Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35261 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 35261 nr. 2 |
Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, gelet op de technologische en maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van het elektronisch verkeer, wenselijk is om afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht te moderniseren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
B
In artikel 2:1 wordt, onder vernummering van het eerste en tweede lid tot tweede en derde lid, een lid ingevoegd, luidende:
1. Een bestuursorgaan draagt zorg voor passende ondersteuning bij het verkeer met dat bestuursorgaan.
C
Artikel 2:3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «geschriften» vervangen door «een bericht».
2. In het tweede lid wordt «geschriften die niet voor hem bestemd zijn en die ook niet worden doorgezonden» vervangen door «een bericht dat niet voor hem bestemd is en dat ook niet wordt doorgezonden».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Voor een elektronisch ontvangen bericht gelden het eerste en tweede lid slechts indien het bestuursorgaan uit het bericht, gelet op de wijze waarop het is verzonden, zonder nadere bewerking kan afleiden aan wie het bericht moet worden door- of teruggezonden.
D
Afdeling 2.3 komt te luiden:
1. In het verkeer met een bestuursorgaan kan een bericht langs elektronische weg worden verzonden, tenzij een vormvoorschrift zich daartegen verzet.
2. In het verkeer tussen een bestuursorgaan en een natuurlijke persoon wordt het gebruik van de elektronische weg niet voorgeschreven voor een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht.
3. In het verkeer tussen een bestuursorgaan en een onderneming of rechtspersoon kan het gebruik van de elektronische weg bij of krachtens de wet worden voorgeschreven voor een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht.
Voor zover geen toepassing is gegeven aan artikel 2:7, derde lid, kan een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Indien een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzendt, geschiedt dit op een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke manier, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.
1. Indien een bestuursorgaan een bericht elektronisch verzendt door het bericht te plaatsen in een systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde toegang heeft tot het bericht, wordt aan de geadresseerde binnen 48 uur elektronisch meegedeeld dat voor hem een bericht van het bestuursorgaan toegankelijk is geworden, tenzij de geadresseerde heeft laten weten een dergelijke kennisgeving niet te willen ontvangen.
2. De kennisgeving ontsluit het bericht of bevat informatie over de aard en de rechtsgevolgen van het bericht en vermeldt, voor zover van toepassing, de termijn voor het verrichten van een handeling door de geadresseerde.
1. Indien een bestuursorgaan een melding ontvangt dat een elektronisch verzonden bericht of een in artikel 2:10 bedoelde kennisgeving niet is bezorgd bij de geadresseerde, wordt het bericht of de kennisgeving ten minste eenmaal opnieuw elektronisch verzonden. De tweede verzending van een bericht geldt als tijdstip waarop het bericht is verzonden, onverminderd artikel 3:41.
2. Indien een bestuursorgaan herhaaldelijk een melding ontvangt dat de in artikel 2:10 bedoelde kennisgeving niet is bezorgd bij een geadresseerde, spant het zich in om de geadresseerde elektronisch te bereiken.
1. Een ieder kan een bericht dat deel uitmaakt van een procedure over een besluit of een klacht of een ander krachtens wettelijk voorschrift voorgeschreven bericht elektronisch aan een bestuursorgaan zenden.
2. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan wordt voor ieder type bericht als bedoeld in het eerste lid, gelet op de aard en de inhoud van het type bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt, een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke wijze van verzenden aangewezen.
3. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kunnen nadere eisen worden gesteld, mits die eisen de mogelijkheid van elektronische verzending niet onevenredig belemmeren.
Een ander bericht dan een bericht als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, kan elektronisch aan een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend. Het bestuursorgaan kan nadere eisen stellen.
1. Een bestuursorgaan kan elektronisch verschafte gegevens en bescheiden weigeren voor zover de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor het bestuursorgaan zou leiden.
2. Een bestuursorgaan kan een elektronisch verzonden bericht weigeren voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van het bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.
3. Het bestuursorgaan deelt een weigering op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk aan de afzender mee.
1. Indien een bericht als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, niet is verzonden op de voor dat bericht aangewezen wijze, kan een bestuursorgaan ermee volstaan de afzender te wijzen op de juiste wijze van verzending, tenzij:
a. het bestuursorgaan het bericht zonder nadere bewerking kan behandelen als ware het op de juiste wijze ingediend;
b. het bericht een bezwaarschrift of een administratief beroepschrift betreft; of
c. voor het type bericht geen wijze van verzending is aangewezen.
2. Een bestuursorgaan is niet gehouden op een bericht als bedoeld in het eerste lid te reageren, indien het bericht is verzonden op een wijze die niet voor enig bericht als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, is aangewezen.
1. Een bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch bericht als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, dat is verzonden overeenkomstig het tweede lid van dat artikel en met inachtneming van de nadere eisen, gesteld krachtens het derde lid van dat artikel, tenzij:
a. het bestuursorgaan en de verzender gebruikmaken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking en de verzender in dat systeem kan zien dat het bericht voor het bestuursorgaan beschikbaar is; of
b. van de verzender geen elektronisch adres beschikbaar is.
2. Indien een bericht als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, aan een bestuursorgaan wordt verzonden door de rechtstreekse invoer van gegevens in een systeem voor gegevensverwerking van het bestuursorgaan, stelt het bestuursorgaan de ingevoerde gegevens aan de verzender ter beschikking op een voldoende betrouwbare en vertrouwelijke manier.
1. Aan het vereiste van ondertekening is voldaan door een elektronische handtekening, indien de methode die daarbij voor ondertekening is gebruikt, voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en inhoud van het elektronische bericht en het doel waarvoor het is gebruikt.
2. Indien de veiligheid en de betrouwbaarheid van het elektronische bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt dit noodzakelijk maken, kan bij wettelijk voorschrift het gebruik worden voorgeschreven van een bepaald type elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onder 10, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 (PbEU 2014, L 257). Daarbij kunnen aanvullende eisen worden gesteld, tenzij het gaat om een geavanceerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onder 11, of een gekwalificeerde elektronische handtekening als bedoeld in artikel 3, onder 12, van die verordening.
Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, geldt:
a. het tijdstip waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan of een ander bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt;
b. indien het bestuursorgaan gebruikmaakt van een systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde toegang heeft tot het bericht: het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde;
c. indien het bestuursorgaan gebruikmaakt van zowel een voorziening voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing als bedoeld in artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst als een andere voorziening: het tijdstip waarop het bericht toegankelijk is geworden via de eerstgenoemde voorziening.
Als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is ontvangen, geldt het tijdstip waarop het bericht zijn systeem voor gegevensverwerking of een ander daartoe aangewezen systeem heeft bereikt of het tijdstip waarop het bericht op andere wijze elektronisch toegankelijk wordt voor het bestuursorgaan.
1. Het bestuursorgaan kan een wettelijke termijn voor de indiening van een bericht verlengen wegens een verminderde elektronische bereikbaarheid van het bestuursorgaan.
2. Het bestuursorgaan doet van de in het eerste lid bedoelde verlenging zo spoedig mogelijk mededeling op een zodanige wijze dat degenen die gebruikmaken van de desbetreffende wijze van elektronische verzending hiervan tijdig kennis kunnen nemen.
3. Indien voor de indiening van een bericht bij een bestuursorgaan een termijn is gesteld, en het bestuursorgaan in een periode voorafgaand aan het einde van die termijn enige tijd niet bereikbaar is via de met toepassing van artikel 2:13, tweede lid, voor dat bericht aangewezen wijze van elektronische verzending, wordt de verzender de overschrijding van die termijn niet tegengeworpen indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verzender in verzuim is geweest.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen wegens verminderde elektronische bereikbaarheid van het bestuursorgaan.
1. Indien een kennisgeving als bedoeld in artikel 2:10 niet is verzonden, wordt de overschrijding van een termijn die is aangevangen met de verzending van het bericht waarop deze kennisgeving betrekking heeft, niet aan de geadresseerde tegengeworpen, tenzij de geadresseerde heeft laten weten deze kennisgeving niet te willen ontvangen.
2. De overschrijding van een termijn wordt de geadresseerde evenmin tegengeworpen indien hij de kennisgeving, bedoeld in artikel 2:10, niet heeft ontvangen en redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat hij in verzuim is geweest.
Indien de indiening van een bericht als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, aan een termijn is gebonden en de verzender redelijkerwijs kon menen dat hij het bericht kon indienen zoals hij heeft gedaan, wordt deze termijn verlengd met het tijdsverloop tussen de ontvangst van het bericht en de in artikel 2:16, eerste lid, bedoelde reactie, doch met ten minste één werkdag.
Indien een bericht met toepassing van artikel 2:16, eerste lid, onder a, wordt behandeld, vangt een bij wettelijk voorschrift bepaalde behandeltermijn aan op het tijdstip van interne doorgeleiding, mits het bestuursorgaan de afzender onverwijld mededeling doet van de doorgeleiding en het tijdstip waarop de termijn aanvangt.
Indien het bestuursorgaan gebruikmaakt van een systeem voor gegevensverwerking waarin de geadresseerde toegang heeft tot het bericht, rust op het bestuursorgaan de bewijslast inzake de ontvangst van aan het bestuursorgaan gezonden berichten en de verzending van aan de geadresseerde gezonden berichten, alsmede inzake gegevens over de kennisneming van deze berichten door de geadresseerde. De afzender of de geadresseerde wordt desgevraagd afschrift van deze gegevens verstrekt.
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan tijdelijk worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens deze afdeling, voor zover dat nodig is wegens nieuwe technische ontwikkelingen. Indien daarbij wordt afgeweken van in deze afdeling geboden waarborgen, wordt een gelijkwaardig alternatief opgenomen.
2. Bij toepassing van het eerste lid wordt in ieder geval geregeld van welke bepaling of bepalingen, door welke bestuursorganen of belanghebbenden, op welke wijze en gedurende welke periode wordt afgeweken.
3. De voordracht voor de algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
4. Onze Minister zendt ten minste twaalf maanden voor het einde van de werkingsduur van de algemene maatregel van bestuur aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de toepassing van de nieuwe ontwikkelingen in relatie tot elektronisch bestuurlijk verkeer, alsmede een standpunt inzake de voortzetting anders dan bij algemene maatregel van bestuur.
Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld over het bewaren en vernietigen van berichten die zijn verzonden via een voorziening voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing als bedoeld in artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst, waaronder regels inzake de termijn waarbinnen berichten ten minste en ten hoogste worden bewaard.
E
Artikel 4:3a vervalt.
F
Artikel 4:4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. In het formulier worden geen gegevens gevraagd die voor de te nemen beschikking niet noodzakelijk zijn, tenzij wordt vermeld dat de verstrekking van die gegevens niet verplicht is.
G
Aan artikel 4:5 wordt een lid toegevoegd luidende:
5. Het bestuursorgaan kan afzien van het bieden van de gelegenheid het verzuim te herstellen, indien het toepassing geeft aan artikel 2:16, eerste lid, aanhef.
H
Artikel 4:17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het vijfde tot en met zevende lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.
I
In artikel 4:20d, derde lid, wordt «4:17, vierde lid, en zesde lid, onder a en b» vervangen door «4:17, vijfde lid, onder a en b».
J
In de artikelen 7:14 en 7:27 wordt «Artikel 3:6, tweede lid» telkens vervangen door «De artikelen 2:24 en 3:6, tweede lid».
K
Na artikel 8:36e wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Voor zover de verplichting tot digitaal procederen als bedoeld in artikel 8:36a niet geldt, kan de bestuursrechter kenbaar maken dat de elektronische weg openstaat voor het instellen van beroep, het aanwenden van andere rechtsmiddelen of het indienen van een ander stuk in het kader van een procedure.
L
Artikel 8:40a vervalt.
In artikel 46d, vierde lid, van de Advocatenwet wordt «De artikelen 2:14 tot en met 2:17» vervangen door «De artikelen 2:8, 2:9, 2:15, 2:18, 2:19, onder a en b, en 2:20».
In artikel 1:8 van de Algemene douanewet wordt «De artikelen 2:1 en 2:2» vervangen door «De artikelen 2:1, tweede en derde lid, en 2:2».
In artikel 13, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen wordt «In afwijking van artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid en 2:8».
De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3a, eerste lid, wordt «In afwijking van artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid en 2:8».
B
In de artikelen 27gd en 29 wordt «8:31 tot en met 8:40a» vervangen door «8:31 tot en met 8:40».
De Dienstenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, zesde lid, wordt «artikel 2:14, eerste lid, vervangen door «artikel 2:8».
B
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «artikel 2:14, eerste lid, vervangen door «artikel 2:8».
2. Het vierde en vijfde lid worden vernummerd tot derde en vierde lid.
3. In het vierde lid (nieuw), aanhef en onder b, wordt «vierde lid» telkens vervangen door «derde lid».
C
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Artikel 2:15, tweede lid» vervangen door «Artikel 2:15, eerste lid».
2. In het tweede lid wordt «de artikelen 2:14, derde lid, 2:15, derde en vierde lid, 2:16 en 2:17» vervangen door «de artikelen 2:9 tot en met 2:12, 2:14, 2:15, tweede en derde lid, en 2:16 tot en met 2:27».
Aan artikel 7.7, derde lid, van de Erfgoedwet wordt een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan worden afgeweken van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
Aan artikel 4, tweede lid, van de Kaderwet overige BZK-subsidies wordt een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan worden afgeweken van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 7c, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 wordt «In afwijking van artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid en 2:8».
De Kadasterwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 7c wordt «de artikelen 2:13 tot en met 2:17» vervangen door «afdeling 2.3».
B
Artikel 7d komt te luiden:
Artikel 16.1 van de Omgevingswet komt te luiden:
1. Een elektronische aanvraag om een besluit of een melding op grond van deze wet wordt in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen ingediend of gedaan via de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 20.21.
2. Het elektronisch voldoen aan een andere informatieverplichting dan een melding of het elektronisch verzenden van een ander bericht op grond van deze wet kan in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen plaatsvinden op de bij die maatregel aangegeven wijze.
3. Bij de maatregel kunnen in afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht gevallen worden aangewezen waarin het verkeer, bedoeld in het eerste en tweede lid, alleen elektronisch kan plaatsvinden.
In artikel 47, eerste lid, onder n, van de Politiewet 2012 wordt «artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8».
In artikel 35 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte wordt «artikel 2:1, tweede lid» vervangen door «artikel 2:1, derde lid».
De Vreemdelingenwet 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2s, tweede lid, wordt «artikel 2:1» vervangen door «artikel 2:1, tweede en derde lid,».
B
Artikel 4, vierde lid, tweede zin, komt te luiden: Daarbij kan ter uitvoering van een verdrag of bindende EU-rechtshandeling het gebruik van de elektronische weg worden voorgeschreven.
C
In artikel 23, derde lid, wordt «artikel 2:1» vervangen door «artikel 2:1, tweede en derde lid,».
D
In artikel 36 wordt «artikel 2:1, eerste lid» vervangen door «artikel 2:1, tweede lid».
E
In artikel 70, eerste lid, wordt «de artikelen 2:1 en 8:24» vervangen door «de artikelen 2:1, tweede en derde lid, en 8:24».
In artikel 6.14, eerste lid, van de Waterwet wordt «in afwijking van artikel 2:15, eerste en tweede lid» vervangen door «In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8».
In artikel 12o, tweede lid, onder n, van de Wet ambtenaren defensie wordt «artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8».
In artikel 25a, zesde lid, onder a, van de Wet belastingen op milieugrondslag wordt «de artikelen 2:14, eerste lid, en 2:15» vervangen door «de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8».
In de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt na artikel 1.3.9 een artikel ingevoegd, luidende:
A
B
Artikel 4.4.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin toegevoegd, luidende: Artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onder b wordt «artikel 2:15» vervangen door «artikel 2:13, derde lid».
2. In het zesde lid wordt «voorzover een belanghebbende de gegevens niet langs elektronische weg verzendt als bedoeld in artikel 2:15 van de Algemene wet bestuursrecht» vervangen door «in afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht».
De Wet maatregelen woningmarkt 2014 II wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.6, vierde lid, komt te luiden:
4. In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de aanvraag om in aanmerking te komen voor de toepassing van de uitzondering, bedoeld in het tweede lid, langs elektronische weg ingediend bij Onze Minister.
B
Artikel 1.12, eerste lid, komt te luiden:
1. In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een voorgenomen investering langs elektronische weg aangemeld bij Onze Minister.
C
Artikel 1.13, eerste lid, eerste zin, komt te luiden: In afwijking van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht wordt een gerealiseerde investering langs elektronische weg aangemeld door de belastingplichtige bij Onze Minister.
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 5a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Artikel 38k wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin toegevoegd, luidende: Artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
De Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 20, vierde lid, wordt «artikel 76, derde lid» vervangen door «artikel 76, tweede lid».
B
In artikel 76 vervalt het tweede lid, onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid.
C
In artikel 78, derde lid, wordt «artikel 2:1, eerste lid» vervangen door «artikel 2:1, tweede lid».
In artikel 14 van de Wet op de loonvorming wordt «artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8».
In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt na artikel 1.21 een artikel ingevoegd, luidende:
In artikel 16a van de Wet op het notarisambt wordt «De artikelen 2:1 en 2:2» vervangen door «De artikelen 2:1, tweede en derde lid, en 2:2».
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 24p wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin toegevoegd, luidende: Artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. In het tweede lid wordt na de eerste zin een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 4c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Artikel 38k wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin toegevoegd, luidende: Artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
B
Artikel 41j wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin toegevoegd, luidende: Artikel 2:7, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. Aan het slot van het tweede lid wordt een zin toegevoegd, luidende: De artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing.
In artikel 54, onder i, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt «artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8».
In artikel 32e, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt «artikel 2:14, eerste lid» vervangen door «de artikelen 2:7, tweede lid en 2:8».
In artikel 27 van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt aan het achtste lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan worden afgeweken van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 18 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt aan het tweede lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan worden afgeweken van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
In artikel 15 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 wordt aan het tweede lid een zin toegevoegd, luidende: Daarbij kan worden afgeweken van de artikelen 2:7, tweede lid, en 2:8 van de Algemene wet bestuursrecht.
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 juni 2018 ingediende voorstel van wet houdende algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid) (Kamerstukken 34 972) tot wet is of wordt verheven en artikel 5, eerste lid, onder f, van die wet in werking treedt of is getreden voordat artikel I, onderdeel C, artikel 2:19, onder c, onderscheidenlijk artikel 2:27, van deze wet in werking treedt, wordt in artikel I, onderdeel C, artikel 2:19, onder c, onderscheidenlijk artikel 2:27, van deze wet «artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst» vervangen door «artikel 5, eerste lid, onder f, van de Wet digitale overheid».
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 19 juni 2018 ingediende voorstel van wet houdende algemene regels inzake het elektronisch verkeer in het publieke domein en inzake de generieke digitale infrastructuur (Wet digitale overheid) (Kamerstukken 34 972) tot wet is of wordt verheven en artikel 5, eerste lid, onder f, van die wet gelijktijdig in werking treedt met of later in werking treedt dan artikel I, onderdeel C, artikel 2:19, onder c, onderscheidenlijk artikel 2:27, van deze wet, wordt in artikel 2:19, onder c, onderscheidenlijk artikel 2:27 van de Algemene wet bestuursrecht «artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst» vervangen door «artikel 5, eerste lid, onder f, van de Wet digitale overheid».
Indien het bij koninklijke boodschap van 12 juli 2018 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake een uniform experiment met teelt en verkoop van hennep en hasjiesj voor recreatief gebruik in een gesloten coffeeshopketen (Wet experiment gesloten coffeeshopketen) (Kamerstukken 34 997) tot wet is of wordt verheven, vervalt in artikel 7, derde lid, van die wet «in afwijking van artikel 2:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35261-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.