35 129 Voorstel van wet van het lid Van Raak houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot opneming van bepalingen inzake het correctief referendum

Nr. 13 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID ÖZÜTOK TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 9

Ontvangen 22 september 2020

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel II wordt na onderdeel C een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Na artikel 133 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 133a

  • 1. Indien bij de wet is bepaald dat de besturen van de waterschappen, of een deel van deze besturen, worden gekozen door ingezetenen van de waterschappen, worden, behoudens bij de wet te stellen uitzonderingen, besluiten, houdende algemeen verbindende voorschriften, die door de besturen van een waterschap zijn genomen, en andere bij de wet aan te wijzen besluiten van deze besturen aan een beslissend referendum onderworpen onder de voor de verkiezingen gerechtigde ingezetenen, indien een bij de wet te bepalen aantal van deze kiesgerechtigden daartoe de wens kenbaar maakt, een en ander volgens bij of krachtens de wet te stellen regels.

  • 2. Indien bij het referendum een meerderheid zich tegen het besluit uitspreekt en deze meerderheid een bij wet te bepalen deel omvat van hen die gerechtigd waren aan het referendum deel te nemen, vervalt het besluit van rechtswege.

II

In artikel II, onderdeel D, wordt « en 128a» vervangen door «, 128a en 133a», en «artikel 128a» door «de artikelen 128a en 133a».

Toelichting

De indiener stelt voor om naast een landelijk correctief referendum ook een correctief referendum mogelijk te maken op provinciaal en lokaal niveau. Indiener is van mening dat besluiten, houdende algemeen verbindende voorschriften, die door een algemeen bestuur van een waterschap zijn genomen ook referendabel zouden moeten kunnen worden. Besluiten die de waterschappen nemen raken immers ook de leefomgeving van inwoners. Mede door de verdere decentralisatie van het ruimtelijk beleid (o.a. de Omgevingswet), de hieruit voortvloeiende grotere betrokkenheid van waterschappen bij de ontwikkelingen in het ruimtelijk beleid en het op ruimtelijk terrein meer werken als een overheid, maken dat indiener het logisch vindt dat ook deze besluiten in een referendum aan de bevolking moet kunnen worden voorgelegd. Dat dit, door het meer functionele karakter van waterschappen, mogelijk minder vaak zal gebeuren kan volgens indiener geen reden zijn om de burgers niet de mogelijkheid te geven om, als er voldoende draagvlak is voor een referendum, geen mogelijkheid te bieden om een referendum aan te vragen.

Özütok

Naar boven