Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2020
Hierbij bied ik u aan het besluit van 18 juni 2020 houdende implementatie van enkele
bepalingen van Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei
2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU L 150/109)
(Besluit gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen)1. Dit besluit bevat tevens wijzigingen van het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen
en gevaarlijke afvalstoffen, het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit stortplaatsen
en stortverboden afvalstoffen en enkele andere meer wetstechnische wijzigingen.
De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven procedure (artikel
21.6, vijfde lid van de Wet milieubeheer).
Gelet op artikel 21.6, zesde lid, van de Wet milieubeheer behoefde dit besluit niet
te worden voorgehangen. Van de inhoud van dit besluit is overeenkomstig die bepaling
tegelijk met de aanbieding aan de Raad van State mededeling gedaan aan de beide Kamers
der Staten-Generaal. Een vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt, indien
artikel 21.6, vijfde lid, eerste volzin, van de Wet milieubeheer van toepassing is,
in beginsel pas in werking op een tijdstip dat, nadat vier weken zijn verstreken na
de toezending ervan aan de beide Kamers der Staten-Generaal, bij koninklijk besluit
wordt vastgesteld. Op grond van artikel 7a van de Bekendmakingswet kan in afwijking
daarvan echter een eerder tijdstip van inwerking treden worden vastgesteld indien
het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een bindend Europees besluit.
De inwerkingtreding van het besluit is voorzien op 1 juli 2020. Voor de inhoud van
het besluit verwijs ik u naar de nota van toelichting bij het besluit.
Een gelijkluidende brief heb ik heden gezonden aan de voorzitter van de Eerste der
Staten-Generaal.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S. van Veldhoven-van der Meer