De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder
het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord,
acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
partnerschapsovereenkomst. Wel hebben zij nog een paar vragen.
De leden van de VVD-fractie vragen zich af waaruit blijkt dat artikel 9 «essentieel
onderdeel vormt van deze overeenkomst». Had de bepaling een ander gevolg gehad wanneer
deze bepaling niet essentieel is in de overeenkomst?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de in titel VII bepaalde mogelijkheid
tot financiële bijstand al heeft geresulteerd in beschikbaar budget, of dat het enkel
een grondslag voor een besluit betreft. Als er al wel budget beschikbaar is gemaakt;
om hoe veel geld gaat het dan?
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel.
Zij spreken steun uit voor deze partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie
en Armenië.
Zij pleiten er bovendien voor dat er snel een Nederlandse ambassade in Armenië moet
komen. Van de 47 landen die lid zijn van de Raad van Europa heeft Nederland in zes
landen geen fysieke diplomatieke vertegenwoordiging. Waaronder dus Armenië. Uit de
reactie op schriftelijke vragen van de leden Omtzigt, Van Helvert (beiden CDA), Voordewind
(ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) d.d. 21 mei jl. (Aanhangsel van de Handelingen,
vergaderjaar 2018–2019, nr. 2738) blijkt dat het kabinet niet verder komt dan het versterken van de Nederlandse ambassade
in Georgië (mede geaccrediteerd voor Armenië) met een lokale medewerker. De leden
van de CDA-fractie vinden deze inzet te mager. Zij roepen het kabinet opnieuw op om
de diplomatieke vertegenwoordiging in Armenië te versterken.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennis genomen van het wetsvoorstel
ter goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Armenië.
De leden onderschrijven dat het bevorderen van politieke stabiliteit en economische
welvaart in Armenië zowel in het belang van Armenië is als in dat van Nederland. Deze
leden hebben nog enkele vragen over deze overeenkomst aan de Minister.
Mensenrechten
De leden van de D66-fractie merken op dat er in deze overeenkomst aandacht besteed
wordt aan samenwerking op het gebied van rechtstaatontwikkeling, eerbiediging van
mensenrechten en corruptiebestrijding. Over rechtstaatontwikkeling en corruptiebestrijding
worden een aantal concrete afspraken genoemd in de overeenkomst, echter hoe deze overeenkomst
concreet bij gaat dragen aan de eerbiediging van de mensenrechten is deze leden niet
geheel duidelijk. Biedt de reguliere politieke dialoog (voldoende) ruimte om aandacht
te besteden aan mensenrechten? Hoe kan deze overeenkomst concreet bijdragen aan de
verbetering van de mensenrechten situatie in Armenië? Specifiek: hoe verwacht de regering
dat deze samenwerking kan bijdragen aan de versterking van de rechten van minderheden
in Armenië? En welke prioriteiten stelt de regering in de samenwerking met Armenië
op het gebied van mensenrechten, zo vragen deze leden.
Politieke verhoudingen
Verder hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over de relatie tussen
deze overeenkomst en het lidmaatschap van Armenië van de Euraziatische Economische
Unie (EEU). Hoe verwacht de regering dat deze overeenkomst de relatie tussen de EU,
Armenië en Rusland beïnvloedt? Hoe ziet de regering potentiële verdere economische
ontwikkelingen in de relatie met Armenië, zolang zij lid zijn van de EEU?