35 145 Voorstel van wet van de leden Bisschop en Kwint tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de afschaffing van het lerarenregister en het registervoorportaal

D MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 7 oktober 2021

1. Inleiding

De initiatiefnemers bedanken de fracties van de VVD, PvdA en SGP voor hun inbreng. Met deze memorie van antwoord gaan zij in op de aan hen gestelde vragen.

2. Aanleiding en achtergrond

Waarom zou het lerarenregister niet ongewijzigd in de wetgeving kunnen blijven bestaan, zo vragen de VVD-fractieleden, en is hier niet gewoon sprake van een proces van gefaseerde inwerkingtreding? Deze leden vragen of het zo is dat op het moment dat er een vertegenwoordiging met draagvlak is binnen de beroepsgroep, de wet wel degelijk volledig in werking kan treden? Er is toch sprake van een lerarenregister voor en door leraren? De wet zou een register voor en door leraren zijn, waarbij de beroepsgroep zeggenschap heeft over de herregistratiecriteria en regels ter validering van het activiteitenaanbod.

De initiatiefnemers hebben eerder aangegeven dat de huidige wet hoe dan ook gewijzigd zal moeten worden voordat de beroepsgroep verder zou kunnen met een register dat past bij het onderwijsveld. Fundamenteel probleem is namelijk dat de structuur van het lerarenregister op gespannen voet staat met een register voor en door leraren. Om voor en door leraren te zijn zal het register moeten passen bij de specifieke situatie van het beroep. De Onderwijsraad wees er echter op dat het lerarenregister een bureaucratische exercitie dreigde te worden die ver afstaat van de leraren in de klas en de praktijk in de school.1 Volgens de raad bergt de keuze voor gevalideerd aanbod het risico in zich van een vastomlijnd en zeer gestandaardiseerd programma, dat afvinkgedrag stimuleert. De Onderwijsraad beveelt daarom aan veel meer uit te gaan van de bestaande praktijk van bekwaamheidsonderhoud, bijvoorbeeld met portfolio’s. Die keuze vraagt een andere inrichting van de wet dan de inzet op herregistratie op grond van gevalideerd aanbod.

De initiatiefnemers willen ook de hardnekkige suggestie wegnemen, zoals actief in het leven gehouden door de regering, dat hier sprake zou zijn van een regulier proces van gefaseerde inwerkingtreding. Allereerst moet het te denken geven dat we bijna een volledige herregistratietermijn verder zijn dan beoogd ten tijde van het aanvaarden van het wetsvoorstel, zonder dat de meest wezenlijke onderdelen in werking zijn getreden. Bovendien heeft het uitstellen van de inwerkingtreding alles te maken met het wegvallen van draagvlak in de sector. Er is dus primair sprake van een politiek probleem en niet van een technische uitwerkingskwestie. Staatsrechtelijk is er geen grond om, afgezien van de reguliere processen van gefaseerde inwerkingtreding, de verdere inwerkingtreding van wetgeving op te schorten wanneer het draagvlak is weggevallen en fundamentele inhoudelijke problemen bestaan met de aangenomen wetgeving. Een nieuwe start is nodig.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De VVD-fractieleden vragen de initiatiefnemers of het niet zo is dat de wet betreffende de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal tevens ervoor bedoeld is erop toe te kunnen zien dat leraren die zich schuldig hebben gemaakt aan strafrechtelijke feiten, niet op een andere school weer gemakkelijk aan het werk zouden komen.

De initiatiefnemers hebben nooit begrepen dat dit een doel was bij de invoering van het lerarenregister. Het bekwaamheidsonderhoud stond centraal bij de invoering. In de wetgeving is al lange tijd geregeld dat geen bevoegdheid bestaat tot het geven van onderwijs voor degenen die door rechterlijk vonnis daarvan zijn uitgesloten en dat bij aanstelling een verklaring omtrent het gedrag moet worden overlegd (bijvoorbeeld artikel 3, eerste lid, onderdelen a en c, WPO). Met deze bepalingen bestond al een sluitend systeem voordat het lerarenregister werd ingevoerd. Het is de initiatiefnemers niet bekend dat zich op dit punt veel problemen zouden voordoen.

De leden van de PvdA-fractie wat de rol van het wetsvoorstel is bij het versterken van de positie van leraren en het zichtbaar maken en verbeteren van hun beroepskwaliteit. De gedachte achter het lerarenregister en het registervoorportaal was namelijk dat het beroep van leraar met deze maatregelen aantrekkelijk zou worden voor mensen die een loopbaan in het onderwijs overwegen en dat het een stimulans zou zijn voor het borgen van structureel bekwaamheidsonderhoud door iedere docent.

De initiatiefnemers zijn het van harte eens met de door deze leden genoemde doelstellingen. Het verankeren van de definitie van het beroep leraar en de professionele ruimte en ook van het professioneel statuut kunnen daaraan volgens hen een bijdrage leveren. Deze elementen blijven in de wetgeving aanwezig als het wetsvoorstel wordt aangenomen. Daarnaast wordt terecht ook op andere manieren geprobeerd het beroep van leraar aantrekkelijker te maken, bijvoorbeeld door het verbeteren van de salarissen. De initiatiefnemers constateren echter dat het lerarenregister in de huidige vorm geen statussymbool van de sector is geworden, maar juist een obstakel op de weg naar meer erkenning en verbetering te komen. Dat komt doordat de structuur van het register top-down en bureaucratisch van aard is, in plaats van aan te sluiten bij de concrete situatie van scholen en leraren en hun ontwikkelmogelijkheden. De initiatiefnemers willen met het wetsvoorstel de weg vrij maken om de beroepsgroep de kans te geven om zelf aan de slag te gaan. De suggestie dat we op termijn nog met de huidige wet verder zouden kunnen, is volgens hen misplaatst en leidt tot onnodige vertraging om een ambitieuze aanpak uit te werken. Het onderwijsveld moet ondubbelzinnig het vertrouwen krijgen dat het een aanpak kan kiezen die past bij de specifieke doelgroep, al dan niet met een register.

Met het schrappen van het register in dit wetsvoorstel is volgens de leden van de PvdA-fractie ook een aantal neveneffecten gemoeid. Zo zouden ook de bepalingen over het professioneel statuut worden geschrapt. Zij vragen of de initiatiefnemers dit wenselijk achten.

De initiatiefnemers merken dat sprake is van een misverstand. Als gevolg van het amendement-De Hoop/Westerveld (Kamerstukken II, 2020/21, 35 145, nr. 9), blijft namelijk het professioneel statuut bestaan. Het amendement wilde recht doen aan zorgen die hierover in het veld leefden.

De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze wordt het register beëindigd dan wel overgedragen aan private partijen en of de geregistreerde leraren voldoende worden geïnformeerd.

De initiatiefnemers zouden het verstandig vinden als de regering proactief verkent hoeveel en in hoeverre geregistreerde leraren van het register gebruik willen blijven maken. Het feit dat het register na inwerkingtreding van het wetsvoorstel niet langer in de wet staat, betekent niet dat het register daarmee onvermijdelijk moet verdwijnen. Het is mogelijk om het register over te dragen aan partijen in het onderwijs indien daaraan behoefte bestaat en het zou logisch zij dat de regering daarbij dan actieve ondersteuning zou leveren.

Bisschop Kwint


X Noot
1

Onderwijsraad, Advies Besluit lerarenregister, 11 oktober 2017.

Naar boven