de aanbevelingen van de Staatscommissie Rechtsstaat, waarbij de rechtsbescherming van de burgers wordt versterkt. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen zich af op welke wijze de regering aan deze oproep tegemoet gaat komen.
Antwoord
Het kabinet werkt op dit moment aan een kabinetsreactie waarin uiteen wordt gezet hoe opvolging is en zal worden gegeven aan de verbetervoorstellen uit het adviesrapport van de Staatscommissie rechtsstaat die gericht zijn aan het kabinet. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris Rechtsbescherming coördineren de kabinetsreactie op dit rapport, die voor het zomerreces van 2025 volgt.
Vraag 7
Zoals ook blijkt uit het rapport van de Nederlandse Orde van Advocaten «Rechtsstatelijke toets regeerprogramma 2024» staat het regeerprogramma van dit kabinet op een groot aantal punten op gespannen voet met rechtsstatelijke beginselen. Zo worden de volgende elementen door de toetsingscommissie met een rode vlag beoordeeld:
− Het afschaffen van rechtsbijstand in beroepsprocedures voor kansarme asielzoekers en vervolgaanvragers is in strijd met het Europees asielrecht. Ook kan het onder omstandigheden strijd opleveren met het recht op een effectief rechtsmiddel.
− De sociale advocatuur staat al jaren in toenemende mate onder druk. In het regeerakkoord ontbreken concrete maatregelen om de teruglopende sociale advocatuur te steunen.
Een gele vlag is door de toetsingscommissie toegekend aan het feit dat het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting op gespannen voet staat met het beginsel van rechtsbescherming en toegang tot de rechter. De wet beperkt het rechterlijke beroep tot een instantie voor bepaalde projecten waarvan versnelde uitvoering gewenst is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of u uiteen kan zetten hoe zij de oproep van de Europese Commissie om de rechtsbescherming van burgers te versterken waardeert in het licht van de hiervoor genoemde elementen uit het regeerprogramma.
Antwoord
Uw Kamer is op 20 december 2024 een schriftelijke kabinetsreactie op het rapport van de Nederlandse Orde van Advocaten toegekomen.47 Het Asiel- en Migratiepact en meer specifiek de Asielprocedureverordening stelt de regels vast voor een gemeenschappelijke asielprocedure. De huidige Nederlandse asielprocedure kent onverplichte, extra stappen en waarborgen ten opzichte van deze regels. De geambieerde herinrichting van de asielprocedure naar aanleiding van de implementatie van het Asiel- en Migratiepact biedt de gelegenheid om ook de inrichting van het rechtsbijstandsstelsel voor asiel te herzien. De nieuwe Asielprocedureverordening biedt net als de huidige richtlijn de mogelijkheid om af te zien van kosteloze rechtsbijstand tijdens de beroepsprocedure indien het beroep geen reële kans van slagen maakt, onder de voorwaarde dat de verzoeker recht heeft op een daadwerkelijk rechtsmiddel om het besluit geen kosteloze rechtsbijstand toe te kennen, bij een rechterlijke instantie aan te vechten. De in het regeerprogramma geambieerde uitzondering op rechtsbijstand in de beroepsprocedure zou onder deze voorwaarde kunnen voldoen aan de Europese minimumnormen. Momenteel wordt uitgewerkt hoe er met de implementatie van de Asielprocedureverordening invulling kan worden gegeven aan de inrichting van asielrechtsbijstand.
Sociaal advocaten zijn essentieel voor de toegang tot het recht. Het is dan ook van belang dat er voldoende aanbod is van sociaal advocaten. De beroepsgroep staat onder grote druk, door vergrijzing en gebrek aan (jonge) aanwas. De dalende aantallen sociaal advocaten baren het kabinet zorgen. De oplossing hiervoor is niet eenvoudig en is niet alleen een kwestie van meer geld. Bij het vinden van een oplossing is een rol weggelegd voor verschillende betrokken partijen, waaronder het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de raad voor de rechtsbijstand, de advocatuur zelf en het onderwijs.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming zet in op twee kernpunten: een redelijke vergoeding en het creëren van bestaanszekerheid binnen het beroep van sociaal advocaat. Aan de hand van de aanbevelingen van het rapport van de Commissie-Van der Meer II zal gekeken worden hoe aan beide kernpunten vorm gegeven kan worden. Daarbij wordt zowel naar de korte als de lange termijn gekeken. Het heeft de prioriteit van de Staatssecretaris Rechtsbescherming om jonge advocaten te laten toetreden en te behouden voor het stelsel.
Met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) wil de Staatssecretaris Rechtsbescherming toewerken naar een meer duurzaam kantoormodel voor sociaal advocaten, dat bedrijfsmatig efficiënt is, dat aantrekkelijk is voor jonge advocaten en waarin de kwaliteit is gewaarborgd. Daarbij wil de Staatssecretaris Rechtsbescherming ook verkennen hoe een betere mix van toevoegings- en commerciële praktijk kan worden gecreëerd en hoe de barrières tussen de sociale en de commerciële advocatuur kunnen worden geslecht. De Staatssecretaris Rechtsbescherming is voornemens de Tweede Kamer op korte termijn in een separate brief over de aanbevelingen van de Commissie- Van der Meer II en de voortgang op dit onderwerp te berichten.
Vraag 8
Verder informeren zij op welke wijze de regering tegemoet gaat komen aan deze oproep om de aanbevelingen van de Staatscommissie Rechtsstaat op te volgen en daarmee de rechtsbescherming van burgers te versterken.
Antwoord
Zie antwoord bij vraag 6.
Vraag 9
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA informeren of u kunt aangeven op welke wijze de regering voornemens is de aanbeveling van de Commissie van Venetië om de bevoegdheid van de Minister om aanwijzingen te geven om in specifieke gevallen geen vervolging in te stellen, te schrappen, of deze bevoegdheid op zijn minst te beperken tot duidelijk omschreven uitzonderlijke omstandigheden, concreet vorm te geven.
Antwoord
Zie antwoord bij vraag 1. Bij de Tweede Kamer is een initiatiefwetsvoorstel van het lid Sneller (D66) aanhangig dat beoogt de bijzondere aanwijzingsbevoegdheid van de Minister van JenV ten opzichte van het Openbaar Ministerie te laten vervallen. Het kabinet zal zijn standpunt over dit initiatiefwetsvoorstel en daarmee indirect ook de aanbeveling van de commissie van Venetië tijdens de behandeling van het voorstel graag toelichten.
Vraag 10
Het Commissariaat voor de Media is niet bevoegd (media) entiteiten te dwingen hun eigendomsinformatie openbaar te maken. Dit gebrek van transparantie in combinatie met een hoge mate van concentratie in het Nederlandse medialandschap brengt volgens Media Pluralism Monitor een zeer hoog risico met zich mee, aldus de Europese Commissie in het rapport. De leden van de fractie van Groen-Links-PvdA vragen of u dit risico ook als zeer hoog beschouwt en of u bereid bent toe te zeggen het Commissariaat voor de Media in staat te stellen entiteiten te dwingen hun eigendomsinformatie openbaar te maken.
Antwoord
Het Commissariaat is belast met het onderzoek naar ontwikkelingen ten aanzien van concentraties en financieel-economische omstandigheden op de nationale en internationale mediamarkten en de gevolgen daarvan voor de pluriformiteit en onafhankelijkheid van de informatievoorziening. Het Commissariaat kan hierbij gebruikmaken van haar onderzoeksbevoegdheden.
Met de nieuwe Europese verordening mediavrijheid worden aanbieders van mediadiensten, in de breedste zin van het woord, verplicht om eigendomsinformatie openbaar te maken. Het Commissariaat wordt, als nationaal regulerende instantie, belast met het ontwikkelen van een databank van dit media-eigendom op nationaal niveau. Dit artikel uit de verordening wordt van toepassing op 8 augustus 2025.
Vraag 11
Dit gebrek van transparantie in combinatie met een hoge mate van concentratie in het Nederlandse medialandschap brengt volgens Media Pluralism Monitor een zeer hoog risico met zich mee, aldus de Europese Commissie in het rapport. De leden van de fractie van Groen-Links-PvdA vragen of u dit risico ook als zeer hoog beschouwt en of u bereid bent toe te zeggen het Commissariaat voor de Media in staat te stellen entiteiten te dwingen hun eigendomsinformatie openbaar te maken.
Verenigingen van journalisten hebben hun bezorgdheid geuit over de toenemende concentratie op de mediamarkt die uit de overname van RTL door DPG-media zou voortvloeien. De overnameovereenkomst moet door de Autoriteit Consument & Markt worden goedgekeurd. Het Commissariaat voor de Media heeft al publiekelijk te kennen gegeven bereid te zijn de mededingingsautoriteiten te ondersteunen bij het beoordelen van de potentiële impact van de overname op de pluriformiteit van de media. In het recente coalitieakkoord is toegezegd de Autoriteit Consument & Markt te voorzien van aanvullende instrumenten om bij mededingingsbeoordelingen rekening te houden met diversiteit in het Nederlandse medialandschap. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of u kunt aangeven hoe deze aanvullende instrumenten eruit komen te zien voor toekomstige mededingingsbeoordelingen om de diversiteit in het Nederlandse medialandschap te waarborgen.
Antwoord
Zoals ook in het Regeerprogramma is aangegeven zullen de regels voor het nationale fusietoezicht worden aangepast zodat de gevolgen voor de pluriformiteit van het media-aanbod kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van een fusie of overname in de mediasector. Op dit moment vindt overleg plaats tussen het Ministerie van Economische Zaken, het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Autoriteit Consument & Markt en het Commissariaat voor de Media hoe dit precies vorm gegeven kan worden en welke rolverdeling tussen de toezichthouders daarbij passend is. Dit binnen de kaders van de vorig jaar aangenomen Europese verordening mediavrijheid die in artikel 22 bij fusies en overnames in de mediasector die een significante impact kunnen hebben op pluriformiteit een pluriformiteitsbeoordeling voorschrijft. Duidelijk is in ieder geval wel dat het Commissariaat voor de Media een belangrijke rol heeft bij de uitvoering van die beoordeling.
Vraag 12
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA delen de zorgen van de Europese Commissie over de verantwoordingsplicht en het vermogen om de journalistieke normen na te leven bij de publieke omroep door het niet intrekken van de tijdelijke vergunning van Ongehoord Nederland (ON). Lidstaten worden volgens artikel 5, lid 1 van de Europese verordening Mediavrijheid geacht «te zorgen dat media-aanbieders met een publieke opdracht redactioneel en functioneel onafhankelijk zijn en op onpartijdige wijze een verscheidenheid aan informatie en opinies aan hun publiek aanbieden, overeenkomstig hun publieke opdracht zoals die op nationaal niveau is gedefinieerd overeenkomstig Protocol nr. 29.»
De Europese Commissie wijst verder op de uitdagingen waar het Nederlandse publieke bestel mee is geconfronteerd door de handelwijze van omroep ON, die tot drie keer toe sancties opgelegd heeft gekregen nadat de ombudsman had vastgesteld dat ON op systematische wijze inbreuk had gemaakt op de journalistieke normen, onder meer vanwege beschuldigingen van racisme en discriminatie. Hoewel de raad van bestuur van de NPO het Ministerie van Cultuur verzocht de tijdelijke vergunning van ON in te trekken, was de Staatssecretaris van Cultuur van mening dat het geconstateerde gebrek aan medewerking van ON niet voldoende was om een dergelijke intrekking te rechtvaardigen. In zijn antwoord pleitte de Staatssecretaris voor het expliciet eisen dat de journalistieke normen in acht worden genomen, als criterium voor de erkenning van en de blijvende deelname van omroeporganisaties aan het openbare bestel. Voorts heeft de Staatssecretaris toegezegd de naleving van journalistieke normen als criterium voor de erkenning en de blijvende deelname van omroeporganisaties aan het openbare bestel te onderzoeken, en aangekondigd dat daartoe opdracht zal worden gegeven voor een extern onderzoek. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA informeren hoe het staat met dit externe onderzoek en vragen of u kunt toezeggen dat dit onderzoek met de Kamers wordt gedeeld.
Antwoord
In de Kamerbrief van april 2024 is aangegeven dat het kabinet de tijd wil nemen om te onderzoeken op welke wijze het opnemen van de journalistieke code in de Mediawet 2008 het beste zou kunnen vormgegeven. De centrale vraag hierbij is op welke wijze de betrouwbaarheid van de publieke omroep versterkt kan worden en welk instrumentarium hiervoor het meest geschikt is. Dit vraagt een grondige en zorgvuldige analyse omdat dit onderwerp raakt aan de onafhankelijkheid van media en de vrijheid van meningsuiting. Om deze reden is aangegeven dat het kabinet bij deze analyse ook externe deskundigheid zou betrekken.48 Er is echter geen separaat extern onderzoek uitgezet waardoor er dus ook geen extern onderzoek gedeeld kan worden. Wel wordt en is er met externe deskundigen gesproken over dit onderwerp. De mogelijkheid van het verankeren van de journalistieke code in de Mediawet 2008 alsook bredere maatregelen om de journalistieke functie van de landelijke publieke omroep te versterken is onderdeel van de bredere hervorming van de landelijke publieke omroep die op dit moment uitgewerkt wordt. Het kabinet wil in het eerste kwartaal van 2025 in een Kamerbrief de uitwerking van de hervorming met de Tweede Kamer delen, waarin ook de maatregelen ten aanzien van journalistiek zijn opgenomen. Het kabinet gaat graag over deze maatregelen in gesprek met de Tweede Kamer.
Vraag 13
Verder vragen zij welke rol u ziet weggelegd voor het Commissariaat van de Media inzake het op peil houden van de journalistieke normen van de omroepen.
Antwoord
Het Commissariaat houdt toezicht op journalistieke kwaliteitseisen, zowel bij specifieke incidenten als op de sector als geheel. Dit houdt in dat omroepen moeten handelen in overeenstemming met een gedegen journalistieke werkwijze, zodat feiten op zorgvuldige wijze worden gecontroleerd en gepresenteerd en het publiek in staat wordt gesteld de gegeven informatie op de juiste waarde te schatten. Daarnaast handhaaft het Commissariaat de naleving van het redactiestatuut waarover iedere omroep moet beschikken. Het Commissariaat kan zelfstandig of op basis van externe signalen, zoals vragen of klachten van kijkers en luisteraars, besluiten onderzoek te doen naar de naleving van normen waarop hij toeziet.
In november 2023 heeft het Commissariaat een onderzoek gepubliceerd (Inzicht in betrouwbaarheid) over de manier waarop landelijke publieke omroepen de betrouwbaarheid van hun journalistieke media-aanbod borgen. De wijze waarop ze dat doen, verschilt onderling en is afhankelijk van het type omroep en het media-aanbod dat ze maken. De maatregelen die de omroepen hebben genomen, heeft het Commissariaat ingedeeld in acht categorieën, zoals de organisatiestructuur, de journalistieke werkwijze, afspraken over transparantie en de mate van (bij)scholing. Op basis hiervan bouwt het Commissariaat zijn toezichtrol op dit vlak verder uit, met bijzondere aandacht voor situaties met een verhoogd risicoprofiel. Daarnaast is het versterken van extern toezicht in den brede een onderwerp dat meegenomen wordt in de hervorming van de landelijke publieke omroep.
Vraag 14
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA maken zich zorgen over waarborgen van voldoende financiering om de NPO haar publieke opdracht te laten vervullen, met name gezien de noodzaak om te voldoen aan de hogere normen voor de publieke media die werden ingevoerd bij de Europese verordening mediavrijheid.
De reeds aangekondigde bezuinigingen komen bovenop een eerdere bezuinigingsronde en bedreigen daarmee de kwaliteit van de publieke nieuwsvoorziening, aldus deze leden. Zij vragen of u uiteen kunt zetten hoe de regering gaat zorgen dat de NPO haar publieke opdracht op niveau kan blijven vervullen, ook in het licht van de hogere normen die werden ingevoerd bij de Europese verordening mediavrijheid.
Antwoord
Het kabinet verwacht dat het Nederlandse stelsel, ook met de aangekondigde bezuinigingen voldoet aan de vereisten van de nieuwe Europese verordening en de publieke taakopdracht kan blijven uitvoeren. De rijksmediabijdrage biedt ook na de voorgenomen bezuinigingen voldoende ruimte voor het uitvoeren van de publieke taakopdracht.
Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66:
Vraag 15
De leden van de fractie van D66 stellen vast dat in het «Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland» talloze ontwikkelingen op het gebied van de Nederlandse rechtsstaat staan vermeld. Veel van de opmerkingen van de Europese Commissie gaan over de voortgang van die ontwikkelingen.
Bent u bereid om in een overzicht aan te geven hoever het met de voortgang staat bij alle door de Europese Commissie vermelde onderwerpen, zo vragen de leden van D66.
Antwoord
Ja. Elk jaar wordt de Nederlandse inzending op de vragenlijst van de Europese Commissie in het kader van de toetsingscyclus voor de rechtsstaat aan uw Kamer gezonden. De inzending ten behoeve van het rechtsstaatrapport van 2025 is 27 januari 2025 aan de Europese Commissie gezonden en met uw Kamer gedeeld.49 Hierin wordt kenbaar gemaakt welke stappen er worden genomen om opvolging te geven aan de aanbevelingen uit het Nederlandse landenhoofdstuk van het rechtsstaatrapport van 2024. Ook worden de significante ontwikkelingen op rechtsstatelijk gebied gemeld ten opzichte van de inzending voor het rechtsstaatrapport van de Europese Commissie van 2024.
Vraag 16
De leden van de D66-fractie beperken hun vragen en opmerkingen verder tot enkele recente kwesties die in het kader van de beoordeling van de rechtsstaat aandacht verdienen en die in de visie van deze leden in het rapport van de Europese Commissie onvoldoende naar voren komen. In de NRC van 8 november 2024 wordt er melding van gemaakt dat tientallen ambtenaren van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat schriftelijk in een brief hun zorgen hebben geuit over de opstelling van de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu, Chris Jansen, waar het gaat om zijn visie als persoon en/of als Staatssecretaris over de uitspraak van parlementariër Geert Wilders over «minder Marokkanen». Die uitspraak is een strafbare uiting van «groepsbelediging» ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 6 juli 2021. De betreffende ambtenaren achten de uitlatingen van de Staatssecretaris hierover zorgelijk en zij ervaren mede daardoor een onveilige werksfeer. In een reactie op het focusgroepenonderzoek naar ervaren racisme binnen de Rijksoverheid heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief van 25 oktober 2024 erkend dat er veel binnen de Rijksdienst op dit gebied moet verbeteren. Zij acht racisme op de werkvloer «pijnlijk» en «onacceptabel». Dat, gekoppeld aan eerdergenoemde zorgen die de ambtenaren van Infrastructuur en Waterstaat in een brief aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben geuit, leidt bij de leden van de fractie van D66 tot de vraag hoe de regering ervoor gaat zorgen dat binnen de Rijksdienst en in het bijzonder binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een veilige werksfeer ontstaat en discriminatie en racisme wordt voorkomen en hoe de Staatssecretaris van Openbaar Vervoer en Milieu het vertrouwen van zijn ambtenaren gaat herstellen. Het is voor deze leden zonneklaar dat de rechtsstaat niet goed kan functioneren als de Rijksambtenaren hun werk niet goed kunnen doen.
Antwoord
Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) vindt een sociaal veilige werksfeer zeer belangrijk. Het is één van de pijlers van het Kompas IenW. De bestuursraad van IenW heeft eerder al besloten om het sociaal veilig werkklimaat te versterken met aanvullende maatregelen, geformuleerd in zeven pijlers: Leiderschap en Visie, Waarden en Normen, Regels en Procedures, Personeel en Cultuur, Melden en Verantwoorden, Monitoren en Handhaven, Samenhang en Borging. Een voorbeeld is het verplichte onderhoud van basiskennis en vaardigheden voor leidinggevenden op het gebied van een sociaal veilige werkomgeving, dat begin 2025 van start zal gaan.
Regelmatig meet het ministerie de voortgang via een gecombineerde enquête voor integriteit en een medewerkers belevingsonderzoek. De uitkomsten van medio 2024 worden gebruikt om gericht in de organisatie verder te werken aan een sociaal veilig werkomgeving. Ook vinden op dit moment dialoogsessies plaats met medewerkers over de normen en waarden van IenW en het belang van een sociaal veilige werkomgeving voor iedereen.
Ten aanzien van de vraag over het vertrouwen van de ambtenaren wordt er verwezen naar de beantwoording van de bewindspersonen van IenW d.d. 8 november jl. op schriftelijke vragen lid De Hoop (GroenLinks-PvdA). Hierin geven zij aan dat zij, samen met de ambtelijke leiding, de (sociale) veiligheid van ambtenaren zeer belangrijk vinden. En dat op het Ministerie van IenW ruimte is voor alle ambtenaren die vanuit hun professionaliteit Nederland verder willen brengen, ongeacht de (on)zichtbare verschillen tussen mensen, zoals bijvoorbeeld levensovertuiging, geslacht, religie of afkomst. Voorst geven zij aan het belangrijk te vinden dat ambtenaren zich uit kunnen en durven spreken als zij zich onveilig voelen en dergelijke signalen serieus te nemen en in gesprek te zijn met de ambtelijke organisatie om dit te waarborgen.
U bent in 2024 door middel van Kamerbrieven op 9 februari50 en 25 oktober51 geïnformeerd over het rijksbrede beleid ten aanzien van de aanpak van discriminatie en racisme op de werkvloer van de Rijksoverheid. Een belangrijk uitgangspunt daarbij is dat wordt gestreefd naar een structurele en integrale aanpak. Dit zal vorm krijgen met een model voor een beleids- en effectrapportage dat elk departement zal invullen en periodiek zal actualiseren. In dat model zullen in ieder geval maatregelen worden betrokken op het gebied van normstelling, handelingsvaardigheid leidinggevenden en omstanders, voorzieningen om te melden, en handhaving. Deze rapportage zal vervolgens worden besproken in het overleg van de Secretarissen-Generaal (SGO). Op die manier komt er enerzijds meer inzicht in wat er rijksbreed door departementen wordt gedaan op het gebied van de aanpak van discriminatie en racisme binnen hun organisatie, en ontstaat anderzijds een rijksbreed sturingsmechanisme. U wordt in het voorjaar van 2025 nader over het model geïnformeerd.
Vraag 17
De Europese Commissie maakt er melding van dat de benoemingsprocedure voor leden van de Raad voor de rechtspraak en de gerechtsbesturen door de regering wordt herzien. Uit de samenleving bereiken de leden van de fractie van D66 berichten dat niet alle rechters helder en duidelijk in de registers al hun relevante nevenfuncties aangeven. Dit kan leiden tot minder vertrouwen in de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechtspraak, aldus deze leden. Zij vragen of de regering kan aangeven of zij van plan is de openbaarmaking van nevenfuncties door leden van de rechterlijke macht van een sanctie te gaan voorzien, wanneer de leden van de rechterlijke macht daarmee in gebreke blijven. Als dit het geval is, dan informeren zij of hiervoor een apart wetsvoorstel wordt voorbereid. Mocht dat niet het geval zijn dan horen deze leden graag waarom de gebrekkige registratie van nevenfuncties niet van een sanctie wordt voorzien.
Antwoord
De Staatssecretaris Rechtsbescherming onderschrijft de overtuiging van de leden van de fractie van D66 dat iedere twijfel aan de integriteit van rechters zo veel mogelijk moet worden voorkomen om het vertrouwen in de rechtspraak groot te houden. Onderdeel van het bewaken van de integriteit en onpartijdigheid is het voorkomen van iedere vorm van (de schijn van) belangenverstrengeling. De openbaarmaking van nevenbetrekkingen van rechters maakt daar onderdeel van uit. Op grond van artikel 44 vijfde lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) zijn rechterlijke ambtenaren wettelijk verplicht het gerechtsbestuur in kennis te stellen van de betrekkingen die zij buiten hun ambt vervullen. Ook indien zij geen betrekkingen buiten het ambt vervullen dienen zij dit aan het gerechtsbestuur te melden. Op grond van het achtste lid van artikel 44 dienen deze kennisgevingen jaarlijks te worden geactualiseerd. Artikel 44a tweede en derde lid bepalen dat de kennisgevingen per gerecht worden opgenomen in het register nevenfuncties en dat dit register jaarlijks wordt geactualiseerd. Het gerechtsbestuur is als functionele autoriteit verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de gegevens in het register en houdt daar toezicht op. Indien een rechter verzuimt het gerechtsbestuur in kennis te stellen van betrekkingen die zij buiten hun ambt vervullen dan ligt het in de rede dat het bestuur hierover het gesprek zal voeren met de betreffende rechter. Indien daartoe aanleiding bestaat kan dit uiteindelijk resulteren in een disciplinaire maatregel uit hoofde van hoofdstuk 6A Wrra. De Staatssecretaris Rechtsbescherming meent dat deze systematiek voldoende mogelijkheden biedt om maatregelen te treffen als het register nevenfuncties niet juist en volledig is, of niet voldoende wordt bijgehouden.
Vraag 18
De Europese Commissie spreekt over het belang van voldoende rechtsbijstand. Het is voor burgers in Nederland steeds moeilijker om een sociaal advocaat te vinden omdat er een grote uittocht van sociaal advocaten plaatsvindt wegens vergrijzing en te lage inkomsten. Jonge juristen blijken zich meer aangetrokken te voelen tot de commerciële advocatuur. De Nederlandse Orde van Advocaten heeft zich hierover uitgelaten in haar commentaar op het regeerakkoord via de QuickScan van de commissie rechtsstatelijke toets regeerprogramma van 10 oktober 2024. De leden van de fractie van D66 informeren welke plannen de regering presenteert om de sociale advocatuur op het vereiste niveau te brengen.
Antwoord
Voor de beantwoording van deze vraag wordt u verwezen naar het antwoord op de vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA over het rapport van de Nederlandse Orde van Advocaten «Rechtsstatelijke toets regeerprogramma 2024».
Vraag 19
De Europese Commissie constateert dat de efficiëntie van het justitiële stelsel hoog blijft en gaat in op het tempo van de afhandeling van rechtszaken. Het valt de leden van de fractie van D66 op dat niet ingegaan wordt op het feit dat de politie vaak niet (adequaat) ingrijpt dan wel in kan grijpen wanneer strafbare feiten in groepsverband worden begaan. Als voorbeeld nemen deze leden de strafbare feiten die jonge mannen op scootertjes pleegden na de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv op donderdagavond 7 november 2024. Naar verluidt zouden zij in vereniging Israëlische voetbalsupporters hebben bedreigd, belaagd, gediscrimineerd en mishandeld. Feit is dat de politie hier niet of onvoldoende tegen optrad. Hetzelfde geldt voor ongeregeldheden in de opmaat naar de betreffende voetbalwedstrijd en na afloop toen naar verluidt Israëlische voetbalsupporters Palestijnse vlaggen vernielden, discriminerende leuzen aanhieven en een of meerdere personen hebben belaagd. Door in beide situaties niet of onvoldoende op te treden zijn er in die situaties nauwelijks arrestaties verricht en geen of nauwelijks strafzaken aanhangig gemaakt. Daardoor komen deze kwesties niet in de statistieken van strafzaken en de strafrechtelijke afhandeling ervan terecht en wordt er zodoende een te rooskleurig beeld van de efficiëntie van het justitieel systeem gegeven, zo stellen de leden van de D66-fractie. Zij vragen of u het met hen eens bent dat er in de opsporingsfase van groepsdelicten weldegelijk knelpunten aan de orde zijn. Zo ja, dan horen zij graag met welke voorstellen u gaat komen om die knelpunten op te lossen. Zo nee, dan informeren zij waarom dit onderdeel van de keten in de rechtshandhaving niet wordt verbeterd.
Antwoord
Openlijke geweldpleging is een ernstig delict, dat in vergelijking met veel andere vormen van geweld extra impact heeft, omdat het door meerdere personen gepleegd wordt. Dit maakt het slachtoffer extra kwetsbaar en weerloos. Het kabinet zet daarom in op het verhogen van het strafmaximum voor openlijke geweldpleging met een derde.
In het algemeen geldt dat bij evaluatie van het huidige artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht gebleken dat de praktijk daarmee goed uit de voeten kan. Daarbij verwijst de Minister van Justitie en Veiligheid u ook naar de brief van mijn voorganger van 29 juni 2021, waarin op basis van een expertsessie en jurisprudentieonderzoek is aangegeven dat het huidig wettelijk kader voldoende ruimte biedt voor het vervolgen van openlijke geweldplegers.52
Wat betreft de gebeurtenissen in Amsterdam rondom de wedstrijd tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv verwijst de Minister van Justitie en Veiligheid naar het onderzoek dat de Inspectie JenV daarnaar doet. Dit onderzoek heeft onder andere betrekking op het politieoptreden. Het kabinet wil niet op de uitkomsten daarvan vooruit lopen.
Vraag 20
In de berichtgeving over de rellen rond de voetbalwedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv wordt er ook melding van gemaakt dat er in Amsterdam en omgeving taxichauffeurs zijn die passagiers met een Joods uiterlijk of een Joodse achternaam weigeren mee te nemen, dan wel onheus bejegenen. En na de betreffende voetbalwedstrijd zouden sommige taxichauffeurs Israëlische passagiers naar plekken hebben gereden waar zij door derden werden belaagd. De leden van de fractie van D66 vragen hoe u naar dit gedrag kijkt en welke maatregelen de regering kan nemen om dit gedrag te helpen voorkomen. Ook informeren de leden van de D66-fractie of u van mening bent dat niet optreden van de overheid tegen dit gedrag van taxichauffeurs het vertrouwen in de rechtsstaat schaadt.
Antwoord
Zoals in de vorige vraag aangegeven, is openlijke geweldpleging een ernstig delict. Het kabinet wil echter niet vooruit lopen op de uitkomsten van het onderzoek dat de Inspectie JenV doet naar de gebeurtenissen in Amsterdam rondom de wedstrijd tussen Ajax en Maccabi Tel Aviv.
Vraag 21
Een belangrijk aspect van de rechtsstaat is dat rechterlijke uitspraken worden nageleefd. Op 10 november 2024 deed de Amsterdamse voorzieningenrechter uitspraak in de zaak van pro-Palestijnse activisten die op de Dam wilden demonstreren en niet accepteerden dat de burgemeester de noodverordening had verlengd inclusief demonstratieverbod. De voorzieningenrechter stelde de Amsterdamse burgemeester in het gelijk. Desondanks gingen de personen die zich als eisers hadden gesteld in het kort geding naar de Dam, de rechterlijke uitspraak negerend. Op sociale media werd opgeroepen naar de Dam te komen. Hier hield de politie wel tientallen demonstranten aan, vervoerden hen in bussen naar de rand van de stad en liet hen daar vrij. Al geeft zo’n fysieke verplaatsing tijdelijk wat rust, toch vragen de leden van de D66-fractie of u een dergelijke reactie van de politie op het doelbewust negeren van een rechterlijke uitspraak passend acht. Ook informeren zij of het vertrouwen in de kracht van de rechtsstaat volgens u in het gedrang komt wanneer rechterlijke uitspraken door groepen mensen worden genegeerd en de overheidsreactie daarop als onvoldoende wordt ervaren.
Antwoord
De politie treedt op onder de verantwoordelijkheid van het lokaal gezag. Het is niet aan de Minister om daarover te oordelen. Wel heeft de Minister van Justitie en Veiligheid zich eerder al afkeurend uitgelaten over mensen die het ondanks een noodverordening op de Dam samen kwamen. Daarmee wordt de wet overtreden en moet weer een zwaarder beroep op de politie worden gedaan.
Antwoorden op vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD:
Vraag 22
Het journalistiek-onderzoeksplatform INVESTICO heeft onderzoek gedaan naar eventuele «klassejustitie» in Nederland en daarvan verslag gedaan in de Groene Amsterdammer van 10 oktober 2024. In dat artikel staat dat de journalisten «de Raad voor de rechtspraak om medewerking, en het Openbaar Ministerie en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) om hulp bij het uitzetten van een vragenlijst onder de beroepsgroepen» hebben gevraagd, maar dat deze organisaties hun medewerking hebben geweigerd.
De leden van de fractie van de PvdD vragen of u die weigering begrijpelijk vindt. Ook horen zij graag wat uw reactie zou zijn geweest wanneer die organisaties u om advies hadden gevraagd over eventuele medewerking aan het onderzoek.
Antwoord
Of de ketenorganisaties in de strafrechtketen aan een onderzoek meewerken of niet bepalen zij zelf. Het past het kabinet niet om daarin te treden.
Vraag 23
In genoemd artikel schrijven de journalisten verder dat de Raad voor de rechtspraak «rechters tot tweemaal toe [adviseerde] om niet mee te werken aan» hun onderzoek. De leden van de PvdD informeren of u die uitlating aanvaardbaar vindt. Als dat niet het geval is dan vragen zij of u bereid bent om met de Raad voor de rechtspraak in overleg te treden teneinde te voorkomen dat bij toekomstige vergelijkbare onderzoeken op dezelfde wijze wordt gereageerd.
Antwoord
Het is aan de ketenorganisaties, en dus ook aan de Raad voor de Rechtspraak, zelf te beoordelen of zij medewerking willen verlenen aan een onderzoek. De Staatssecretaris Rechtsbescherming treedt daar als bewindspersoon niet in. De Raad voor de Rechtspraak heeft laten weten dat medewerking aan onderzoeken binnen de Rechtspraak getoetst wordt op methodologie, relevantie en belasting voor medewerkers. INVESTICO heeft onvoldoende informatie gegeven om dit te beoordelen. Journalisten kunnen via persvoorlichters interviews aanvragen, wat in dit geval deels is gebeurd. Zo heeft rechter Jacco Janssen later een gesprek gevoerd en schriftelijk vragen beantwoord, en ook meegewerkt aan een interview met NOSop3.
Vraag 24
In genoemd artikel staat voorts vermeld: «We keken naar 1,2 miljoen beslissingen van het OM, ruim vijfhonderdduizend uitspraken van de rechter en meer dan tweehonderdduizend opgelegde gevangenisstraffen. Om ongelijke behandeling in het strafrecht in kaart te brengen, vroegen we twee kenmerken van verdachten op: opleidingsniveau en migratieachtergrond. (...) De verschillen tussen de twee groepen blijken groot. Ben je laagopgeleid met een migratieachtergrond, dan gaat het OM ruim anderhalf keer zo vaak over te vervolging. Als je moet voorkomen bij de rechter, word je vaker schuldig verklaard. En bij een veroordeling beland je vervolgens bijna twee keer zo vaak in de gevangenis». De leden van de fractie van de PvdD vragen of u onderzoeksresultaten kent die de hiervoor geciteerde constateringen van de journalisten weerspreken en informeren of u zo’n ongelijke behandeling aanvaardbaar acht.
Antwoord
Iedere vorm van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling is ontoelaatbaar binnen ons strafrecht en dient absoluut te worden bestreden. Het is van belang dat zowel het OM als de Rechtspraak binnen de eigen organisatie zoveel mogelijk inzetten op het tegengaan van het risico op ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. Uit hun reactie op het onderzoek van Investico en NOS op 3 kan worden geconcludeerd dat zij de signalen die op ongelijke behandeling kunnen duiden voldoende serieus nemen en binnen hun eigen organisatie maatregelen nemen om dat zoveel mogelijk tegen te gaan.
Het OM heeft in zijn reactie op de bevindingen van Investico en NOS op 3 aangegeven dat rechtsgelijkheid en maatwerk belangrijke uitgangspunten zijn binnen het OM, waartussen altijd spanning bestaat. Daarom werkt het OM met een landelijk uniform strafvorderingsbeleid. In richtlijnen zijn per strafbaar feit heldere en herkenbare uitgangspunten geformuleerd, waar een officier van justitie in het individuele geval van af kan wijken, als sprake is van hetzij strafverzwarende, hetzij strafverminderende omstandigheden. Ook wordt in de opleidingen en cursussen aandacht besteed aan onbevooroordeelde oordeelsvorming. De Rechtspraak heeft in een actieplan een aantal maatregelen aangekondigd naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek van Investico en NOS op 3. Zo zal de Rechtspraak het scholingsaanbod voor rechters op het onderwerp rechterlijke oordeelsvorming doorlichten, met het doel om dit aan te passen en uit te breiden. Daarnaast is er in het actieplan opgenomen dat bekeken zal worden welke mogelijkheden er zijn om acties gericht op diversiteit binnen de Rechtspraak te versnellen en te prioriteren.
Op dit moment lopen er in opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid twee WODC-onderzoeken, een onderzoek naar klassenjustitie in het strafrecht en een onderzoek naar de cumulatieve oververtegenwoordiging van groepen met een migratieachtergrond in de strafrechtsketen. Naar verwachting zullen de resultaten medio 2025 gereed zijn. Aan de hand van de uitkomst van deze onderzoeken zal het kabinet beoordelen of, en zo ja, welke aanvullende maatregelen in de strafrechtketen genomen dienen te worden om eventuele ongerechtvaardigde ongelijke behandeling tegen te gaan. Dit zal waar relevant in samenspraak gaan met OM en de Rechtspraak.
Vraag 25
Het verslag over de rechtsstaat 2024 begint met een beschrijving van waarden van de rechtsstaat en van de Europese Unie die «meer dan ooit centraal [zijn] voor het vertrouwen van de burgers.» De leden van de fractie van de PvdD informeren of u tot die waarden ook rekent dat de staat dient te waarborgen dat er geen klassenjustitie plaatsvindt. Ten slotte vragen zij u in dit verband op welke wijze in Nederland is gewaarborgd dat er geen klassenjustitie plaatsvindt en wat het kabinet gaat doen wanneer de onderzoeksresultaten aanleiding geven tot een vermoeden van klassenjustitie.
Antwoord
Rechtsbescherming voor alle burgers behoort tot de kern van een rechtsstaat. Daarbij hoort dat rechtsgelijkheid wordt gewaarborgd. Ongelijke behandeling in het recht kan het vertrouwen van burgers in de rechtsstaat aantasten en moet derhalve met kracht worden bestreden. De inzet van alle organisaties in de strafrechtketen is erop gericht ongerechtvaardigde ongelijke behandeling tegen te gaan. Zo werkt het OM met een landelijk uniform strafvorderingsbeleid. In de richtlijnen zijn per strafbaar feit heldere en herkenbare uitgangspunten geformuleerd, waarvan een officier van justitie in het individuele geval af kan wijken, als sprake is van hetzij strafverzwarende, hetzij strafverminderende omstandigheden.53 Zowel in straftoemeting en oordeelsvorming als in de opleidingen en cursussen wordt binnen het OM aandacht besteed aan het thema rechtsgelijkheid.
Om rechtseenheid in oordeelsvorming en straftoemeting binnen de Rechtspraak te bevorderen heeft het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) zogenaamde oriëntatiepunten vastgesteld voor de meest voorkomende delicten. Oriëntatiepunten geven de straf weer die rechters voor de meest voorkomende verschijningsvorm van het strafbare feit opleggen. Onbevooroordeelde oordeelsvorming door de rechter is de kern van gelijke behandeling binnen de Rechtspraak en het is belangrijk dat daaraan binnen de Rechtspraak blijvende aandacht wordt gegeven binnen de hele organisatie. Concreet betekent dit minder vrijblijvendheid in scholing en training over oordeelsvorming en de rol van onbewuste vooroordelen. Ook is hier aandacht voor bij de selectie, opleiding en reflectie van rechters.
Zoals de Staatssecretaris Rechtsbescherming in het antwoord op de vorige vraag heeft aangegeven, zal naar aanleiding van de WODC-onderzoeken worden gekeken of er maatregelen noodzakelijk zijn om eventuele ongelijke behandeling in het strafrecht tegen te gaan.
Samenstelling:
Croll (BBB) (ondervoorzitter), Marquart Scholtz (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Van Gasteren (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Vogels (VVD), Van de Sanden (VVD), Meijer (VVD), Doornhof (CDA), Van Toorenburg (CDA), Dittrich (D66) (voorzitter), Belhirch (D66), Bezaan (PVV), Nicolaï (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Janssen (SP), Talsma (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024).
Kamerstukken I, 2023/24, 35 295, AU. De situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie (COM(2024)800 en de kabinetsappreciatie hierbij (Kamerstukken I, 2023/24, 21 501-02, GP) zijn separaat in behandeling bij de vaste commissies voor Europese Zaken en Justitie en Veiligheid J&V tezamen.
Initiatiefvoorstel-Sneller Wet verval bijzondere aanwijzingsbevoegdheid Openbaar Ministerie (36 125).
The Netherlands – Joint opinion of the Venice Commission and Directorate General of Human Rights and Rule or Law (DGI) of the Council of Europe on the legal safeguards of the independence of the judiciary from the executive power, adopted by the Venice Commission at its 136th Plenary Session (Venice, 6–7 October 2023), CDL-AD(2023)029, p. 19 (onder 71).
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 3.
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 3.
Regeerprogramma. Uitwerking van het hoofdlijnenakkoord door het kabinet, 13 september 2024, p. 84 (een na laatste alinea).
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 6.
«Constitutionele waarborgen. De Raad voor de rechtspraak en rechterlijke onafhankelijkheid» Redactie: Jonathan Soeharno e.a. – oktober 2024.
«Constitutionele waarborgen. De Raad voor de rechtspraak en rechterlijke onafhankelijkheid» Redactie: Jonathan Soeharno e.a. – oktober 2024, p. 192 e.v.
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 29.
Aan de hand van dit toetsingskader worden plannen gekwalificeerd met «rood» voor plannen die in strijd zijn met beginselen van rechtsstatelijkheid (Rapport van de commissie rechtsstatelijke toets regeerprogramma in opdracht van de Nederlandse Orde van Advocaten – oktober 2024, p.3)
Aan de hand van dit toetsingskader worden plannen gekwalificeerd met «geel» voor plannen die een risico vormen voor de rechtsstaat (Rapport van de commissie rechtsstatelijke toets regeerprogramma in opdracht van de Nederlandse Orde van Advocaten – oktober 2024, p.3)
The Netherlands – Joint opinion of the Venice Commission and Directorate General of Human Rights and Rule or Law (DGI) of the Council of Europe on the legal safeguards of the independence of the judiciary from the executive power, adopted by the Venice Commission at its 136th Plenary Session (Venice, 6–7 October 2023), CDL-AD(2023)029, p. 17 (onder 67).
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 25.
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 26.
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (Europese verordening mediavrijheid).
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 26.
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2023), Kamerbrief van 19 december 2023 bij het besluit van 19 december 2023. Informatie ontvangen van de NPO in het kader van het bezoek aan Nederland.
Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2024), Kamerbrief van 5 april 2024 over de toekomst van het mediabeleid; Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2023), Kamerbrief van 19 december 2023 bij het besluit van 19 december 2023.
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU (Europese verordening mediavrijheid).
NRC 8 november 2024 «Situatie rond Staatssecretaris Chris Jansen (PVV) op Ministerie Infrastructuur & Waterstaat escaleert».
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 6.
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 11.
SWD(2024)819 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Landenhoofdstuk over de situatie op het gebied van de rechtsstaat in Nederland (d.d. 24 juli 2024), p. 12.
R. van der Burgh, B. Heilbron en A. Kootstra, «Lager op de ladder, zwaarder gestraft Klassenjustitie in Nederland», Groene Amsterdammer, nr. 41/10 oktober 2024.
COM(2024)800 – Mededeling van de Commissie: Verslag over de rechtsstaat 2024 – Situatie op het gebied van de rechtsstaat in de Europese Unie (d.d. 24 juli 2024), p. 1.
Zie ook de antwoorden op het schriftelijk overleg over het Jaarverslag van het Ministerie van Justitie en Veiligheid 2023 (Kamerstukken II, 2023/24, 36 560 VI, nr. 22).
Rechtbank Oost-Brabant start met Zittingsprikker en Rechtbank Limburg gaat werken met Zittingsprikker.
Zie de Aanwijzing kader voor strafvordering meerderjarigen (2019A003) en de Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt (2021R001).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35295-AZ.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.